Marcus als theater

logoIdW

Voor Karel Hanhart die zo bruisend over Marcus schrijft

 

 K. Hanhart promoveerde ooit aan de theologische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Sindsdien werkte hij aan Dubuque Theological Seminary, waar hij Nieuwe Testament doceerde, en later werd hij in Brussel predikant van de Protestantse Kerk. Maar Amsterdam is hij nooit vergeten. Hij beschouwt zich terecht als mede-erfgenaam van ‘Amsterdam’, zo niet de Amsterdamse school dan toch de Amsterdamse gezindte. In de laatste decennia heeft hij zich intensief met het Marcusevangelie beziggehouden waarbij hij zoveel mogelijk het perspectief zoekt vanuit de Joodse traditie. Zijn boeken vragen tijd en concentratie en zeker ook ruimte voor tegenspraak en dat brengt niet ieder op die in de hitte van de dag werkt. Men zou zijn werk zomaar kunnen negeren. Dat zij verre. Laat me daarom dromen over het effect van zijn werk. Wat gebeurt er als hij schrijft?

Karel Hanhart zet de evangelist Marcus op het toneel. Hij doet dat met een grandioos script, waarin zoveel plots en subplots door elkaar heen zijn verwerkt dat ik als toeschouwer in een roes wordt gebracht. Wat hier gebeurt, is meeslepend en tegelijk moeilijk na te vertellen. Maar net als ik zijn script wat verdwaasd naast me neer heb gelegd, verschijnt Marcus zelf. Ineens staat hij voor me. Een taaie, schrandere Jood. Hij geeft zich niet makkelijk, is zeer op zijn hoede, hult zich in beelden en gelijkenissen, maar hij blijft je intrigeren. Zijn verhaal vraagt je volledige aandacht. Zo verschijnt Marcus op het toneel en niemand kan om hem heen. Hoe krijgt Karel Hanhart dat voor elkaar? Wie is deze Marcus? Is het de ‘historische Marcus’ of is het zijn eigen creatuur? En welke rol speelt Marcus op het toneel dat hij voor hem heeft klaargezet? Ik kan het alleen in eigen woorden vertellen en uiteraard op eigen verantwoording.

De dubbele Marcus

Marcus moet tweemaal opnieuw beginnen in zijn leven. Dat ‘opnieuw beginnen’ bepaalt zijn optreden. Hij is na de pauze bepaald niet meer dezelfde als ervoor. In zijn formatieve jaren leert Marcus de beweging van Jezus kennen tijdens de bijeenkomsten van diens eerste leerlingen bij hem thuis. Jezus is dan al een herinnering, maar Marcus beleeft deze beweging als een hoopvolle zaak, gericht op een toekomst waar de hele wereld van zal dromen. Gedreven door een revolutionaire geest verwerkt hij zijn ervaringen in een theologie van de hoop. Maar zo’n veertig jaar later wordt hij getuige van de oorlog van Rome tegen het Joodse volk. Hij beleeft de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel. De eerste leerlingen komen om. Hij behoort langzamerhand tot de ouderen. Hij beseft dat de revolutie in materiële zin is mislukt. En daardoor verandert zijn beeld van Jezus totaal. Het oude beeld gaat aan scherven. En toch laat de beweging hem niet los. Integendeel, hij voelt zich genoodzaakt om zijn hele verhaal te herschrijven. Marcus begint dus weer opnieuw en hij schrijft nu anders. De argeloosheid van de beginneling maakt plaats voor behoedzaamheid. Hij versleutelt zijn tekst en verzegelt haar met het oog op veiliger tijden. De theologie van de hoop verandert in een theologie na de moord op zijn volk.

Hoe de eerste versie van het Marcusevangelie, de theologie van de hoop, er uit heeft gezien, weten we niet. We kunnen slechts gissen. Je kan met een romantiserende blik bedenken hoe een jonge Marcus er mee bezig is geweest. Het verhaal groeide met hem mee, zeg vanaf zijn twaalfde. Het begon in zijn woonplaats Jeruzalem, in een gespannen sfeer, waar hij getuige was van heftige gesprekken die de leiders van de Jezusbeweging met elkaar en met de officiële leiders van het Joodse volk voerden. Een tijd van oorlogsdreiging en achterdocht. Later nam hij deel aan reizen van Paulus en Petrus die hem door het Romeinse rijk voerden, tot in Rome toe. Hij was een bevlogen jongen, maar hij bespeurde bij zich zelf ook grote angst voor de consequenties van deze beweging. De Joodse identiteit stond op het spel en dat riep grote emoties op. Hoe kan je de zuiverheid van de omgang met Gods Woord bewaren als je je compromitteert met mensen die er niets van begrijpen? Hij raakte op pijnlijke wijze betrokken bij splijtende ruzies in eigen kring. Maar hij blijft meedoen. Hij koestert zijn herinneringen. Wanneer de meeste grote leiders van de beweging wegvallen, wordt hij zelf verantwoordelijk voor de overlevering. Er is geen alternatief dan op te schrijven wat hij weet. Hij weet, dat Jezus een bijzonder licht heeft laten vallen op de Tora. Hij verstaat de Tora vanuit de manier waarop Jezus eruit leefde: namelijk door mens en maatschappij gezond te maken. Hij begrijpt ook, in vrezen en beven, dat de Tora niet exclusief bedoeld is om de Joodse identiteit te beschermen, maar inclusief, voor de handhaving van de humaniteit van alle volken. Zo schrijft hij de eerste versie van zijn verhaal over Jezus Messias. Het is een revolutionair pamflet, geheel in het verlengde van de opwekkingsbeweging van Johannes de Doper. Het viert de komst van Gods rijk voor de hele wereld. Maar de vraag blijft: hoe kan de Messias gekomen zijn voor de hele wereld, terwijl de wereld nog niet verlost is?

De tweede versie van het Marcusevangelie, de theologie na de moord op zijn volk, ontstaat in de laatste fase van de Grote Oorlog van Rome tegen Jeruzalem, de jaren 66 tot 70. Marcus moet dan inmiddels wel een vijftiger zijn. Hij beleeft het verlies van alles wat hem heilig is. Zijn oude angst dat het Joodse volk haar identiteit zou kunnen verliezen, dreigt werkelijkheid te worden wanneer de Romeinse soldaten de rechtsgrond onder zijn volk wegslaat. De wereld is nog niet verlost – nee, ze gaat te gronde. Het moet wel zo zijn, dat Marcus in deze dagen van de oorlog alle geloof verliest en zijn revolutionaire gezindheid voelt verdampen. De stad is verwoest, de bevolking wordt vermoord of weggevoerd in slavernij en de tempel ligt erbij als een open graf. In die tijd ontstaat de tweede versie van het Marcusevangelie. Langzaam aan bemerkt Marcus dat zijn hoop opnieuw geboren wordt. Jezus wordt in deze tijd anders in zijn ogen. De Messias groeit samen met de crisis van zijn eigen volk. De verhalen over het kruis en het graf van Jezus worden verhalen over het drama waar zijn hele volk doorheen gaat, in die gruwelijke oorlogsjaren van 66 tot 70. Marcus beseft dat de Messias is gekomen om zich met zijn volk te vereenzelvigen in dit lijden. Het beeld van zijn graf en het beeld van de verwoeste tempel schuiven over elkaar heen. De Messias biedt zijn volk Israël geen toekomst buiten dit lijden om. In dat bittere besef herschrijft hij zijn verhaal. Het evangelie was een revolutionair pamflet, maar het wordt een tragedie. Een tragedie zonder deus ex machina, maar – ondanks alles – een tragedie met de verwachting van de komst van Gods rijk. Marcus herneemt de geschiedenis van Jezus. Hij begint helemaal opnieuw te vertellen. Hij mengt het verhaal met de bitterheid van de ondergang van Jeruzalem. Niettemin schrijft hij in de hoop op een heel nieuwe toekomst voor zijn volk en voor alle volken.

Flavius Josefus

Terwijl Marcus zijn tweede versie van het evangelie aan het licht brengt, doemt naast hem op het toneel een andere gestalte op. Het is de Joodse historicus Flavius Josefus, tijdgenoot van Marcus. Die heeft de crisis van het Joodse volk persoonlijk overleefd door tijdig over te stappen van zijn positie als opstandelingenleider naar een prestigieuze post bij de Romeinse keizer Vespasianus. Daar krijgt hij de kans om de geschiedenis van de Grote Oorlog te beschrijven. Zijn oorlogsboeken groeien uit tot een adembenemende tragedie. Met meesterschap houdt hij de herinneringen vast aan de oorlogstijd. Wie zijn werk leest, kan het niet neerleggen, zo aangrijpend is het. Maar tegelijk wordt daardoor die oorlog voorgoed verleden tijd. Hij schrijft die oorlog om zo te zeggen de geschiedenis in. Hij begraaft het verleden. Kijk, zegt Hanhart, deze Flavius Josefus begraaft niet alleen die oorlog, maar ook de mensen die geleden hebben. Uiteindelijk begraaft de historicus in zekere zin ook Jezus, zoals Jozef van Arimathea Jezus begraaft. Door het werk van deze historicus wordt de figuur van Jezus in het graf gelegd. Zo wordt zijn leven voorgoed verleden tijd. Welnu, wat Marcus doet, is precies het omgekeerde. Marcus doet alles wat hij kan, om de werkelijkheid van Jezus in ons midden present te stellen. Elk woord bij Marcus krijgt een levenwekkende lading, elke gebeurtenis heeft een extra betekenislaag. Hanhart wordt niet moe om het allemaal uit te leggen. Je gelooft niet wat je leest.

Zo zet Karel Hanhart de evangelist Marcus op het toneel in zijn laatste boek De tragedie voorbij. Het subversieve evangelie van Marcus na de verwoesting van Jeruzalem (Vught 2013). Het is teveel om in één keer te bevatten. Maar het blijft intrigeren. Je kan het boek maar beter bij de hand houden.

Maarten den Dulk

 

Dr. M. den Dulk is em. predikant en was hoogleraar Praktische Theologie in Leiden