Macbeth – een criminal mind

logoIdW

Wie dezer dagen de boekwinkel binnenstapt op zoek naar Macbeth, kan de vraag krijgen: ‘Welke bedoelt u: die van de misdaadschrijver Jo Nesbø of die van de klassieke schrijver Shakespeare?’ In beide boeken vormt niet alleen Schotland het decor en vloeit er bovengemiddeld veel bloed, maar ook handelt het over een man die ervan overtuigd is dat hij nooit zal krijgen wat hem toekomt, tenzij hij het recht in eigen hand neemt…

Wel heeft de eigentijdse Noorse auteur het een en ander aan de eenentwintigste eeuw aangepast. Waar Shakespeare zijn (konings)drama situeert in het Schotland van de elfde eeuw – waar van de negen koningen die er tussen 943 en 1040 geregeerd hadden er maar liefst zeven vermoord werden, hetzij tijdens stam- en familieoorlogen, hetzij direct door opvolgers; regicide was in die dagen in Scandinavië en Engeland eerder regel dan uitzondering – schildert Nesbø in zijn boek uit 2018 een paranoïde inspecteur Macbeth die zich laat meeslepen in een drama van liefde, schuld, politieke ambitie en hebzucht in een van drugsdeals aan elkaar hangend fabrieksstadje.

Fair is foul

Wij richten onze aandacht op Shakespeares tragedie en dan vooral op zijn beschrijving en verwoording van de motieven van de protagonist. Als een forensisch psycholoog avant la lettre brengt Shakespeare in dit korte drama namelijk prachtig voor het voetlicht hoe Macbeth – of moet je zeggen ieder mens – kan komen van kwaad tot erger…

Aanvankelijk komt Macbeth naar voren als held. Onder zijn leiding hebben de Schotten de vijand verslagen en een verrader gedood. En koning Duncan beloont zijn neef Macbeth daar uitvoerig voor, onder andere met de titel baron van Cawdor: Oh valiant cousin, worthy gentleman…noble Macbeth.

Terugkerend van het slachtveld verschijnen aan Macbeth en zijn onafscheidelijke metgezel Banquo drie heksachtige figuren, later de Weird Sisters genoemd, die voorspellen dat Macbeth koning zal worden en Banquo koningen zal voortbrengen.

En het is dit intermezzo, deze verzoeking van de – metafysische – macht van het kwaad, die zich in Macbeth vastzet en hem niet meer loslaat, ja uiteindelijk letterlijk een self-fulfilling prophecy gaat worden. Niet dat hij er aanvankelijk geen afstand van neemt, al schetst Banquo hun karakter direct het treffendst: And oftentimes, to win us to our harm / The instruments of Darkness tell us truths;/ Win us with honest trifles, to betray’s / in deepest consequence. Macbeth ziet het wel, maar wil het niet zien. In de vertaling van Van Bruxvoort / Van der Werf heet het:

Macbeth betreedt het theater van ambitie

Macbeth wil meer nu verlangen is gezaaid

virus in z’n bloed wil stromen

bloed dat kookt dat spookt

z’n hart en hoofd op hol

want nooit genoeg

zo vloeit het bloed,

zo gaat de tijd

zo eist het lot,

zo lacht de macht

zo wil het lot en god

Metgezel Banquo vormt in het stuk een tegenpool van Macbeth. Waar Macbeth zich gaandeweg laat meeslepen, weet Banquo wel de verleiding van de ook voor hem toch niet geringe voorspelling te weerstaan en bidt hij, in een tijdsgewricht waarin het van overheidswege verboden was om de naam van God te noemen in toneelstukken(!), tot een andere macht: Merciful Powers! / Restrain in me the cursed thoughts / that nature gives way to in repose!

Er is echter nog een ander tegenover voor de hoofdrolspeler: partner-in-crime Lady Macbeth. Een intrigerende dame. Voordat Isaac van Dijk over haar uitweidt, geeft hij twee waarschuwingen. Ten eerste meent hij dat men door uitvoerigheid op dit punt gemakkelijk bederven kan hetgeen Shakespeare zo bijzonder treffend verwoordt, namelijk de snelle opeenvolging van het geweldig, onstuimig optreden bij het begin, en de inzinking, de donkere schaduwen die spoedig komen. In de tweede plaats: ‘De Lady monster of engel, ik vraag rijker keus, en Shakespeare geeft gelukkig rijker keus, omdat hij psycholoog, geen fabrikant van theoriën is’.

Wat is dat toch met deze femme fatale? Duidelijk wordt dat al vanaf den beginne niet alleen Macbeth is geraakt door de woorden van de Weird Sisters. Ook lady Macbeth, een vrouw met een enorm sterke wil, droomt eerzuchtige dromen. En dat naast deze sterke, geweldig drijvende kracht de oorlogsheld Macbeth feitelijk een aarzelende twijfelaar blijkt, die weinig heeft in te brengen. Als Macbeth haar alles heeft verteld en meedeelt dat koning Duncan die nacht bij hen logeert realiseert de Lady zich dat het moment suprême is aangebroken om de voorspelling een handje te helpen. Ze gaat daarin ver, heel ver: Come to my woman’s breasts, and take my milk for gall…Wat het is wat haar drijft – haar kinderloosheid en jaloezie, haar irritatie over de besluiteloosheid van of het restje rechtschapenheid in haar echtgenoot – wordt niet helemaal duidelijk, maar zij zet hem aan tot de moord en voegt hem toe: A little water clears us of this deed: / How easy is it then!… Be not lost so poorly in your thoughts…

Nadat de moord gepleegd is, kunnen ze niet meer terug, en komt het van kwaad tot erger. De bewakers, die een vermoeden hebben van het ingrijpen van de gastheer, Banquo die zijn compaan Macbeth doorheeft: allen moeten eraan geloven. Uit de ene moord volgt de opdracht voor de volgende, Banquo en zijn kinderen, de kinderen van Duncan en andere kroonpretendenten. Ondertussen moet de nieuwe koning, na de schok over de moord, ook een feestmaal geven ter inwijding van zijn koningschap. En terwijl de moord ook Macbeth ‘zijn slaap heeft vermoord’, doemt tijdens het inwijdingsfeestmaal een geestverschijning van de vermoorde Banquo op – die hem nog meer bepaalt bij wat hij heeft gedaan. Als refrein keren in dit drama steeds weer, expliciet of impliciet, de bekende woorden, de maxime van de Weird Sisters, terug: fair is foul en foul is fair. De wereld is vol dubbele bodems, schijn bedriegt, de edele mens, het menselijk hart, het is niet wat het lijkt. Of met nog een Shakespeare quote: There’s no art / to find the mind’s construction in the face.

Full of scorpions is my mind

Shakespeare zou Shakespeare niet zijn, als hij niet ook in dit drama de vraag naar de menselijke natuur indringend aan de orde stelt: wie of wat is de mens? Zowel Banquo als Lady en Lord Macbeth schetst Shakespeare als vat vol tegenstrijdigheden, zij het ieder op eigen wijze.

Banquo is de mens zoals íe is bedoeld: hij weet de verzoeking te weerstaan. Hij is loyaal, maar wil zijn geweten wel vrij houden van schuld en zijn trouw zuiver: fears and scruples shake us / in the great hand of God I stand. In de Nederlandse vertaling komt goed uit hoe Banquo wel in staat is door het thema van de dubbele bodems heen te prikken:

Het is raar, hoe vaak de krachten van de duisternis

ons lokken met kruimels waarheid,

om ons zo diep mogelijk te laten vallen

als het erom gaat!

Het echtpaar Macbeth stelt zich echter autonoom op, heeft de hemel en anderen niet nodig, denkt genoeg te hebben aan elkaar. Ondertussen zijn ze alles behalve gewetenloze daders. Waar het drama van de moord op koning Duncan al in het tweede deel (van de in totaal zes delen) van het drama wordt gepleegd, gaat de rest van de tragedie vooral over hoe de mens zich voor het forum internum – en naar zal blijken tevergeefs – tracht te handhaven.

Lady Macbeth is een prachtig voorbeeld van hoe een mens zich aan de ene kant weet te handhaven tegenover haar vertwijfelde man en in de tegenwoordigheid van de edelen op het banket, en aan de andere kant zelf innerlijk verscheurd wordt door aanvechting, door Shakespeare fijntjes uitvergroot in de slaapwandelscène. Uiteindelijk zal deze krachtige vrouw zelfs ieder initiatief verliezen– tot ze als laatste daad de hand aan zichzelf slaat. Ergens wordt zij – Macbeth’s dearest partner of greatness – met al haar kracht in weinig ogenblikken de partner van diepe ellende. Ze klaagt – in de woorden van Shakespeare – dat alle parfums van het Oosten niet in staat zijn het bloed van haar handen als moordenares af te wassen – en je denkt: peilt zij hier niet dieper dan Pilatus die meende zijn handen in onschuld te kunnen wassen?

Macbeths weg naar de afgrond wordt uitvoeriger getekend. Hij krijgt hallucinaties – ‘terrible dreams’, ‘scorpions in my mind’ – hij kan de slaap – ‘chief nourisher in life’s feast’ – niet meer vatten en uiteindelijk beseft hij dat er geen uitweg is, dat hij is ‘opgesloten in zichzelf’: For, from this instant. there’s nothing serious in mortality: All is but toys: renown, and grace, is dead. Als hem dan vervolgens het bericht bereikt dat zijn vrouw gestorven is, volgen de woorden die ik niet kan nalaten te citeren:

Out, out brief candle!

Life’s but a walking shadow; a poor player,

that struts and frets his hour upon the stage,

And then is heard no more: it is a tale

told by an idiot, full of sound and fury

Signifying nothing…..

En inderdaad gaat het leven van Macbeth ook als kaarsstompje uit. Hij houdt zich uiteindelijk vast aan de woorden van de Weird Sisters, totdat hem in een laatste opwelling duidelijk wordt dat hij nooit naar hen had moeten luisteren en dat zij Macbeths ‘better part of man’ te lang gegijzeld hebben.

Peter Verbaan

Isaac van Dijk, Macbeth en de crimineele psychologie, Verzamelde Geschriften IV, 115-209, Groningen 1924.

W. Nijenhuis, Over heksen, demonen en demonologie – Shakespeares Macbeth en de demonologie van Jacobus, K&TH 42, 1991, 93-114.

Doeschka Meijsing, ‘“Macbeth” van William Shakespeare wekt afschuw en medelijden tegelijk. Wie of wat verleidt hem tot zijn misdaden?’, NRC 30 maart 2001.

Arjan Plaisier, Is Shakespeare ook onder de profeten? Zoetermeer 2008, 107-132.

William Shakespeare, Macbeth, Nederlandse vertaling. Evert van Bruxvoort / Marinus van der Werf, 1998.

Macbeth. The arden Shakespeare. Edited by Kenneth Muir, Cambridge 1984.

Jo Nesbø, Macbeth. Nijgh & van Ditmar, Amsterdam 2018.

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019