Maatschappijkritiek en Godschaamte
In zijn boek Maar wij hadden zo gehoopt. Het dwarse denken van Ton Veerkamp tekent Dick Boer met duidelijke, sterke lijnen het portret van een schriftgeleerde die volop aan het werk is. Ton Veerkamp (1933), vriend van Huub Oosterhuis, studentenpredikant in Berlijn aan de Technische Universiteit van 1970 tot zijn pensionering in 1998, oprichter van het tijdschrift Texte und Kontexte, wordt hier benoemd als schriftgeleerde, maar dan wel één die dwars ingaat tegen de reguliere omgang met de bijbel. De titel doet denken aan de titel die Sandra Langereis aan haar biografie meegaf: Erasmus dwarsdenker. En zeker, net als Erasmus is Ton Veerkamp bezig om de Griekse en Hebreeuwse tekst van de Schrift uit de greep van de christelijke religieuzels te halen en terug te geven aan de werkelijkheid van het leven. Maar ach nee, Erasmus is nog veel te elegant. Ton Veerkamp komt in deze schets tevoorschijn als vertaler en vertolker Hieronymus, waarbij de leeuw echter niet stil aan zijn voeten blijft liggen, maar brullend rond gaat. Zelfs het lam moet uitkijken.
Dick heeft weinig woorden nodig om de belangrijkste geschriften van Ton Veerkamp voorbij te laten komen en voert de auteur het liefst sprekend in met goed gekozen citaten. Gelukkig blijft Dick daarbij zichzelf en geeft hier en daar aan waar hij zelf andere exegetische keuzes maakt. Zo blijft de sfeer bewaard van het leerhuis, waarin alles wat gezegd wordt óók nog eens anders gezegd kan worden. We leren Ton Veerkamp kennen als student die vertrouwd raakte met het legaat van – om maar een paar namen te noemen – Ernst Bloch en Karl Marx, Barth en Bonhoeffer, maar die door de ontmoeting met Frans Breukelman op het spoor kwam van de kunst van het structureel bijbellezen. Daar ontbrandde zijn hartstocht – en wel voorgoed. Door de structuur van de Schrift te laten oplichten in de maatschappelijke context blijkt hoe hard de tekst ingrijpt in de maatschappelijke verhoudingen en hoe dat helpt om het debat in de openbare ruimte om te woelen. Door die geest gedreven schreef hij commentaren op de strijd tegen de Baal in het boek Koningen en op de zoektocht naar een republiek in de Thora. Hij toornde tegen de God van de liberalen en spitte het Johannes evangelie om. Zo volgen we Veerkamp op zijn weg tot zijn ‘magnum opus’ uit 2012, Die Welt anders – overigens niet zijn laatste geschrift. We leren ook hoe hard de teleurstelling aankomt wanneer de socialistische revolutie het laat afweten. Hij gaat de rouwarbeid aan, zonder de richting van zijn denken kwijt te raken.
Het belang van Dick Boers boek ligt niet alleen bij de inleiding in het werk van Ton Veerkamp – hoe waardevol en nuttig ook. Het confronteert de lezer met de vraag wat er met de maatschappijkritische theologie gebeurde in de laatste halve eeuw. Zijn kleine boek is een handspiegel van de politiek betrokken theologie, van haar strijd om gerechtigheid en van haar Godschaamte.
Wanneer ik in die spiegel kijk, zie ik veel wat ik herken en tegelijk zie ik in raadselen. Wat gebeurt er allemaal? Ik kom er niet goed achter en probeer maar wat te zeggen. Ton Veerkamp leest de Joodse Wet en de Profeten in de context van de verwoesting van de tempel door het Babels imperium en hij leest de Apostolische geschriften in de context van de grote oorlog van Rome tegen Jeruzalem. Dat is een sterke insteek. Maar dan komt het. De eerste verwoesting leidt tot het definitieve mislukken van het koningschap in Juda, waarbij wordt aangetekend dat daarbij ‘Gods project mislukt’. De andere verwoesting leidt tot het definitieve einde van het messianisme in het Jodendom of zoals Ton Veerkamp zegt: ‘De Messias neemt afscheid’, waarbij wordt aangetekend dat we niet moeten denken dat de Messias is opgestaan. En wie daarna nog een beroep wil doen op Paulus’ vorming van de gemeente van Joden en goyiem, wordt er op gewezen dat deze gemeente sinds de tweede eeuw is verdwenen om niet meer terug te keren. In zijn radicale uitleg van bijbelse verhalen wordt God een begrip, verdwijnt de Messias en is de gemeente voorgoed verleden tijd geworden. Wat blijft is het verhaal. En dáár weet de schriftgeleerde wel raad mee. De structuur van de Schrift is het laatste bolwerk tegen de barbaren. Daar vallen de beslissingen!
Wat doet me dit? Ik herken het en herken het niet. Ik herken de wending vàn de dogmatische leerstelligheid náár de door bijbelse theologie gevoede narrativiteit, zeker wanneer ze de weg gaat van de Joodse Wet en de Profeten. Op die weg leren we om het begrip ‘God’ aan een lange vork te prikken, we wenden ons gegeneerd af van het idool dat de kerk van Jezus heeft gemaakt en de kerk zelf noemen we ecclesia maar die valt niet automatisch samen met wat tegenwoordig onder gemeente wordt verstaan. Noem het maar de Godschaamte van de kritische theologie. Dat herken ik. Maar in de spits van de theorievorming van Ton Veerkamp herken ik het niet meer.
Hoe komt het dat ik bij zijn theorie toch even de associatie krijg met de noties van de oude, liberale, historisch-kritische school? Ik bedoel de notie van het Scheitern van Israël en van de Messias die onder de raderen van de geschiedenis voorgoed wordt verbrijzeld. Terwijl ik die associatie krijg, spoelt Ton Veerkamp die zelf weer narratief weg, maar de smaak blijft toch hangen. Wat is dat? Soms denk ik: zijn leeswijze van de bijbel is ooit vertrokken vanuit de negentiende-eeuwse, filosofische, een uiteindelijk toch historiserende sfeer, het ‘historisch- materialistisch’ denken (blz. 111). Heeft dat bij hem geleid tot een linkse variant van de historische kritiek op de bijbelse verhalen, maar dan nog kritischer? In ieder geval lijkt het alsof hij aan de loop van de geschiedenis afleest, dat Gods project is mislukt en dat opstanding geen optie is. Ik dacht dat we dat – dat aflezen van Gods handelen aan de geschiedenis – vroeger ‘natuurlijke theologie’ noemden en dat we dergelijke overwegingen weghoonden. Vandaar dat ik me verbaas me over de stelligheid waarmee deze inzichten thans worden uitgeserveerd. Wanneer ik het lees, werkt het in elk geval zo, dat ik steeds als ik er dicht bij kom, ook weer afstand neem. Hoe zeg ik dat? Wat blijft is het verhaal, zeker, maar juist dat verhaal verwijst niet naar zich zelf. Ik leerde ooit: de Schrift is niet Gods Woord, maar ze getuigt ervan. Dat betekent dat ze verwijst naar wat buiten haar is, naar de werkelijkheid van God, naar zijn ‘onhistorische’, maar actuele praxis, in deze wereld, in het hier en nu. Het verhaal oefent de ogen om te zien wat hier en nu niet te zien is, maar wat in het verborgene gebeurt: de daden van Gods recht en trouw en de weg van de Messias. Dat is de weg waarop hij het lijdende volk opzoekt en hun lijden draagt. En dat is geen mislukking van God, maar dáár toont hij wie hij werkelijk is! En daar laat hij – zegt het verhaal – de doden niet liggen, maar zoekt ze op en wekt ze op. Die hoop is geen burgerlijke fantasie, maar werkt als het virus – vergeef me het woord – van Gods revolutie. Wie deze onhistorische verwijzingen afserveert, organiseert zijn eigen teleurstelling.
Ik kijk nog eens in de spiegel van Ton Veerkamp. Het wordt duidelijk hoeveel hermeneutische blokkades hij in de afgelopen jaren heeft opgeruimd en hoe krachtig hij de originele taal van Wet en Profeten laat klinken in het discours van onze tijd. Hoe gedurfd, ontregelend en aanstekelijk is zijn omgang met de Schrift. Juist die bravoure roept vragen op.
Maarten den Dulk
Dick Boer, Maar wij hadden zo gehoopt. Het dwarse denken van Ton Veerkamp. Utrecht 2021. ISBN 978 90 435 3599 1.
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 2, 5 februari 2022