Leren of repareren?

Twee meesterlijke romans over de geschiedenis van Europa

Zonder een duidelijk doel bezochten we het Haagse Kunstmuseum. We begonnen gewoon maar ergens. Eerst maar even die tentoonstelling over de overbekende Escher. Daar bleven we veel langer dan verwacht. De houtsneden, de vlakken met in elkaar overlopende en transformerende vormen, de scherpe waarnemingen, heel precies getekend, de onmogelijke ruimtes – hoe zou je erdoor niet opnieuw betoverd raken! Die heel eigen wereld van Escher hield mijn aandacht gevangen, terwijl ik wist dat er elders in het museum andere werelden, werken en beelden wachtten, vervreemdend, rauw en weerbarstig, die zouden uitdagen en provoceren zoals kunst dat kan. Maar ik wilde graag buigen voor dit genie en binnen de lijnen blijven van die geordende, intuïtieve wiskundige wereld, blijven bij de suggestie van ruimte en oneindigheid in het platte vlak van tekeningen en afdrukken.

Lessen
Het nadenken over twee magistrale recente romans die ik onlangs las, voerde me terug naar die prachtige tentoonstellingszalen. Beide romans hebben de geschiedenis van Europa in onze en de vorige eeuw tot onderwerp en geven veel te denken. Vermoedelijk is de veelgeprezen roman van Ian McEwan – Lessons – het bekendst. Ze ligt ook, geschreven door een West-Europeaan, dichterbij het ons vertrouwde perspectief. De roman vertelt een levensverhaal tegen de achtergrond van, of beter verweven met de Europese geschiedenis vanaf de Tweede Wereldoorlog. De ouders van Roland Baines, de hoofdpersoon, ontmoeten elkaar in de oorlog. En in zekere zin kun je zeggen: de rest is geschiedenis, zijn geschiedenis.

Zoals in meer van zijn romans, wekt McEwan ook nu weer in deze figuur een karakter geloofwaardig tot leven, en schetst hij levensecht hoe dat karakter gevormd is door beslissende keuzes, voorvallen en toevalligheden, die op hun beurt verweven zijn met de grotere historische gebeurtenissen. Terecht wordt de roman magistraal genoemd, vanwege de schrijfstijl, het realisme van de beschrijvingen: van de gebeurtenissen en de personages, maar evengoed van het onderliggende weefsel van het leven; hoe een individueel leven zich voltrekt in een samenspel van afkomst, gezin, omgeving en geleidelijke ontwikkelingen en dramatische wendingen op micro- en macro-niveau.

McEwan toont het leven van deze Britse man tegen het decor van de Europese geschiedenis, maar het is of hij tegelijkertijd ook laat zien hoe het allemaal zo gekomen is, hoe dit leven en dit karakter in elkaar zit. Daar moest ik aan Escher denken, die je in het platte vlak de suggestie kan geven dat je tegelijkertijd de voor- en achterkant van een gebouw ziet. In het geval van de roman de voorkant en de achterkant als van een wandtapijt. Als bij Escher is het imponerend, maar bekruipt je ook de vraag: is het nu kunst of toch eerder kunstig? Weliswaar dan haast bovenmenselijk kunstig, maar toch: meer een kunststuk dan kunst.

Zo kreeg voor mij de roman gaandeweg iets vermoeiends, iets pedants. De schrijver is wel erg nadrukkelijk meesterlijk bezig, als hij het kleine verhaal met het grote gebeuren verbindt en zo zelfs zijn Britse protagonist in Berlijn plaatst precies de dag dat de muur valt, en hem te midden van al het tumult in een café bij toeval laat stuiten op zijn ex-geliefde. Tja, zou het echt?

Nu is dat ook de vraag die McEwan met deze roman lijkt te willen oproepen: de vraag naar realisme, de verhouding van werkelijkheid en fictie in de literatuur. In het realistische decor van de Europese geschiedenis speelt zich een fictief verhaal af. Maar het gaat verder, en dan kruipt er meer van de werkelijkheid binnen: want een aantal feiten van het fictieve leven van Roland Baines strookt met McEwans eigen biografie. Dat moet je maar net weten, maar uiteraard brengen literaire insiders dat naar voren in hun recensies en dan duikt die meesterlijke auteur nog weer op een andere manier nadrukkelijk op, of liever: hij vestigt de aandacht op zichzelf – en toch niet. Zoals Escher in de beroemde zelfportretten met bol: een portret, maar beslissend vertekend.

Nog op een andere manier dringt de bol-vorm zich op bij deze roman. Hij staat niet alleen bol van alles wat erin is gestopt, alle geschiedenis, maar vervolgens buigt hij zich met een soort kromming terug naar de auteur en naar de literatuur. De ex van de hoofdpersoon ontwikkelt zich in de roman namelijk tot een wereldberoemd en Nobelprijs-waardig auteur (waar ook Roland zelf literaire ambities had), wat ertoe leidt dat van een aantal van haar fictieve romans het plot pagina’s lang wordt samengevat. De vraag is steeds of en in hoeverre die romans autobiografisch zijn, en of Roland Baines als ex van de auteur daarin wel of niet terugkomt. Zo buigt deze ambitieuze roman met de aanvankelijke suggestie iets te willen zeggen over de Europese geschiedenis via de historische werkelijkheid uiteindelijk helemaal terug in de literatuur. De ‘lessen’ waar de titel naar verwijst, lijken dan ook in intellectuele zin op dat vlak te liggen (al zijn er meer lagen in de titel in relatie tot de roman). Die lessen, de vragen die het boek oproept, doen dan nogal steriel en cerebraal aan, in schril contrast met het scherpe levensechte realisme van de scènes en personages, die werkelijk van het papier af spatten.

De reparatie van de wereld
Ook de roman van Slobodan Snajder is een roman over de geschiedenis van Europa, maar dan hoofdzakelijk Midden- en Oost-Europa in de twintigste eeuw. Snajder is Kroaat en lijkt ook zelf in of achter de roman te zitten, want zijn boek vertelt het verhaal van een Kroaat van Duitse afkomst, de ‘Volksduitser’ Kempf. Het begint een eeuw of twee geleden, met de reis van Duitsers, stroomafwaarts, vanuit de schrale armoede zogenaamd naar Transsylvanië, een land van belofte, van vruchtbaarheid en ruimte, van hen door ronselaars voorgespiegelde onbegrensde mogelijkheden. De schrijver valt uiteindelijk helemaal weg achter de ik-verteller, die zich als ongeboren kind, te midden van met alle ongeborenen, af en toe meldt in de roman. Deze potentiële, toekomstige zielen zijn toeschouwers van de geschiedenis, en volgen de lotgevallen van hun voorouders, vol zorg of al die grillige levens wel zodanig verlopen dat ze tot hun conceptie en geboorte zullen leiden. Ook de doden, de gestorven voorouders uit het verleden komen in de roman aan het woord.

Het tweede deel van de roman volgt vooral de vader van de verteller op zijn tocht door het door de oorlog geteisterde Europa, van Kroatië tot in Polen en weer terug. Op grond van zijn afkomst als ‘Volksduitser’ is hij tegen zijn wil, als ‘gedwongen vrijwillige’ gerekruteerd voor de SS. Hij wil echter geen soldaat zijn, maar gewoon burger, en deserteert, waarna hij als enkeling zijn weg naar huis zoekt. Dit wijd uitgesponnen verhaal, met alle geweld en gruwelijkheden van de realiteit van de oorlog en met incidenteel de magisch-realistische terzijdes biedt een verpletterende leeservaring. Het loopt uit op een derde deel, na de oorlog, waarin Volksduitser Kempf terugkeert naar zijn geboortegrond, die onderdeel wordt van Joegoslavië, een met grote idealen en verstikkende dictatuur opgelegde eenheid met allerlei onderhuidse etnische, culturele en religieuze spanningen. Daar kan diens leven met zijn hoop op liefde en het schrijven van gedichten niet anders dan op een teleurstelling uitlopen, op een graf, al laat de verteller het daar niet bij. Daarmee krijgt een magistrale roman een waardig slot.

Net als bij ‘Lessen’ laat deze roman zoals goede literatuur betaamt de lezeres raden naar de strekking van de titel. ‘De reparatie van de wereld’ verwijst naar het Joodse begrip ‘tikkoen olam’. Op zijn zwerftocht stuit Kempf op een kleine groep Joden die zich verscholen houden in een woud. Hij is er getuige van dat ze daar Rosj Hasjana vieren. Eén van hen, Leon Mordechai, is voor een tijdje zijn metgezel. Samen spreken ze over God. Mordechai wijdt hem in de kabbala, de Joods-mystieke beleving van de wereld, met de onblusbare hoop op verlossing. Kempf hoopt vooral op een wereld waaruit niemand meer gered hoeft te worden.

In beeld gevangen schreeuw
Jaren geleden was ik al eens in de eerder genoemde zalen, toen het nog het Haags Gemeentemuseum heette, en zag toen in een overzichtstentoonstelling voor het eerst schilderijen van Francis Bacon. Ook hier merkwaardige ruimtes, maar dan ontregelend, verontrustend en angstaanjagend, met mensen, gestaltes, lichamen en lichaamsdelen, met de verpletterende uitbeelding of suggestie van geweld, van oneindig lijden. En op de vertekende gezichten steeds opnieuw een in beeld gevangen, onhoorbaar schreeuwen.

Romans of oeuvres van kunstenaars moet je eigenlijk niet met elkaar vergelijken, alsof er onderling competitie is. Maar je ontkomt er niet aan te vragen naar wat je meer raakt, of misschien beter: je meer zegt. Ik las McEwan nadat ik Snajder had gelezen. Dan valt je nog meer op dat de grote vragen van lijden, God en verlossing bij McEwan nauwelijks spelen. Met zijn vragen over literatuur en werkelijkheid weet je ook eigenlijk niet meer wat je met ‘de geschiedenis’ nog zou moeten. Bij Snajder laat de Europese geschiedenis zich niet reduceren tot decor of denkmateriaal. Zij wordt zelf het thema, dat dan eigenlijk niet buiten magisch-realisme kan, dat een werkelijkheid waar de doden en de ongeborenen zijn en spreken, als volstrekt logisch laat verschijnen. Ze kan dan ook niet anders dan bij de vraag naar God uitkomen. Niet als intellectueel spel, maar als een langgerekte snik, een zucht, een schreeuw.

Coen Constandse

Ian McEwan, Lessons, Londen, Jonathan Cape (Penguin Random House), 2022

Slobodan Snajder, De reparatie van de wereld, Amsterdam, Wereldbibliotheek, 2022

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 8, 26 augustus 2023