Leerhuis vandaag

logoIdW

Exodus lezen met gemeenteleden, Franz Rosenzweig en Jonathan Sacks

Op de drempel van 2020 vroeg ik me af wat Franz Rosenzweig bewoog toen hij in 1920 het bekende ‘Freie Jüdische Lehrhaus’ opzette. Tegelijkertijd werden we verrast met de vertaling van Jonathan Sacks’ joodse lezing van het boek Exodus, die onder meer een verdiepende en aansprekende begeleiding biedt bij het alternatieve spoor van het oecumenische leesrooster vanaf februari tot en met Pinksteren. En ondertussen houdt het mij bezig hoe je in een hedendaagse gemeentepraktijk ook naast de wekelijkse dienst vruchtbaar kunt Bijbellezen met gemeenteleden.

Exodus lezen met gemeenteleden
‘Leerhuis’ zie ik vandaag in de gemeente eenvoudigweg gebeuren als je met elkaar een Bijbelgedeelte begint te lezen in een toegankelijke vertaling, en als daaruit gaandeweg een open gesprek over ons leven en geloven vandaag kan ontstaan, waarbij Bijbelse achtergrondkennis gaandeweg aan bod kan komen. Dat is waar we in onze gemeente regelmatig een uur voor gaan zitten: ‘bijbeltijd’. Tijd om gezamenlijk bijbel te lezen en de bijbel in de loop van het kerkelijk jaar bij het leven in onze tijd te houden. Enkele ervaringen van de afgelopen jaren bij het gezamenlijk lezen uit Exodus en verder ging ik in verband brengen met wat ik bij Rosenzweig en Sacks tegenkwam.
Wat om te beginnen herkenbaar zal zijn, zijn de knelpunten die je als lezer al gauw ervaart in een boek als Exodus. Zo roept het beloofde land direct het hele complex op van de strijd tot op de dag van vandaag met de andere volken die daar wonen. Ook de dood van ‘onschuldige’ Egyptenaren, zoals de eerstgeboren zonen, die de bevrijding van de Israëlieten met zich meebrengt, voelt al niet goed: ‘Moet dat nou?’ Deze primaire reactie onthult iets van onze westerse angst om ‘dader’ te zijn, zei een collega onlangs. Zolang we er zelf niet actief verantwoordelijk voor zijn, kunnen we geweld en leed maar zo aan ons voorbij laten gaan, of hooguit willen bijdragen aan de verzachting ervan. Maar wat als je nota bene als gelovig mens, als ‘erfgenaam’ in Christus, actief wordt betrokken in dit bevrijdingsverhaal?

Verantwoordelijk willen we ons wel graag voelen voor ons eigen leven. Het verregaande vertrouwen op God, dat het volk onder extreme omstandigheden heeft moeten leren in de woestijn, wekt bewondering, maar roept ook de vraag op naar de eigen verantwoordelijkheid. Een leerzaam moment in een van de gesprekken was dat we ons hardop gingen afvragen of God, met de belofte die Hij geeft en het vertrouwen dat Hij vraagt, misschien juist wacht op wat wij daar vanuit onze eigen verantwoordelijkheid mee doen. Dat deed ons ook afvragen: ‘Móest het volk de andere volken uitroeien om in het land te kunnen wonen, een opdracht die in de loop van de Thora steeds onontkoombaarder lijkt te worden? Of hadden ze er met Gods zegen ook op een andere manier, tussen de volken, kunnen gaan wonen? Hoe is dat historisch verlopen? En wat doen wij eigenlijk met land en goed dat God ons geeft maar waartoe anderen de toegang wordt ontzegd?’

Rosenzweig: Van het leven naar het boek
Bij Rosenzweig of Sacks verwacht ik geen antwoord te vinden op deze vragen, maar wel inzicht in het onderliggende spanningsveld tussen Godsvertrouwen en eigen verantwoordelijkheid. En hoe geven zij inspiratie voor het onderlinge gesprek over dit soort thema’s?

Rosenzweig blijkt een soortgelijke, vrije manier van lezen en vragen voor ogen gehad te hebben als hierboven geschetst. Daarbij plaatst hij de actuele levensvragen die zich in het gesprek aandienen voorop. Ik las twee teksten die hij in 1920 schreef met het oog op het leerhuis dat zou groeien uit de ‘joodse volksvoorlezingen’ waarover Rosenzweig dat jaar de leiding kreeg. Het ‘vrije’ van het leerhuis sloeg op de algemene toegang én op de manier van doen tijdens de bijeenkomsten. In de programmatische brief Bildung und kein Ende en de toespraak Neues Lernen doet hij uit de doeken wat hij voor zich ziet. Wat meteen opvalt, is dat Rosenzweig in het joodse leren niet de tekst vooropzet, of wat er geleerd moet worden, maar het leven. Dat is verrassend, juist bij Rosenzweig, die een van de inspiratiebronnen is geworden om juist de Bijbeltekst voorop te zetten in het geloofsgesprek. Ook is het verrassend hoe actueel zijn situatieschets van een eeuw geleden klinkt. Hieronder parafraseer ik samenvattend Rosenzweig in de ‘wij-vorm’ die hij kiest in Neues Lernen, voor ‘joods’ leze men desgewenst ‘joods-christelijk’ om erin mee te kunnen komen:

In het leerhuis wijden wij ons aan een opdracht. De opdracht van het leren. Van het Boek dat ons in leven gehouden heeft. Het vulde voorheen de grenzen van het joodse leven helemaal op. Maar wat vandaag de dag nieuw is: we vinden ons geestelijke thuis steeds meer buiten de joodse wereld. En het leren oude stijl voldoet niet om ook die geestelijke buitenruimte te kunnen vullen. […]

Maar er ontstaat een nieuw leren. Een leren in omgekeerde richting. Niet meer vanuit de Tora naar het leven, maar vanuit het leven terug naar de Tora. In dit nieuwe leren zijn de meest bekwamen de meest vervreemden. Uit den vreemde keren we als leraren en leerlingen samen terug naar huis, naar het hart van ons leven. Om te ontdekken en er weer op te gaan vertrouwen dat dit nog altijd een joods hart is. Zo simpel is het. Het enige wat je ervoor nodig hebt zijn mensen – leraren en leerlingen – van allerlei afkomst. Zij komen samen om te lernen. Daarbij hoeven we niets van onszelf op te geven. We worden opgepikt waar we gevonden worden. Ook de leraar die de mensen zo verzamelt, begint waar hij zichzelf vindt. We pakken het leven op zoals we het aantroffen. En we dragen het van de periferie naar het centrum. In het vertrouwen dat dit voor ieder van ons het éne joodse centrum zal blijken te zijn. […]

Sacks: Leven met de Tora
In zijn serie essays Covenant & Conversation, bij de wekelijkse toralezingen in de synagoge, wijdt emeritus opperrabbijn van Groot-Brittannië Jonathan Sacks de lezer stukje bij beetje in het leven met de Tora in de joodse traditie. Erudiet en soepel schakelt hij tussen de ‘wijzen’ van het eerste uur, de middeleeuwse en moderne commentatoren, de existentiële en maatschappelijke vragen van nu, en zijn eigen heldere en vaak verrassende gedachtegangen.

In zijn woord vooraf schrijft de auteur: “De Tora moet niet alleen gelezen, maar vooral geleefd worden.” In de structuur van de Tora zelf wijst hij aan hoe het daarbij aankomt op wederkerigheid tussen God en mensen (26-28). De God die geschiedenis schrijft, vraagt om menselijke participatie. Sacks stelt dit op scherp: “Niet wat God voor ons doet, verandert ons, maar wat wij voor God doen (27).”

In de zeer prettig leesbare vertaling van Karl van Klaveren van het Exodusdeel, Exodus, boek van de bevrijding, wordt de individuele lezer er allereerst in meegenomen dat hier een familie (in Genesis) als volk (in Exodus) geroepen wordt om met de God van de vrijheid te leven (13-18). Het leiderschap moet het volk hooghouden: Mozes mocht twijfelen aan zichzelf maar niet aan het volk (42 e.v.). Ondertussen dacht de Farao over alle mensen te heersen, maar had hij zichzelf niet in de hand. Met dergelijke exegeses houdt Sacks hedendaagse ‘leiders’ en het ‘volk’ van vandaag een spiegel voor en brengt hij in één adem de kern van het jodendom in: “ons geloof in Gods vrijheid en Gods geloof in onze vrijheid (62).”
Wie hierbij aan Miskotte moet denken, die als nieuwtestamentische toralezer moeite hield met de structurele wederkerigheid in het jodendom, zal ook met hem in het achterhoofd lezen wat Sacks in het volgende essay na een heldere analyse schrijft over de Naam: “Hasjeem betekent […] de God die handelt in de geschiedenis en zijn beloften vervult (72).” Sacks laat zien dat juist het proactieve handelen van deze God, die ‘de eerste internationale interventie in naam van de mensenrechten’ op zijn naam schrijft (19), nog vóór het sluiten en vernieuwen van zijn verbond met mensen vraagt om ieders vrije instemming (152 e.v.).

Hij is je leven
Om de veelzijdige winst van Exoduslezen met Sacks tot slot op de ene noemer van Gods Naam te brengen, grijp ik vooruit naar Deuteronomium, waar Mozes de tweede generatie van het vrije volk de keuze voor het leven voorhoudt, “door de HEER, uw God lief te hebben, hem te gehoorzamen en hem toegedaan te blijven” (Deuteronomium 30:30 NBV). Wat mij trof was het korte zinnetje dat daarna komt en vertaald kan worden als: “Hij is uw leven”, of “dat is uw leven.” Rosenzweig schrijft in Bildung und kein Ende dat jood-zijn of christen-zijn samenvalt met je mens-zijn. Het wordt niet zozeer be-leefd maar ge-leefd. Je bent het. Dat is niet te organiseren maar wel te leren. Sacks laat met zijn rabbijnse en originele bespiegelingen vanuit het leven bij de tekst en andersom gebeuren wat hij beweert: “De Tora is een commentaar op het leven, en het leven is een commentaar op de Tora (11).” In die wisselwerking word je door Sacks bij het lezen van Exodus als leerling en leraar tegelijk met huid en haar betrokken.

Gerben van Manen

Mede n.a.v.: Jonathan Sacks, Exodus, boek van bevrijding, Verbond en dialoog – Joodse lezing van de Tora, Skandalon 2019

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 4. 4 april 2020