Laat misdadigers lezen … maar liever Erasmus dan Luther

logoIdW

Reading Reduces Recidivism

Laatst mocht ik voor een groep studenten ex-gedetineerde Reynaldo Adames interviewen over welke ervaringen er in de gevangenis voor gezorgd hadden dat hij nu het rechte pad bewandelt. Naast een confrontatie met een slachtoffer van een overval – een zelfde soort delict als hij gepleegd had – die hem voor het eerst deed beseffen wat hij anderen had aangedaan, wees hij op het lezen van boeken. Zo bezien is het spijtig dat er plannen zijn om bibliotheken uit Nederlandse gevangenissen weg te bezuinigen, al is daar gelukkig nog weinig van terechtgekomen.1 In Amerika worden er juist gevangenisbibliotheken opgetuigd vanuit het idee dat Reading Reduces Recidivism. Daarbij speelt vooral een rol dat onderwijs en het aanpakken van laaggeletterdheid de kansen op een geslaagde resocialisatie vergroten. Wellicht zegt het iets over de omvang van de laaggeletterdheid dat kinderboeken populair zijn in de Nederlandse gevangenissen. Vooral De GVR van Roald Dahl blijkt een hit in de bajesbieb. Of wellicht zegt het dat je via fantasie op een geaccepteerde manier kunt ontsnappen uit de cel.

Minder onderzoek is er gedaan naar de vraag of het ook uitmaakt wat een gevangene leest voor het effect op recidivereductie. Adames vertelde dat het lezen van Machiavelli, Nietzsche en Marx hem inzicht gaf in de menselijke natuur en de samenleving. De Franse filosoof Foucault noemde hij niet, maar die had hem als gevangene inzicht kunnen geven in hoe ons strafrecht – alsook de psychiatrie – gebruikt wordt als instrument om de bestaande machtsverhoudingen in de samenleving in stand te houden.2 Dat gevangenschap vooral de ‘onderklasse’ treft, biedt wellicht een verklaring voor de hoge graad van laaggeletterdheid in gevangenissen. Door Plato en Fromm werd Adames uiteindelijk op de weg van liefde en verantwoordelijkheid geplaatst. Uiteraard is de stap van De GVR naar deze filosofische literatuur niet voor iedere gevangene weggelegd. Het is dus belangrijk dat men leest, maar mede op basis van de ervaring van Adames mogen we hypothetiseren dat het relevant kan zijn wat men leest. Dat onderzoek moeten we maar eens opzetten.

Klassiek versus Modern in het strafrecht: de vrije wil

Buiten de strafrechtelijke context is er namelijk in een experiment wel eens een relatie gevonden tussen iets wat mensen gelezen hadden en het vertonen van immoreel gedrag. Zo bleek dat proefpersonen die eerst lazen over het niet bestaan van de vrije wil, vervolgens bij een taak meer spiekten, meer geld pakten als beloning, agressiever waren en minder geneigd anderen te helpen, dan een groep die dat van tevoren niet gelezen had.3

Het niet bestaan van de vrije wil als kennelijke vrucht van neurowetenschappelijk onderzoek houdt ons in het strafrecht, een systeem gebouwd op schuld en verantwoordelijkstelling, behoorlijk bezig. Echter niet zozeer dat het schudden de grondvesten echt doet scheuren.4 Een eeuw geleden was er immers ook zonder deze recente inzichten uit de neurowetenschappen in het strafrecht al een discussie over deze kwestie tussen de Klassieke Richting en Moderne Richting. Deze laatste meende dat de wetenschap toen al voldoende aantoonde dat misdadigheid voortkwam uit determinerende sociale, psychologische of biologische factoren en niet uit vrije keuze. Van schuldvergelding kon dan geen sprake meer zijn, dus sanctionering moest plaatsvinden op basis van gevaarlijkheid. Aan dat dispuut hebben we uiteindelijk als compromis naast de straf de terbeschikkingstelling als sanctie voor verminderd toerekeningsvatbare daders overgehouden. In mijn proefschrift heb ik getracht aan te tonen dat juist dit compromis er mede debet aan is dat deze ‘tbs’ nog steeds geregeld voor discussie zorgt.5

Luther versus Erasmus in de heilstheologie: de libero arbitrio

Overigens waren we er ten tijde van die discussie een eeuw geleden nog heilig van overtuigd dat vooral het lezen van de Bijbel en het doen van godsdienstige oefeningen voor de ‘zedelijke verheffing’ van gevangenen en vermindering van hun gevaarlijkheid zou zorgen. In die verzuilde tijd waren levensbeschouwing en strafrechtstheorie nogal vermengd, maar zeker in de genoemde grondvesten van schuld en verantwoordelijkheid vertonen het strafrecht en de christelijke theologie wel enige gelijkenis. Sterker, de discussie over vrijheid en verantwoordelijkheid heeft oeroude wortels in de theologie.

Zo vormde ongeveer vijf eeuwen geleden één van Maarten Luthers’ vijfennegentig stellingen hierover, zoals gespijkerd aan een kerkdeur in Wittenberg, de aanleiding voor een dispuut met Desiderius Erasmus. Deze laatste was als vooraanstaand theoloog herhaaldelijk door het Vaticaan verzocht om op de stellingen van Luther te reageren. Uiteindelijk ging hij vooral in op de stelling waarin Luther de vrije wil ontkende. Overigens deed hij dat alleen in de context van de vraag hoe tot het eeuwige heil te komen: niet de mens zelf, maar slechts de genade Gods kan de mens daarvoor behouden. In de wereldlijke context, waar ook het strafrecht toe behoort, ging ook Luther wel uit van een psychologische vrije wil en verantwoordelijkheid. Toch is één argument uit de discussie, in het licht van dit betoog over gedragsverandering, een relevante parallel voor het strafrecht. In 1524 beweert Erasmus in zijn De libero arbitrio (Over de vrije wil) het volgende:

‘Dat houdt in dat de verantwoordelijkheid van de mens, die dan immers niet meer zou zijn dan leem in de almachtige hand van de pottenbakker, wordt ontkend; en waarom zou een mens zich nog inspannen om goed te leven, wanneer hij met al zijn inspanning toch niets bereikt?’6

Juist in de verantwoordelijkstelling van de mens is voor Erasmus als bijbels humanist de menselijke waardigheid gelegen. En de in zijn ogen ontkenning daarvan door Luther, die in het jaar daarop deze stelling nog steviger onderbouwde in zijn De servo arbitrio (Over de onvrije of geknechte wil), heeft ook een gedragsconsequentie. Het is precies deze koppeling die ooit door de strafrechtgeleerde Röling werd ingebracht tegen de tbs:

‘Door de niet-bestraffing, maar de simpele ter beschikking stelling, wordt de betrok­kene zijn niet-verantwoordelijkheid teveel ingeprent. Er wordt daardoor onnodige nadruk gelegd op het afwijkende in zijn wezen, teveel de stempel op hem gedrukt van    “een geval” zijn, teveel ontnomen het zelfrespect dat gevoed wordt door het verant­woordelijk gesteld worden. Ieder is de houding bekend: “Ik kan er nu eenmaal niets aan doen, de dokter heeft het zelf gezegd”. Het is een houding, die een thera­peutische behandeling ten kwade kan beïnvloeden, en die bevorderd wordt door het zichtbare onderscheid in straf en maatregel. Het zo onmiskenbaar niet gestraft worden betekent voor menigeen een degradatie in mensenwaarde.’7

Theodore Dalrymple: The knife went in

In mijn periode als psycholoog-stagiair in een tbs-kliniek viel mij ook al op dat er een paradox schuilt in iemand verminderd toerekeningsvatbaar achten en hem vervolgens verantwoordelijkheid willen laten nemen voor het delict en de daarop aangrijpende behandeling. In recente tijden is het vooral de Britse publicist en oud-gevangenispsychiater Theodore Dalrymple die dit argument in zijn geschriften blijft herhalen. Weliswaar niet slechts ten aanzien van de geïndividualiseerde verklaring in de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid, maar vooral ook in het algemeen. Hij laakt de sociale wetenschappen omdat zij de menselijke vrijheid ontkennen door het gedrag van mensen stelselmatig toe te schrijven aan factoren waar die mensen geen enkele greep op zouden hebben: maatschappelijke structuren, economische ontwikkelingen, biochemische processen, enzovoort. Criminologie en psychologie moeten het ontgelden in (onder)titels als ‘how criminologists foster crime’ en ‘how psychology undermines morality’.8 Als mensen maar lang genoeg wordt voorgehouden dat ze hun eigen leven niet in de hand hebben, dat ze een speelbal zijn van grote, anonieme krachten, gaan ze dat zelf op den duur ook geloven. Het heeft er volgens hem toe geleid dat misdadigers hun handelen voorstellen als iets wat hun overkwam. De titel van Dalrymples laatste boek, genoemd naar wat hij moordenaars in de gevangenis vaak hoorde zeggen, is wat dat betreft veelzeggend: ‘The knife went in’. 9 Het persoonlijk voornaamwoord is verdwenen.

Hoewel ik optimistischer ben dan Dalrymple over de sociale wetenschappen en de mogelijkheden van gedragskundigen en behandelaren om verantwoordelijkheid te stimuleren, de verminderde verantwoordelijkstelling en de invaliderende psychische stoornis ten spijt, had ik in de kliniek ook vaak het gevoel dat men – in de woorden van Erasmus – geen noodzaak meer voelde om zich in te spannen. Verklaring leidt tot zelfrechtvaardiging. ‘Tout comprendre c’est tout pardonner’. De eerste mensen hadden er al een handje van toen zij de schuld afschoven op vrouw en slang; oermenselijk is het. Maar zelfrechtvaardiging belemmert het gevoel van verantwoordelijkheid en (de gevoelde noodzaak tot) gedragsverandering. Men komt maar weinig Raskolnikovs tegen in Nederlandse justitiële inrichtingen.

Als we willen dat misdadigers weer het rechte pad op gaan, laat ze liever lezen dat ze verantwoordelijk zijn voor hun verleden en hun toekomst dan dat ze aan beide niets kunnen doen. Voor de duidelijkheid de nuances buiten beschouwing gelaten: laat ze liever Erasmus lezen dan Luther. Het doet me deugd om dat te schrijven na een vijftienjarig dienstverband aan de Erasmus Universiteit.

Dos Santos en Reynaldo Adames

Bij Luther kan gedragsverandering slechts voortkomen uit het besef dat men voor het ontsnappen aan het schuldige bestaan is aangewezen op iets buiten zichzelf: God. Goed doen komt dan voort uit genade, dan wel uit dankbaarheid daarvoor. En uiteraard zijn er ook genoeg gevallen van misdadigers bekend, die door het vinden van God uiteindelijk op het rechte pad blijven. In het ‘succesverhaal’ van Reynaldo Adames speelt ook God een belangrijke rol.

Maar toch, welke christen herkent niet de gevoelsmatige parallellen tussen wereldse en hemelse rechtbank? Wat doet het met ons dat De Psycholoog ons kwaad verklaart en De Rechter de straf vervolgens uitdeelt aan een onschuldige? Hoe kunnen we dat accepteren? Hoe noodzakelijk is het om ons gedrag te veranderen, als het de genade van Christus is die onuitputtelijk rechtvaardigt? Is dankbaarheid of liefde daarvoor wel een even sterke motivator als het verantwoordelijkheidsgevoel dat mede voortkomt uit vrees voor het oordeel? Omdat het strafrecht hiervoor een mooie allegorie biedt, schreef ik met een goede vriend het scenario voor de korte film Dos Santos, die deze vragen adresseert op basis van een waargebeurde zaak.10

En dat brengt me terug bij Reynaldo Adames, die nu niet alleen meer leest maar ook zelf schrijft: boeken over zijn leven en het leven in de bajes.11 Ook treedt hij veel op als ervaringsdeskundige, zoals op de avond dat ik hem interviewde. Toen ik hem vroeg hoe hij tot zijn misdaden was gekomen, begon hij over de moeilijke situatie uit zijn jeugd, maar hield even in. Hij keerde zich tot de studenten in de zaal en zei zoiets als: ‘Ook al leg ik nu uit hoe ik ertoe ben gekomen, daarmee praat ik het niet goed. Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn daden.’ Verklaring en verantwoordelijkheid kunnen gerust ook samengaan.

In plaats van boeken uit de bajesbieb, worden gevangenen in de toekomst geacht te lezen op een door de overheid verstrekte tablet. Het lijkt me sterk dat daarop Erasmus en Luther worden aangeboden, vrij internet om ze daarop te vinden in ieder geval niet. En wellicht is er ook wel lectuur die beter aansluit bij hun belevingswereld. Ik pleit voor Dalrymple in het aanbod. En Adames zou verplichte kost moeten zijn.

Michiel van der Wolf

 Prof. dr. mr. M.J.F van der Wolf is hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de Universiteit Leiden en Universitair Hoofddocent Strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen

  1. M. Vos, ‘Bye bajesbieb! Gevangenen moeten voortaan lezen op tablets’, de Volkskrant 6 september 2017.
  2. M. Foucault, Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis, Groningen: Historische uitgeverij 2007/1989/1975; en M. Foucault Geschiedenis van de waanzin (in de zeventiende en achttiende eeuw), Meppel: Boom 1975/1961).
  3. K.D. Vohs & J.W. Schooler, ‘The value of believing in free will. Encouraging a belief in determinism increases cheating’, Psychological Science 2008, 49-54.
  4. L. Noyon, H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis & M.J.F. van der Wolf, ‘De discussie over neurowetenschap en strafrecht: een overzicht en een richting’, Delikt & Delinkwent 2015, 343-362.
  5. M.J.F. van der Wolf, TBS – veroordeeld tot vooroordeel. Een visie na analyse van historische fundamenten van recente knelpunten, het systeem en buitenlandse alternatieven (dissertatie Rotterdam), Nijmegen: Wolf legal publishers 2012.
  6. J. Sperna Weiland, Desiderius Erasmus. Over opvoeding en vrije wil, Baarn: Ambo 1992, 35.
  7. B.V.A. Röling, ‘Beschouwingen over de terbeschikkingstelling en de bewa­ring’, in: Verslag Bijeenkomst Psychiatrisch-Juridisch Gezel­schap van 19 januari 1957, Amsterdam: Van Rossen, 12.
  8. Zie een bijdrage in T. Dalrymple, Life at the bottom. The worldview that makes the underclass, Chicago: Ivan R. Dee 2001; en de ondertitel van T. Dalrymple, Admirable evasions. How psychology undermines morality, New York: Encounter Books 2015.
  9. T. Dalrymple, The knife went in. Real-life murderers and our culture, London: Gibson Square 2018.
  10. Te zien via: http://www.protestantsestichtinggodsdienstonderwijsamsterdam.nl/dos-santos-de-film.html
  11. Onder andere R. Adames, Eens een boef… Een aangrijpend verhaal over de weg naar vrijheid, Uitgeverij Amadi 2013; R. Adames, De 18 wetten van de Nederlandse bajes, Roffa publishing 2016.

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019