Laat de demonen tot Mij komen (meditatie)

logoIdW

 

Lucas 8:26-39

Zodra Jezus voet aan wal heeft gezet in het land waar de heidenen wonen, komt Hem vanuit de stad een man tegemoet die neervalt voor Hem. Zoals in de geschiedenis direct hierna Jaïrus, de hoofdman van de synagoge, en de bloedvloeiende vrouw eveneens op Hem afgaan. – Dat heidenen en Joden, dat wij mensen, Jezus zoeken nog voordat Hij ons heeft gevonden, behoort tot de stille wonderen van het evangelie.

Maar stil gaat het er bij deze man bepaald niet aan toe. Hij heeft geen mantel meer en geen huis, maar houdt zich op in de spelonken waar doden worden begraven. Hij is door boze geesten bezeten. En als die hem te pakken krijgen, sleuren ze hem mee, al is hij aan handen en voeten gebonden; hij breekt, als Simson, zijn boeien stuk en wordt gedreven naar eenzame streken. Een levende tussen de doden. Een bijna-dode, al haast niet meer tussen de levenden.

‘Wat heb ik met U te maken?’ schreeuwt hij het uit, zodra hij aan Jezus’ voeten ligt, en: ‘Ik smeek u dat Gij mij niet pijnigt.’ Wij zoeken Jezus, maar als Hij er is als onze heer en meester, schrikken wij terug voor de pijn van genezing. Ook dat behoort tot onze stille geheimen: dat wij niet genezen willen worden. Nietzsches sinistere uitspraak: ‘Nur wo Gräber sind, gibt es Auferstehungen’, wordt dan opeens een vreselijk bijbelse waarheid. Wij willen de nieuwe mens, maar zijn doodsbang de oude te verliezen.

Hoe aangrijpend deze man ook is, het aangrijpende is dat Jezus hem geneest. Hij, die zelf door de Geest in de eenzaamheid gedreven werd en tot in alles beproefd, laat de demonen tot zich komen en opent met hen het gesprek. Want zij smeken niet de afgrond in te hoeven gaan – en Hij staat het hun toe. Zij mogen gaan wonen in de zwijnen om zo te verdwijnen. Jezus kent de doodsangst van deze demonen en biedt hun een veilige aftocht. Daarin erkent Hij de angst van deze man en brengt hem tot leven. Hij láát zich vinden, laat zich raken – tot in onze onreinheid en demonie.

Wanneer Calvijn aan de hand van deze man stelt dat je niet door de duivel hoeft te worden gepijnigd om toch in de macht te zijn van zijn tirannie, dan is dat ongehoord dapper. ‘Naakt, verscheurd en misvormd tasten wij rond in het duister, totdat Hij ons een gaaf en rustig hart schenkt.’ Wie durft met die boodschap de kansel te bestijgen?

Wessel ten Boom