Kunst en kerk

logoIdW

Wat is kunst?

Hoewel ik in een kunstenaarsgezin ben opgegroeid kon ik lange tijd niet uitleggen wat kunst is. Mijn moeder zei altijd: ‘Ik vind het mooi of niet’ en mijn vader kon hartelijk lachen om de diepzinnige bewoordingen waarmee kunstcritici zijn werk omschreven. Hij noemde zichzelf liever pottenbakker dan keramist omdat een keramist dingen maakt voor een museum of vitrinekast en een pottenbakker gebruiksvoorwerpen. En dat was wat hij wilde: een mooi vormgegeven, betaalbare vaas maken waar je thuis bloemen in kunt zetten zodat er een nog mooier geheel ontstaat.

Mijn vader beoefende dus eigenlijk een ambacht, een beroep dat al sinds de oudheid bestaat en eeuwenlang, van Amerika tot Azië, onderdeel is geweest van de cultuur. Daar is het ooit allemaal mee begonnen – bij de ambachten ligt de oorsprong van wat wij vandaag de dag ‘kunst’ noemen. Want wat is kunst? Ted van Lieshout legt het op een meesterlijke manier uit in zijn nieuwste kinderboek ‘Wat is kunst’. Dat doet hij aan de hand van een fictieve dialoog met een meisje dat zichzelf, vanwege een schoolopdracht, die vraag stelt. Van Lieshout helpt haar op weg door haar zich te laten voorstellen dat ze op een onbewoond eiland aanspoelt. Wat gaat ze dan als eerste doen? Natuurlijk in haar levensonderhoud voorzien: eten zoeken, een dak boven haar hoofd maken. Maar wat als dat klaar is? Dan begint ze – vanwege de ‘honger van de ziel’ – zandkastelen te bouwen en met houtskool poppetjes te tekenen.

Dat is dus kunst: de manier waarop mensen uitdrukking geven aan hun gevoelens, gedachten, visie en fantasieën in beeld, steen, hout, muziek, spel en later film en fotografie. Dat is het unieke van de mens, dat hij in staat is om op creatieve wijze uitdrukking te geven aan hoe hij de wereld ervaart om daar op die manier ook betekenis aan te geven. Geen wonder dat godsdienst – als onderdeel van de cultuur – eeuwenlang verweven was met kunst. Gebedshuizen werden aangekleed en versierd met afbeeldingen en beelden. En muziek, drama en spel waren onderdeel van de liturgie.

Pas in de tijd van de Renaissance begonnen kunstenaars voor zichzelf te werken in plaats van alleen in opdracht van een religieus instituut. Beeldende kunst werd langzaam maar zeker autonoom, los van een kerkelijke context en invloed. In de moderne tijd ging die ontwikkeling nog een stap verder: kunst en godsdienst werden streng van elkaar gescheiden. Het een werd toegewezen aan een museum (of concertzaal en danspodium), het andere aan een kerkgebouw.

De Amsterdamse Oude Kerk

Tegen deze achtergrond is de ontwikkeling die de Amsterdamse Oude Kerk – waar ik sinds 2016 als predikant werk – de afgelopen jaren heeft doorgemaakt interessant te noemen. Sinds het gebouw in de jaren ’50 werd verkocht aan een stichting – met als doel om de kerk die op instorten stond te restaureren – is het ontwikkeld tot tentoonstellingsruimte. In 2016 kreeg de Oude Kerk zelfs museumrechten, waardoor het zich mag scharen in het rijtje Stedelijk, Hermitage en Rijks. In dat rijtje neemt zij een bijzondere positie in. De Oude Kerk wil zich namelijk niet alleen als monument presenteren, maar behalve erfgoed ook hedendaagse kunst tentoonstellen. En dan gaat het niet om bestaande werken, zoals in de meeste musea. Er worden internationaal befaamde hedendaagse kunstenaars uitgenodigd om nieuw werk te maken: eenmalig, voor de duur van de tentoonstelling en site-specifiek, verbonden dus met de locatie, het gebouw. Dat betekent dat de installaties (want dat zijn het eigenlijk) in de Oude Kerk heel wat omvangrijker zijn dan dat ene kunstwerk of het rijtje schilderijen dat door een kunstcommissie wordt opgehangen aan een veilige, lege muur in de kerk. De ontmoeting tussen kerk en kunst in de Oude Kerk is veel spannender, veel lastiger. Ze zitten elkaar soms zelfs danig in de weg.

Sinds ik predikant ben bij de Oudekerkgemeente heb ik een viertal grote en voor de gemeente behoorlijk invasieve tentoonstellingen meegemaakt. Daarvan wil ik er een uitlichten: de installatie ‘NA’ van Christian Boltanski, die vanaf november 2018 een half jaar te zien was in de Oude Kerk. Het geheel draaide om de kerk als begraafplaats. De kunstenaar raakte gefascineerd door de talloze grafzerken die de vloer van de kerk vormen. Om dat aspect van het gebouw te benadrukken, vulde hij de zijbeuken met een stuk of vijftig metershoge rechthoekige zuilen, omkleed met landbouwplastic. De hoogte varieerde en representeerde de hoeveelheid mensen die ooit in dat graf gelegen hebben. Tussen de plastic dozen stonden houten constructies omkleed met jassen en op de kop een lampje: alsof er grote poppen rondwandelden. Als je daar voorbijliep hoorde je een stem die je een vraag stelde: ‘Did you suffer?’ ‘Who did you leave behind?’ In het schip lagen jassen met uitgestrekte mouwen in een aantal rijen op de grond, wat een dramatisch beeld opleverde. Alsof het sporen van mensen waren.

Vanwege de thematiek – en ook het feit dat de tentoonstelling geopend zou worden in de week voorafgaand aan de zogenaamde ‘laatste zondag van het kerkelijk jaar’, besloot ik op die zondag een viering om de werken heen te organiseren, samen met cantor Christiaan Winter en gemeentelid Marcel Barnard. Tijdens de eerste brainstorm raakten we in gesprek over de titel van de installatie ‘NA’. Die suggereerde dat er zoiets is als een ‘na’, een ‘na de dood’. Dat werd nog eens bevestigd door de vragen die de ‘poppen’ stelden, geformuleerd in de verleden tijd. Daardoor kreeg je de indruk dat je in een andere ruimte verkeerde dan de levenden: een hiernamaals. Al snel kwamen we tot de conclusie dat de liturgie van die zondag een heel ander verhaal vertelt. Daarin wordt de omgekeerde beweging gemaakt: niet wij gaan naar een hiernamaals, maar er komt een mens naar ons toe. Het gaat over de komst van de mensenzoon.

De viering die we vervolgens maakten was vrij klassiek van opzet. We gebruikten de lezingen die bij die zondag horen: Psalm 50, Daniël 12, 1-4, Psalm 97, Tessalonicenzen 5, 1-11 en Matteüs 24, 14-35. Aan het begin van de dienst verzamelde de gemeente zich onder het grote orgel, waarna we in processie door de kerk liepen. Daarbij zongen we een lied van Huub Oosterhuis: ‘Het volk dat woont in duisternis, zal weten wie zijn heiland is’. Zo liepen we zingend en slalommend om de grote plastic tombes heen. Tijdens de Kyrielitanie antwoordde de gemeente: ‘Dit is het einde niet. NA de verschrikkingen zal het teken van de mensenzoon verschijnen aan de hemel’. Bij de dienst van het woord hield ik een ‘dialoogpreek’ met iemand uit de gemeente over het begin van Matteüs 24. Daarin gaat Jezus de tempel uit en zegt tegen zijn leerlingen: ‘Kijk naar deze tempel, er zal geen steen op de andere blijven staan’. Een spannende tekst omdat mensen van de Oudekerkgemeente het gevoel kunnen hebben dat deze tempel hun wordt afgenomen door de ruimte die de kunst inneemt. Vandaar dat het harde woord van Jezus door het gemeentelid ook kritisch werd beantwoord (‘we hebben elkaar hier ontmoet, hebben er gedoopt, gerouwd en zijn er getrouwd’).

Kunst en kerk

Terugkijkend op deze en ook andere installaties in de Oude Kerk, zie ik de kunstenaars precies doen wat Ted van Lieshout mij leert over kunst: ze geven op hun eigen, creatieve en unieke wijze uitdrukking aan wat het gebouw bij ze oproept. Ze geven er betekenis aan. Voor Christian Boltanski representeerde de Oude Kerk iets wat te maken heeft met de dood. Hij zag de verschrikkingen van de dood (waarbij de gedachte aan de Shoah vanuit zijn Joodse achtergrond een rol zal hebben gespeeld) en tegelijk fantaseerde hij over een ‘na de dood’. Een fantasie waar voor mij een intens menselijk verlangen in schuilt, vanwege het zo harde en onaanvaardbare feit van de dood en de ondraaglijke scheiding die hij teweegbrengt. Dan wil je toch niets liever dan dat er een hiernamaals is waar je je dierbaren zult ontmoeten?

De installatie van Boltanski representeerde iets wat voor mij kenmerkend is voor kunst. In literatuur, beeldende kunst, theater, film, muziek, zien we iets terug van de ‘condition humaine’. Het kan fungeren als spiegel van hoe wij er als mensen van onze tijd aan toe zijn. In ‘de kunsten’ wordt uitdrukking gegeven aan hoe we omgaan met verlies, succes, lijden, geluk, verdriet, onheil, verwachtingen, liefde, conflict en geweld. De kunsten geven, zou je kunnen zeggen, een antwoord op de vraag ‘Wie is de mens dat Gij hem gedenkt?’

Maar wat doet dan de theologie? Die voegt er voor mij iets aan toe: een ander, verrassend perspectief dat nu juist niet uit die ‘condition humaine’ opkomt, maar uit een andere hoek, van een andere kant, met een andere stem. Voor mij werd de installatie van Christian Boltanski pas echt interessant toe we daarnaast die andere stem lieten klinken. Het was alsof er een tweegesprek ontstond, een dialoog. ‘Lieve mens, zoveel dood en geweld en dan een hiernamaals? Zou dat het doel van het leven zijn, het doel van God? Of kun je je ook voorstellen dat er sprake is van een God die de mens gedenkt en zich daarom tot hem wendt met het oog op gerechtigheid en humaniteit?

Ik zou dus zeggen dat de kerk heel hard de kunsten nodig heeft om te weten wie de mens is om wie het allemaal draait. En de kunsten gun ik het dat zij zich eens laten verrassen door die vreemde stem die niet opkomt uit wat jij zelf bedenkt, beleeft en voelt. Zowel kerk als kunst hebben de ander nodig om uit hun gesloten, soms zelfgenoegzame wereldje te stappen en daadwerkelijk een dialoog aan te gaan.

Jessa van der Vaart

Jessa van der Vaart is predikant van de Oudekerkgemeente te Amsterdam.

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 7. 3 juli 2021