Kuipers getuigenis voor Israël

logoIdW

Op donderdag 14 januari 1960 werd in de Westerkerk een interkerkelijke samenkomst gehouden voor Israël. Er was verontrusting over het opnieuw de kop opsteken van het antisemitisme in Europa en met name in West-Duitsland. Tijdens de bijeenkomst voerde onder anderen de toen bekende doopsgezinde predikant Frits Kuiper het woord. Ons blad nam zijn tekst integraal op.

Op woensdag 7 november 2018 sprak de kerk opnieuw over Israël. Tussen toen en nu is veel veranderd. Toen namen vrijwel alle kranten en tijdschriften een verslag van de gehouden avond op. Aanwezig waren vertegenwoordigers van het Koninklijk Huis en de regering. Dat zal nu niet meer zo snel gebeuren. Toen was de ontzetting over wat er in de oorlog gebeurde nog vers in het geheugen. Het enthousiasme voor Israël en met name voor het wonder in het Midden-Oosten was groot. Dat is nu, gelet op de harde Israëlische politiek, wel anders. Begrijpelijk dat de discussie over de onopgeefbare verbondenheid opnieuw oplaait. Die zal na het gesprek op 7 november niet ophouden.

In zijn bijdrage gaat Kuiper in op wat voor hem de kern van het antisemitisme is. Ik raakte ervan onder de indruk. Op 14 januari 1960 sprak iemand en zijn stem moet ook nu in 2019 gehoord worden. Het is een woord dat in de bezinning op de onopgeefbare verbondenheid niet mag ontbreken.

Kuiper beschouwt het antisemitisme als een typisch Europees verschijnsel. Als theoloog definieert hij het antisemitisme als de moeite die wij “gekerstende Europeanen met Israël als onze naaste hebben”. Daar gaat het hem om. Dat is ook de titel van zijn bijdrage “Israël is onze naaste”, met de nadruk op ‘is’. Dat is geen keus van ons. Het is een feitelijke constatering. “Ons werd een plaats naast hen bereid. Wij hadden hun niets in te ruimen.” Het is een feit waarvan wij als christenen rekenschap dienen af te leggen. Ja juist wij, omdat wij “krachtens het tot ons gekomen Evangelie van Jezus Christus tot hún naaste mochten zijn geworden.” Het is waar en juist daar hebben we als Europeanen moeite mee. Dat is de kern van het antisemitisme. Ik laat graag Kuiper aan het woord om dat toe te lichten:

“In het Europese anti-semitisme […] komt iets naar boven van de innerlijke gespletenheid, welke hier de christelijke gezindheid eigen is. De Europese Christenheid wist ervan, dat zij naar het woord van Paulus in zijn brief aan Epheziërs (hoofdstuk 3 vs. 6) geheiligd was geworden in dit geheimenis, dat hun volkeren — als heidenen, mede-erfgenamen waren geworden, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie. Zij waren en zijn deelgenoten aan het erfdeel, waartoe hun leermeester Paulus en zijn Joodse volksgenoten (naar zijn woord in vs. 11 van het eerste hoofdstuk van diezelfde brief) tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil. Dat erfgoed van Israël hebben de volkeren van Europa zich ten eigen willen maken. Maar dat het tegelijk het erfdeel bleef van de kinderen Israëls, ja dat hun – heidens – deelgenootschap er een was van mede-erfgenamen, dáár hebben de christenen-uit-de-heidenen steeds weer moeite mee gehad.”

De schade die antisemitisme aan Joden toebrengt, is enorm. Kuiper wijst in dit verband naar de 6 miljoen vermoorde Joden. Daar voegt hij een opmerkelijke constatering aan toe. De schade die het onszelf aandoet, is zo mogelijk nog groter. “Door Israël niet als naaste te erkennen vernietigt de Europese mens zijn eigen geestelijk fundament.” Dat fundament is de plaats die wij naast Israël gekregen hebben. Als die plaats afgewezen wordt, vallen wij terug “in de duisternis van het heidendom”. Het is dus van levensbelang dat onze innerlijke weerstand tegen Israël als onze naaste overwonnen wordt.

Ik noemde het al. De situatie nu is totaal anders dan die van 60 jaar geleden. Van het ideaalbeeld van Israël is niet veel overgebleven. Dan wordt vooral gekeken naar de politiek van de staat Israël. Daar zijn inderdaad vraagtekens bij te zetten. Ook de discussie of land, volk en staat uit elkaar gehaald kunnen en mogen worden, mag gevoerd worden. Maar in die discussie blijft de vraag van Kuiper van kracht. Wordt er bij het spreken van uitgegaan dat Israël ons als naaste gegeven is? Dat betekent voor mij met respect en aandacht luisteren naar hoe binnen de Joodse gemeenschap over de kwesties van heden gesproken wordt. Zo eenvoudig blijkt het niet te zijn om land, volk en staat te scheiden. Het betekent ook trachten te begrijpen waarom de Israëlische politiek zo verhard is. Het betekent in solidariteit meezoeken naar uitwegen uit de politiek van escalatie. Dat kunnen en mogen pittige gesprekken zijn, als het gemeenschappelijke fundament maar niet uit het oog raakt.

Kuiper wijst erop dat de moeite die wij als gekerstende Europeanen hebben met het feit dat we op Israël als naaste zijn aangewezen, weerklank vindt bij onder anderen moslims: “Want die anderen ontkennen, dat de kinderen van Israël tot op deze dag erfgenamen zijn van de aan Abraham geschonken belofte, volgens welke in zijn nakomelingschap alle volkeren der aarde gezegend zouden worden. Die anderen vinden, dat die belofte niet of niet meer geloofwaardig is.” Het is een constatering die tot op de dag van vandaag nog treffend is. Het legt één van de wortels van het conflict in het Midden-Oosten bloot. Het is de ontkenning dat de geschiedenis van Joden met Israël en Jeruzalem verbonden is. Zonder dat wij er erg in hebben kan het zomaar gebeuren dat onze afkeer van het gemeenschappelijke fundament, waarop wij als christenen staan, zich verbindt met de weerzin tegen Israël in het Midden-Oosten. Begrijp me goed. Ik zeg niet dat dat gebeurt of gebeurd is. Het is wel een vraag, die om zelfonderzoek vraagt.

Ja, er staat dus veel op het spel in de discussie over de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Kuiper laat zien dat we er niet zijn als we die verbondenheid vervangen door zoiets als strijd tegen het antisemitisme. Daartegen strijden betekent het gemeenschappelijk fundament in ere houden. Is het niet precies dat wat de onopgeefbare verbondenheid wil uitdrukken en veiligstellen: Israël is ons als naaste gegeven? Dat is geen keus van ons, maar is het fundament waarop wij als christenen staan.

At Polhuis

 Het artikel van Frits Kuiper is te vinden in In de Waagschaal, jaargang 15, nr. 15, 6 februari 1960.

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 2. 9 februari 2019