Kerkelijke aardrijkskunde

logoIdW

 

In een van zijn stellingen over Kerkorde zegt dr. Oepke Noordmans: “De vorm der kerkregering moet zich weten aan te passen. De kerkelijke aardrijkskunde behoort geestelijk te zijn en bekendheid te tonen met de wijzigingen in het mensenleven.” [1] Deze visie van Noordmans dat de kerkelijke topografie zich dient aan te passen aan de eisen van de tijd komt overeen met de inzet van de nota kerk 2025 ‘waar een Woord is, is een weg’: minder vergadercultuur, gemeenten die elkaar visiteren en dus een nieuwe indeling met minder classes en een classispredikant die ook wat te vertellen heeft. Toen de synode unaniem akkoord ging met de voorstellen van kerk 2025, werd besloten om de vaart er in te houden en deze lichte structuur per 1 januari 2018 in te voeren.

Mijn ervaringen met de classis zijn positief. Vaak was er voor de pauze een inhoudelijk gedeelte met een spreker die een relevant verhaal hield. Daarna volgt het huishoudelijke gedeelte, voortvarend geleid door de voorzitter. Eigenlijk werden de voorstellen van het breed moderamen altijd gevolgd. Het gevolg hiervan is echter wel dat ik zelden het idee heb gehad dat er in deze ‘grondvergadering der kerk’ belangrijke beslissingen vielen. Nu ik de laatste jaren niet ben afgevaardigd ben naar de classis heb ik dan ook niet het gevoel dat ik veel mis. Dat deze tussenlaag tot bestuurlijke ballast is geworden kon ik dus wel meevoelen.

Wanneer bij ons in de kerkenraad wijzigingsvoorstellen van de synode werden besproken, dan waren dit hamerstukken of het kostte de nodige moeite om duidelijk te krijgen waar het over ging. Daarom was ik toch wel verrast dat onze kerkenraad zeer oplettend was toen de classicale herindeling en bijbehorende kerkordewijzigingen voorbij kwamen. Het belangrijkste bezwaar is dat een gemeente niet meer een eigen afvaardiging heeft in de classicale vergadering. Het lijntje met de bovenplaatselijke kerk valt weg en het is onduidelijk hoe de leden van de classis dan verkozen gaan worden. Het modewoord ‘transparantie’ dat een van de kernbegrippen moet zijn van ‘kerk 2025’ is hier niet van toepassing. Verder zijn er zorgen over de kosten van de nieuwe structuur. Zelf denk ik dat de financiële last meevalt, ook nu zijn er predikanten als adviseur vrijgesteld voor de classes, maar het signaal is duidelijk : No taxation, without representation. Men vreest dat de lichte structuur voor de gemeenten tot een zwaar juk zal worden.

Ik heb hier van geleerd dat de kerkorde wel degelijk leeft als het er op aankomt. De gefundeerde kritiek van onze kerkenraad laat bovendien zien dat het presbyterale model functioneert. De pion van de ouderling, een uitdrukking van Noordmans, is niet uitgespeeld.

Veel kerkenraden hebben afwijzend gereageerd op de wijzigingsvoorstellen, terwijl de synode al unaniem heeft ingestemd met de nota ‘kerk 2025’. In plaats van een lichtvoetige wandeling, dreigt ‘waar een Woord is, is een weg’ een schaakpartij te worden die uitloopt op een patstelling. Het tegenvoorstel ‘kerk 2018’ van ds. H. van Ginkel ademt een nostalgische sfeer. Hier geldt de kritiek die Noordmans in 1936 al had op het hardnekkig vasthouden aan de functies van de classis van de groep ‘Kerkherstel’ dat hij voor een hobby hield en een stukje romantiek: ‘Welk waas omhult deze oude classicale begrenzing, dat aan die historische nevel het wel en wee van de huidige kerk geofferd zou moeten worden.’ [2]

Onze kerkenraad stelt voor om één ambtsdrager per gemeente af te vaardigen. Bij een maximale grootte van 70 leden per classicale vergadering , kom je uit op ca. 23 classes. 11 tot 12 classispredikanten zouden dan ieder een tweetal classes moeten bedienen. Kan deze zet uitkomst bieden?

 

Franc de Ronde

F. de Ronde is predikant in de Protestantse Gemeente Fijnaart, Heijningen en Standdaarbuiten

[1] Dr. O. Noordmans, Verzameld Werk V, p. 325, 7 stellingen voor de moderamenvergadering Kerkorde van 29 11 1936

[2] VW V. p. 329