Karl Barth en de oorlog in Oekraïne

Hoe verhoudt de kerk zich tot de militaire steun en wapenleveranties aan Oekraïne? Tot op heden is er nauwelijks aandacht voor deze vraag. De reactie van de kerk lijkt zich te beperken tot de opvang van vluchtelingen en het gebed om vrede. Wellicht kunnen twee recente publicaties van en over Barth inzake zijn visie op oorlog en vrede enige richting bieden.

Karl Barth over oorlog en vrede is uitgebracht door de Karl Barth Stichting en bevat de vertaling van een brochure en zeven brieven uit de jaren 1938-1940 en 1950-1963. Allereerst bevat de bundel de bekende brief aan de Tsjechische theoloog J.L. Hromádka uit 1938, waarin Barth stelt dat het verzet van Tsjechische soldaten tegen de op handen zijnde inval van nazi-Duitsland in Tsjecho-Slowakije een strijd is “voor ons” en “voor de kerk van Jezus Christus”, omdat “het omwille van het geloof absoluut noodzakelijk is om de beduchtheid voor geweld en de liefde voor vrede resoluut op de tweede en de beduchtheid voor het onrecht en de liefde voor de vrijheid even resoluut op de eerste plaats te zetten” (22). Op de conferentie in München 1938 gaven Engeland en Frankrijk echter toe aan de eisen van Hitler-Duitsland, met als gevolg dat de Tsjechen al aan de onderhandelingstafel verslagen werden. Barths brief riep veel verzet op, ook binnen de Bekennende Kirche en in Nederland bijvoorbeeld vanuit Kerk en Vrede, die zich overigens ook ten aanzien van de oorlog in Oekraïne heeft uitgesproken tegen wapenleveranties en voor vredesonderhandelingen. Barth daarentegen verzette zich in 1938 juist tegen het pacifisme van het interbellum, dat ten aanzien van de agressie van Hitler tot een verlammende besluiteloosheid leidde.

Na deze brief volgen brieven in reactie op kritiek die Barth ontving op zijn stellingname. De brieven zijn later opgenomen in Eine Schweizer Stimme (1945). Barth betoogt dat er situaties zijn waarin omwille van de vrede inzet van geweld noodzakelijk is. Vasthouden aan geweldloosheid zou ongehoorzaamheid aan het gebod van God zijn, aangezien het nazisme een dictatuur is die zozeer het recht en de vrijheid vertrapt dat daartegen verzet gepleegd moet worden, ook als dat het eigen leven en het bestaan van de kerk bedreigt. Zoals At Polhuis in zijn inleiding goed uitlegt, moet de roemruchte uitspraak van Barth over de Tsjechische soldaat die vecht voor de kerk van Christus begrepen worden tegen de achtergrond van Barths visie op de staat die als primaire taak heeft recht te doen in de niet-verloste wereld. De kerk denkt over de staat niet vanuit de schepping (als bevestiging van de bestaande orde), maar vanuit de verzoening (als geroepen om recht en gerechtigheid te betrachten). Dit lijkt me nog steeds een theologisch adequaat en onderscheidend uitgangspunt.

Vervolgens bevat dit boekje een vertaling van de lezing die Barth begin 1940 in het kanton Bern hield, getiteld Des Christen Weh rund Waffen, waarin hij aan de hand van Efeziërs 6, 10-20 onderzoekt wat de ‘geestelijke wapenrusting’ betekent in de concrete situatie van de agressieve nazipolitiek. Barth maakt radicaal onderscheid tussen de eindstrijd van Christus en de geestelijke wapenrusting enerzijds, en de menselijke afweging ten aanzien van oorlog die wij in het licht van het evangelie hebben te maken anderzijds.

Ook in het boekje van Eginhard Meijering komt deze robuuste stellingname van Barth goed tot uitdrukking. De eerste taak van de kerk is volgens Barth om “zo vorm te geven aan de vrede dat de neiging tot conflicten en het voeren van oorlogen niet opkomt” (23). Toch moet de kerk in een uiterste noodsituatie ook kunnen zeggen dat een oorlog onvermijdelijk is, bijvoorbeeld als een land in zijn fysieke en geestelijke voortbestaan bedreigd wordt. Barth volgt Heerings pacifistische pleidooi daarom niet. De strijd van de geallieerden tegen Hitler-Duitsland was een gerechtvaardigde oorlog. Opmerkelijk genoeg wordt noch in de briefuitgave noch in de weergave van Meijering nadrukkelijk verwezen naar de traditie van de rechtvaardige oorlog. Aangezien in deze traditie oorlog alleen een laatste redmiddel is als alle andere middelen zijn uitgeput (‘nee’ tegen oorlog, ‘tenzij’), kan Barths positie gezien worden als in lijn met deze traditie. De overeenkomst met de theologische traditie van de rechtvaardige oorlog had in deze beide publicaties wel explicieter uitgedrukt mogen worden. Nu lijkt het alsof Barth alleen maar put uit het gebod van God in relatie tot de concrete situatie. Maar zijn afwegingen over de aard van de vijand als agressor die fundamenteel recht en vrijheid van mensen vertrapt, de menselijke afweging om als overheid die ‘het zwaard draagt’ om onrecht te stoppen en de afweging over de militaire middelen die hiervoor nodig zijn, hoe vreselijk ze ook zijn, zijn precies de kernelementen van de christelijk traditie van de rechtvaardige oorlog. Laat dit dan ook maar hardop gezegd worden. Dit alles impliceert volgens mij dat de oorlog die Oekraïne voert tegen de Russische agressor in de lijn van Barth te rechtvaardigen is en onze volle steun verdient.

De relevantie van Barths beschouwingen van na de Tweede Wereldoorlog is minder evident. Een interessant punt in zijn naoorlogse brieven, waarvan er drie zijn opgenomen in Karl Barth over oorlog en vrede, is dat Barth duidelijk maakt dat zijn stellingname voor en tijdens de oorlog niet zomaar doorgetrokken kan worden naar het naoorlogse Oost-Westconflict. Zijn brief uit 1938 aan Hromádka werd na de oorlog misbruikt voor het theologisch ondersteunen van de herbewapeningspolitiek van Adenauer. De situatie is volgens Barth in 1950 heel anders. De belangrijkste opgave is nu om te voorkomen dat er opnieuw een oorlog uitbreekt. De kerk moet tegen de stroom in aandacht vragen voor duurzame, rechtvaardige verhoudingen. Barth neemt daarbij ook de specifieke situatie van Duitsland nadrukkelijk mee en ziet nu geen taak voor Duitsland om een hoofdrol te spelen in de bewapening van het Westen. Meijering laat in zijn studie uitgebreid zien dat Barth vanaf 1951 zeer bezorgd was over de mogelijkheid van het voeren van een oorlog met kernwapens en zich verzet tegen een Oost-Westpolarisatie die gemakkelijk kan escaleren. Barth achtte het niet juist om het communisme net zo rigoureus af te wijzen als het nationaalsocialisme, aangezien het communisme in het Westen niet zo’n serieuze verzoeking was als het nazisme eerder in Duitsland was. Anders dan de NAVO was Barth niet bang dat de Sovjet-Unie zonder provocatie een democratisch land zou binnenvallen. Hij bepleitte daarom een Derde Weg tussen Oost en West, waarbij hij radicaal opkomt voor vrede en de communist allereerst ziet als medemens, al erkent hij dat hij liever in het vrije Westen woont dan in het communistische Oosten. Meijering moet constateren dat de relevantie van Barth op dit punt beperkt is: “afrondend kunnen we zeggen dat Barths beschouwingen over oorlog en vrede voor het politieke handelen niet erg relevant zijn, omdat ze sinds de uitvinding van de atoombom erg theoretisch waren en niets wezenlijk nieuws boden. Met zijn resolute afwijzing van het gebruik van atoomwapens in een oorlog keerde hij zich tegen iets dat geen regering van plan was” (53). Dat raakt ook de afwijzing van kernwapens door de Nederlandse Hervormde Kerk. Meijering concludeert dat in navolging van Barth christenen allereerst zouden moeten inzetten op een geloofwaardig leven in de christelijke gemeenschap waarin vreugde beleefd wordt aan het leven dat veilig is bij God en dat niet roekeloos moet worden vernietigd. Daar gaat meer van uit dan van “profetische verklaringen over het wereldgebeuren” (54).

Ik deel deze visie, maar denk dat er toch iets meer te leren is van Barth dan alleen dit. Van Barth valt allereerst te leren om goed te onderscheiden wat in een gegeven situatie geboden is en niet zomaar lijnen (verzet tegen communisme gelijkstellen aan verzet tegen nazisme) door te trekken. De ethische opgave is steeds te zoeken wat ons in het licht van het evangelie in een bepaalde (dreigende) oorlogssituatie te doen staat. Een relevant perspectief vanuit Barth is verder dat de kerk geroepen is om te zoeken naar wat zij vanuit haar eigenheid heeft te getuigen tegen de stroom in. Wat kan dat vandaag de dag concreet betekenen? Polhuis zoekt het in Barths pleidooi voor het verenigen van kleine neutrale landen die zich onafhankelijk opstellen van de geopolitieke machtsdynamiek (VS, Rusland, China) die gemakkelijk tot escalatie kan leiden: “Steun aan de strijd van Oekraïne tegen de agressie van Rusland, (…), en tegelijk een duidelijk ‘nee’ waar deze steun ingekaderd wordt in de westers-ideologische mondiale machtspolitiek” (19). Zelf zie ik ook het belang van het blijvend inzetten op ‘rechtvaardige vrede’, waar Barth voor pleit. Kerk en theologie zouden niet alleen bescherming van recht en vrijheid en het recht op zelfverdediging van Oekraïne moeten benadrukken. Ook zou de kerk aandacht moeten vragen voor vreedzame verhoudingen na de oorlog, waarbij niet alleen de heropbouw van Oekraïne, maar ook vrede, recht en vrijheid voor Rusland worden nagestreefd. Nu al zou ze zich daarom moeten keren tegen retoriek die ‘de Russen’ als ’de vijand’ demoniseert of Rusland definitief isoleert, zonder overigens te schromen om het kwaad in de Russische agressie te benoemen en te bestrijden.

Pieter Vos

Pieter Vos is bijzonder hoogleraar protestantse geestelijke verzorging bij de krijgsmacht en universitair hoofddocent ethiek, beide aan de Protestantse Theologische Universiteit

Karl Barth over oorlog en vrede. Een brochure en zeven brieven van Barth, uitgegeven onder redactie van At Polhuis e.a., Karl Barth Stichting, 2022

– E.P. Meijering, De kerk in oorlog en vrede. Overwegingen n.a.v. Karl Barths visie op de taak van de christenen als Gods volk in het wereldgebeuren, uitgave in eigen beheer, 2023

Streamer 1:     De kerk denkt over de staat niet vanuit de schepping (als bevestiging van de bestaande orde), maar vanuit de verzoening (als geroepen om recht en gerechtigheid te betrachten).

Streamer 2:     Dit alles impliceert volgens mij dat de oorlog die Oekraïne voert tegen de Russische agressor in de lijn van Barth te rechtvaardigen is en onze volle steun verdient.

Streamer 3:     Van Barth valt allereerst te leren om goed te onderscheiden wat in een gegeven situatie geboden is en niet zomaar lijnen door te trekken.

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 10, 21 oktober 2023