‘Joden’ of ‘Judeeërs’

logoIdW

In nummer 10 van de vorige jaargang van In de Waagschaal geeft Coen Constandse een goede argumentatie voor de vertaling ‘Judeeërs’ in plaats van ‘Joden’ voor joudaioi in het Johannesevangelie, spreekt een waar woord door te zeggen dat ‘Judeeërs’ wél de geur van antisemitisme verdrijft, maar niet alle puzzels oplost, en vindt het daarom verder niet zoveel uitmaken of je nu ‘Joden’ of ‘Judeeërs’ vertaalt: aan allebei mankeert wel iets.

Ik vind het verschil tussen wel of geen geur van antisemitisme levensgroot en van levensbelang en heb alleen al daarom voor de Naardense Bijbel meer en meer voor ‘Judeeërs’ gekozen, in de zin van: geen Galilese joden, geen Samaritaanse joden maar Judese joden, – een deel van heel Israël. In al mijn kerkdiensten heb ik het afgelopen half jaar het Johannesspoor gevolgd en daarbij uitgelegd waarom ik het nodig vind om ‘Judeeërs’ te lezen in plaats van ‘Joden’. Veel mensen zeiden, met enige opluchting: `Eindelijk hoef ik het bizarre idee niet meer te geloven dat de Here Jezus of Johannes wat tegen Joden hebben!’

Want Luthers kort-door-de-bocht vertaling van jehoedíem en joudáioi met Jüden heeft ongelooflijk veel kwaad gedaan. Wie antisemitisme zaait, die oogst het ook. De Deutsche Christen en het christelijke Entjüdungsinstitut in Eisenach t.t.v. Hitler zijn niet uit de hemel komen vallen. Alle vertalingen ná Luther zijn hem slaafs gevolgd (met Jews, Joden en Juifs etc.), en vervolgens is deze te betwisten vertaling de norm geworden, terwijl we na het Latijnse Judaei ‘gewoon’ Judäer, Judeans, Judeeërs en Judéens hadden kunnen hebben. Ik bewonder Luther zeer, om zijn denkkracht, werkkracht, vastberadenheid en moed, maar toen hij joudáioi moest vertalen heeft hij m.i. even geslapen, – en wél een denkspoor getrokken.

Behalve Karl Bornhäuser met zijn Johannes-Evangelium (1928) heeft bij mijn weten niemand Luthers vertaling van joudáioi ooit betwijfeld of betwist. Mensen die desondanks vermoedden dat Jezus óók van het joodse geloof was en inzagen wat voor bizar Johannesevangelie ze nu voor zich hadden liggen móesten wel aannemen dat ‘Johannes’ niet Johannes (de leerling) was, en dat het evangelie niet van de eerste maar van de tweede eeuw was, want ‘anders was het niet zo anti-Joods geweest’! Om iets heel raars in de vertalingen te verklaren móest ‘Johannes’ wel ’laat’ gedateerd worden! En vervolgens wordt zo’n late datering weer een semi-heilsfeit, dat alleen John A.T. Robinson, jawel, die vrijzinnige anglicaan van Honest to God, heeft durven betwijfelen en herzien,- in zijn Redating The New Testament (1975).

Er is zeker een en ander af te dingen op ‘Judeeërs’ in de Naardense Bijbel. Maar dan graag doordacht en intelligent. En niet als volgt, toen ik in 2004 in Rotterdam bij de presentatie van de Nieuwe Bijbel Vertaling was: een hoog persoon uit de Nederlandse christenheid en ik staan allebei voor de Laurenskerk. Hij (het was een man) complimenteerde mij met de twee weken eerder verschenen Naardense Bijbel. “Alleen, jij hebt overal ‘Judeeërs’ in plaats van ‘Joden’; dat is natuurlijk leuk voor de Joden, maar het klopt niet; want Johannes is láát, dus anti-Joods, en bij jou zijn Jezus en Johannes níet meer anti-Joods!” Ik verzin het niet! Een foute vertaling leidt tot een foute datering en foute ideeën over het evangelie van Johannes, en nu zou ik mij aan de fouten moeten houden!

Verontwaardigd vertel ik een Duitse vriendin van deze ontmoeting. Zij vindt dat ik me onnodig opwind. “Het wáren toch Joden die Jezus hebben gekruisigd? Dat moet je niet willen veranderen!

Maar het kan nog veel erger. Erger vind ik in elk geval wat ik op Beloken Pasen in een grote-stads-kerk te horen kreeg van een niet onvermaard prediker,- n.a.v. het absurde zinnetje dat Jezus’ (Joodse!) leerlingen de deur op slot hadden ‘uit vrees voor de Joden’. Meestal wijden de collega’s daar geen wóórd aan, waardoor het vreemde van het zinnetje nog eens benadrukt wordt. ‘De Joden’ krijgen de zwartepiet, en daar zeggen we dan maar niets over! Maar toen zei een jaar later die collega er wél iets over. Hij zei: “Johannes schrijft hier heel negatief over de Joden; wíj denken nú heel anders over Joden!” Dát hadden Jezus, Johannes en de Heilige Geest niet voorzien, dat de mensen van de twintigste eeuw bétere gedachten over Joden zouden hebben dan de evangelist Johannes! We mogen wel trots zijn op onszelf!

Voor mij is de vraag ‘Joden’ of ‘Judeeërs’ niet ‘een open kwestie’ of ‘waardenvrij’. Of je zegt met Pieter van der Horst dat Johannes niet in de Bijbel thuishoort, óf je vertaalt hem zo dat die bruine antisemitische geur verdampt. Dat met ‘Joodse leiders’, ‘andere Joodse mensen’, ‘niet-Galileeërs’ of ‘Judeeërs’ de anti-Joodse, antisemitische bijklank van bepaalde uitspraken ‘grotendeels verdwijnt’ is meer dan een bijkomend voordeel,- ik wil gaan voor het voordeel so-wie-so; voor mij is elke andere vertaling dan ‘Joden’ de grootste winst. Dan kan voorzichtig de rehabilitatie van het evangelie van Johannes beginnen. Misschien krijgen dan ook joodse medegelovigen enig vertrouwen in Johannes. Want dat hebben Sam en Saar niet. Ze vinden in het algemeen – de joodse mensen die ik ken – Jezus wel ‘echt een van ons’, en wat Mattheüs, Marcus, Lucas en zelfs Paulus over hem zeggen kunnen ze wel hebben en met nuances waarderen. Mijn helaas overleden vriendin Mijntje/Maartje van Tijn uit Wormer, die in de Zaanstreek graag onze kerkdiensten verrijkte met door haar vertaalde misdrasjiem, heeft twee leuke boekjes geschreven over Rabbi Jezus en zijn rabbijnse collega’s (Narratio, Gorinchem, 1995 en 1996). Met elk hard woord van Jezus weet zij wel weg. ‘Zo zíjn wij Joden onder elkaar; we leggen elkaar niet in de watten!’ Zolang het maar in de synoptici staat. Aan Johannes waagt ze zich níet, want net als bijna alle Joden die ik ken is zij de christelijke duiding gaan geloven dat Johannes niet van ‘een van ons’ is, en bovendien uit later tijd. Jammer!

Tot voor kort dacht ik dat de nieuwtestamentische wetenschap het meest stilstaande water van de theologische wereld was. Alles wat tussen 1830 en 1930 bedacht was en ik in de vroege jaren ’60 geleerd heb kun je nog steeds onveranderd terughoren. Maar schijn bedriegt. Achter de schermen – want wat er nu komt lees je nergens – gebeuren er wel dingen in de academische wereld. Ik hóór uit het Amsterdam New Testament Colloquium van de Faculteit Religie en Theologie van de VU dat daar is afgesproken om altijd, dus zonder vertaling, over joudaioi te spreken en niet meer over Jews (het colloquium is internationaal en daarom Engelstalig), want Jews is te simpel, misleidend en daarom fout. ‘Judeans’ kán, maar behoeft net zo veel duiding als het onvertaalde joudaioi: men kijkt per situatie wat het zou kunnen betekenen, want er zijn véle betekenissen. Muziek in mijn oren, en eindelijk gerechtigheid voor Bornhäuser die in 1928 niet alleen gezegd heeft dat de joudaioi niet simpelweg ‘de Joden’ zijn, maar ook dat de Judäer zo al vijf verschillende groepen of enkelingen kunnen betekenen, een heel enkele keer ook ‘Joden’ in de zin van: mensen van het joodse geloof. Dát wordt ook bedoeld met Judeeërs in de Naardense Bijbel: een benaming die louter geografisch lijkt vraagt om nadere overdenking en heeft, anders dan ‘Joden’, naast andere nadelen, niet het nadeel dat je om te beginnen denkt aan het Utrechtse scheldwoord voor Ajax, Ajaxsupporters en Amsterdammers in het algemeen!

Soms vragen de tijden om al dan niet overdreven zorgvuldigheid in onze taaluitingen, ook waar dat pijn doet. Zelf mis ik in de Naardense het mooie binnenrijm van ‘koning der Joden’. In een volgend Liedboek ga ik in Willem Barnards ‘Jeruzalem’ de negers met hun loftrompet en de joden van oudsher missen. Maar ik denk dat het goed is zelfs de schijn van racisme en antisemitisme te vermijden. Dus zeg ik: lees in Johannes voor ‘Joden’ voortaan ‘Judeeërs’! En als je Duits kunt lezen, lees dan Bornhäuser!

Pieter Oussoren

Pieter Oussoren is emeritus-predikant te Utrecht en werkt aan een Nederlandse vertaling van de Septuaginta.

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 2, 5 februari 2022