Jezus, jij moet vanavond spelen voor Feyenoord

logoIdW

CULTUREEL GEWICHT
Aflevering 25

Chris Gyan

 

Het ligt bij de voetbal- en sportboeken, King – De vele wederopstandingen van Chris Gyan. Daar kijkt niet iedere Waagschaal-lezer rond. En natuurlijk gaat het boek over voetbal, over Feyenoord (want daar speelde Chris Gyan). Vlotgeschreven, maar ondertussen geeft het te denken. Over de wereld achter het voetbal. Wat er gebeurt in kleedkamers en spelersgroepen, en niet te vergeten in bestuurskamers, met zaakwaarnemers en spelersmakelaars. De handel in jonge, talentvolle spelers, uit Afrika in dit geval. En dus maak je kennis met de Afrikaanse wereld, en de kloof met de Nederlandse. En door dat alles heen een fascinerende, uitheemse geloofsbeleving.

Cultheld

Als geblokte linksback groeide Chris Gyan uit tot cultheld voor het Legioen. Bescheiden, onvermoeibaar in werklust, wars van sterallures – zo heeft men ze het liefst in de Kuip. Gyan, klein van stuk, was onverschrokken en fanatiek, in zijn spelen en in zijn ostentatieve bidden op het veld voor de wedstrijd: armen wijd, gebalde vuisten, het hoofd iets opgericht, de ogen gesloten, bewegende lippen. Hij werd kampioen met Feyenoord in 1999, het inmiddels voorlaatste kampioenschap, en hij won in 2002 de UEFA-cup.

Zijn verhaal zou niet verteld zijn als zijn leven niet een paar dramatische wendingen had genomen. Hij verloor al zijn geld en raakte diep in de schulden. Voor zover spreekt het nog tot de verbeelding en voegt het toe aan zijn status als Feyenoord-held, want hij ging werken als ‘sjorder’, havenarbeider. Maar er is meer. Al tijdens zijn carrière bleek één van zijn zoons een zware aangeboren afwijking te hebben; hij lag de eerste twee jaar van zijn leven op de Intensive Care. Daarnaast is recent zijn eigen gezondheid zorgelijk geworden. Gyan kreeg last van onverklaarde epileptische aanvallen. Hij bleek een tumor in zijn hoofd te hebben. Behandeling daarvan en de vooruitzichten zijn onzeker; alles is nog open bij het afronden van het boek.

Nogal gelovig

Michel van Egmond, voetbalschrijver van bestsellers als Gijp en Kieft, ontmoette als medewerker van de Feyenoord Krant Gyan in zijn beginjaren, toen deze als zeventienjarig voetbaltalent naar Feyenoord kwam. Nu schrijft hij over hem, in voortdurende verwondering en vertedering – en soms, als het over geloof gaat, ook met vervreemding, een enkele keer irritatie:

Chris Gyan is nogal gelovig.

Ik ben hem nu een dik kwartier aan het interviewen, en nog ben ik er niet in geslaagd om hem één zin te laten uitspreken waarin het woord Jezus een keer niet voorkomt. (22)

Van Egmond vraagt of Gyan nog iets speciaals gedaan heeft voor de wedstrijd (nee, hij heeft zoals altijd gebeden) en of hij niet teleurgesteld was dat hij op de bank zat, en of hij daarover eigenlijk niet eens met de trainer zou willen praten.

Nee, waarom? Hij bepaalt toch niet of ik speel? Dat doet alleen Jezus.

De trainer maakt toch de opstelling?

Ja, maar Jezus bepaalt of ik speel. Hij is alles voor me. Jezus is eerlijk. Hij is de man.

Was het niet moeilijk om na zo’n lange tijd op de bank plotseling weer te moeten spelen?

Ja. Daarom heb ik tijdens de warming-up gezegd: “Jezus, jij moet vanavond spelen voor Feyenoord.” En dat heeft hij gedaan. Dus bedank ik Jezus. (23)

Het is duidelijk dat Van Egmond er niets mee heeft en kan, dat geloof van Gyan. Toch beschrijft hij het zonder oordeel. Of misschien kun je er zelfs iets van bewondering in horen doorklinken. Ondanks alle tegenspoed is dat geloof rotsvast. Als Van Egmond vraagt wat Gyan het liefst met zijn leven zou willen doen, dan is dat ‘werken voor God’: ‘Ik wil mensen helpen die tegenslag kennen, die zorgen hebben, die al hun geld zijn verloren.’

Hoe dan?

Door te zeggen: my brother, this is not the end of the world. Je kunt er nog steeds iets moois van maken. Sta op. Er is altijd hoop. If one door closes, another one opens. Zo zit het leven in elkaar. Zelfs als je ziek bent, ben je niet ziek.

Hoe bedoel je?

Onze God kan alles repareren.

Weet je het allemaal zeker?

Ja.

Echt?

Honderd procent. (89v.)

Zo’n manier van geloven is, laten we zeggen, ‘onnederlands’. God en Jezus – tussen beiden is bij Gyan geen enkel onderscheid – zijn alles; ze zijn overal en bepalen alles.

Afrikaan in Europa

Gyan is bij Feyenoord jaren onderbetaald. Van Egmond krijgt het niet helemaal opgehelderd, maar Gyan lijkt meteen bij zijn komst naar Feyenoord voor 8 jaar te hebben getekend, opgedeeld in twee tegelijkertijd getekende contracten (2 jaar als jeugdspeler en vervolgens 6 jaar als volwaardige contractspeler). Er is volgens zijn latere zaakwaarnemer Rodger Linse onmiskenbaar misbruik gemaakt van de situatie. De machtige Westerse voetbalwereld gaf hem niet wat hem toekwam. Of dat voor Gyan zelf veel had uitgemaakt, valt te betwijfelen. Want aan de andere kant was er de Afrikaanse gemeenschap. En zijn geloof.

Ieder voetbaltalent dat naar Europa vertrekt draagt de hoop van alle achterblijvers met zich mee dat hij als voetbalmiljonair terugkeert – met alle druk en angst voor teleurstelling en vernedering van dien. In het boek wordt beschreven hoe twee bevriende collega’s het niet redden. Eerst een leeftijdgenoot, met wie hij in Rotterdam arriveerde. Veel later een jonge Ghanees, Eli, afkomstig uit dezelfde havenstad als Gyan. Bij beiden wordt duidelijk hoe hun leven deel uitmaakt van één van de grote verhalen van onze tijd: de (grotendeels illegale) migratie van Afrika naar Europa, door het grote verschil in welvaart.

De getalenteerde voetballertjes worden gescout en door makelaars op het vliegtuig gezet. Zij vliegen hoog over de vluchtelingenkampen, de stranden en de diepten van de Middellandse zee, over de ongetelde jongemannen met eigen talenten die minder gewild zijn. Alle migranten delen dezelfde hoop op welvaart en rijkdom, voor zichzelf maar minstens zoveel voor de achterblijvende familie. Want je rijkdom deel je, zo hoort dat. Je deelt met je familie, met landgenoten, met mensen die op je pad komen. Zowel Eli als Chris Gyan worden opgezocht door illegale Afrikanen. Ze worden ‘kaalgeplukt’, zegt Rodger Linse, die zich ook – in positieve zin – over Eli ontfermde. Hij geeft hem een baantje op zijn bedrijf. ‘Vanaf dat moment werd hij in de ogen van andere mensen in de Afrikaanse gemeenschap een succesvol persoon en werd van hem verwacht dat hij iedereen de helpende hand toestak. Dat is het probleem van veel Afrikanen in Europa: zodra ze dreigen te slagen, wordt de druk om hun succes met anderen te delen zó groot, dat het heel lastig is om daar mee om te gaan. Uiteindelijk gaan die mensen zo ver in het helpen van anderen, dat ze zichzelf tekort doen.’ (130)

Chris Gyan heeft vermoedelijk het grootste deel van zijn rijkdom gedeeld met hulpbehoevenden en gegeven aan zijn kerk. Want voor hem is geld ‘niet iets om te bezitten, maar om in te zetten voor een hoger doel’

Ik snap niets van geld. Ik snap niet dat er mensen zijn die hun geld liever op de bank hebben staan, dan dat ze het gebruiken om een hongerig of ziek iemand op straat te helpen. De volgende keer dat je over straat loopt is die persoon misschien overleden. En het geld waarmee hij gered had kunnen worden, staat nog steeds op jouw bank. Wat heeft dat voor zin? (123)

Hij deelt zelfs met oneerlijke mensen. Hij weet dat sommigen hem om dit alles ‘dom’ noemen. Het kan hem niet schelen. Samen met zijn vrouw krabbelt hij op uit het dal en probeert beter voor zijn gezin te zorgen. Maar hij zou het zo weer doen. Want: ‘Mijn bijbel zegt dat ik nooit moet ophouden met helpen. Nooit’. (123) En hij leeft met de bijbel. ‘Mijn boodschap is (…) dat je altijd moet blijven geloven in een goede afloop. Doe ik ook. Ik heb hoop, altijd. En daardoor kan niets mij omver krijgen. Begrijp je?’ (139)

Van Egmond knikt als hij dat hoort. Maar het is een raadsel.

Coen Constandse

Michel van Egmond, King – De vele wederopstandingen van Chris Gyan, Voetbal Inside/Overamstel Uitgevers 2017