Jean-Christophe van Romain Rolland

Romankunst uit de grote Europese traditie

De Europese romantraditie is een schatkamer van schoonheid en wijsheid. Van ongeëvenaard inzicht in de ziel ook. Een belangrijk genre van de Europese romankunst is dat van de Bildungsroman waarin de emotionele en morele en intellectuele groei van de meestal jonge hoofdpersoon centraal staat wiens ontwikkeling vaak wordt gevormd door de mensen om hem heen. Kenmerkend is ook de zoektocht naar zingeving en harmonie. Het genre van de Bildungsroman, waarvoor Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre (1795-1796) model heeft gestaan, kent vele klassiek geworden romans: Van Eedens De kleine Johannes, Thomas Manns Der Zauberberg, Dickens’ David Copperfield en Romain Rollands Jean-Christophe.

Van deze laatste romancyclus uit de jaren 1904-1912 verschenen in de jaren 1916-1918 twee Nederlandse vertalingen. Nu ligt het eerste deel voor ons van een nieuwe vertaling die drie delen zal omvatten. Deze nieuwe editie, zo liet uitgever Meulenhoff ons weten, past in een reeks van vertalingen van Nobelprijswinnaars waarin negen jaar geleden de laatste uitgave is verschenen, de romancyclus De Thibaults van Roger Martin du Gard.

Dit nieuwe vertaalproject juichen we van harte toe. Lezers voor wie Romain Rolland slechts een naam was en die er niet toe zouden komen het Franse origineel te lezen, hebben nu de gelegenheid kennis te nemen van het magnum opus van een auteur die in 1915 de Nobelprijs voor literatuur ontving “als erkenning voor het indrukwekkende idealisme in zijn literaire werken en de sympathie en liefde voor de waarheid waarmee hij verschillende mensen heeft beschreven”. Rollands oprechte en bezielde humanisme, vrij van elk relativisme of ironie, moge deze en gene moderne lezer misschien ouderwets of vervreemdend aandoen maar heeft ook voor onze tijd zijn grote waarde behouden, zoals we hieronder aannemelijk hopen te maken.

Vrienden

Romain Rolland (1866-1944), naar de woorden van zijn vriend Stefan Zweig ‘een man van morele superioriteit’, heeft zich niet beperkt tot de schone letteren maar zich met heel zijn talent en persoonlijkheid ingezet voor gerechtigheid en humaniteit, juist ten tijde van de Eerste Wereldoorlog toen het Avondland verzonken was geraakt in barbarij en christelijke volken elkaar uitmoordden. In zijn geschrift Au-dessus de la mêlée (1915), geschreven in een meeslepende stijl en op elke bladzij getuigend van een fijnzinnige en nobele geest, riep hij kunstenaars en geleerden, waarvan de overgrote meerderheid door ziekelijk nationalisme en demonisering van de tegenstander bevangen was, op tot rechtvaardigheid en menselijkheid. Hij pleitte voor de Europese geest van humaniteit en wees, zelf geworteld in zowel de Franse als de Duitse cultuur, op het belang van verbondenheid met andere culturen. Tot slot, een door liefde gedreven uitstapje, moge nog worden vermeld dat Romain Rolland bevriend was met Frederik van Eeden, evenals hij een vertegenwoordiger van de Europese geest, van de hoge idealen van vrede en gerechtigheid, van echte menselijkheid. Eerbiedig en ontroerend is Rollands bijdrage aan het Liber Amicorum dat Van Eeden in 1930 werd aangeboden. Daarin geeft hij een indruk weer van een ontmoeting in 1919 met de Nederlandse schrijver: “Je vis un grand blessé, chargé d’une douleur infinie. Mais si vrai et si simple et si bon et si humble!… Jamais je ne l’ai tant aimé…”.

Jean-Christophe is de fictieve biografie van een geniaal musicus waarvoor Beethoven model heeft gestaan. Het voor ons liggende deel beschrijft de kinder- en jeugdjaren en de adolescentie van de hoofdpersoon, het muzikale wonderkind Jean-Christophe Kraft. Deze Jean-Christophe groeit op in een muzikaal maar kleinburgerlijk milieu in een stadje aan de Rijn. Hij is een gevoelig kind. De gestalte van zijn moeder en haar dierbaar gezicht, overgoten door een glans van goedheid, maken een onuitwisbare indruk op hem. Buitengewoon ontvankelijk is hij ook voor de beelden van zijn omgeving: “O heerlijke herinneringen, weldadige beelden, die als een harmonieuze zwerm bijen een leven lang zullen gonzen…! De reizen die je later maakt, de grote steden, de roerige zeeën, de droomlandschappen, de geliefde gezichten griffen zich niet met dezelfde onfeilbare precisie in de ziel als die wandelingen in de kinderjaren of het eenvoudige stukje tuin dat het lanterfanterende kind elke dag waarneemt door de beslagen ruit waar het met zijn neus op gedrukt zit…”

De werkelijkheid om hem heen is overigens hard genoeg: een alcoholische vader die vroegtijdig sterft, armoede, tegenstand van zijn omgeving. Al vroeg ervaart hij de hevigheid van het onontkoombare lijden en ziet hij “dat het leven een genadeloze strijd was, zonder wapenstilstand, waarin een mens die de naam mens waardig is voortdurend moet vechten tegen legers onzichtbare vijanden: de moorddadige krachten van de natuur, de troebele begeerten, de duistere gedachten die je er verraderlijk toe aanzetten jezelf te verlagen en te vernietigen”. Onverwoestbaar blijft echter zijn geloof in het leven. Na een diep vernederende ervaring in de mensenwereld vlucht hij naar buiten, naar de natuur, waar hij diep de vrede en vreugde van alle levende wezens ervaart. “Alle schoonheid, gratie, bekoring van het leven omhulde en vervulde hem. Waarom ben jij zo mooi en zijn zij – de mensen – zo lelijk? Dacht hij. Maar wat gaf het! Hij hield van het leven, hij voelde dat hij altijd van het leven zou houden, dat niets hem er afstand van kon doen nemen. Hij omhelsde de aarde in vervoering. Hij omhelsde het leven. Ik heb je! Je bent van mij. Ze kunnen je niet van me afpakken. Ze mogen met me doen wat ze willen! Ze mogen me laten lijden…! Lijden is nog altijd leven!” Meer een heidense Lebensbejahung dan een christelijk levens-en lijdensbesef.

Vrouwen en muziek

In de vormingsjaren van Jean-Christophe – hoe kan het bij een gevoelsmens en kunstenaar ook anders – speelt de vrouw een belangrijke rol en meer dan één vrouwengestalte trekt aan ons geestesoog voorbij. De gestalte van Minna, evenals hij “vervuld van liefde, van een zoete, diepe, dwaze verliefdheid. Al het andere was verdwenen. Geen egoïsme meer, geen ijdelheid, geen bijgedachten. Alle duisterheden van de ziel werden weggeveegd door die vlaag van liefde… ze herkenden zichzelf niet meer, ze waren zichzelf niet meer. Alles was getransformeerd: hun harten, hun gelaatstrekken, hun ogen die straalden van een aandoenlijke goedheid en genegenheid. Minuten van zuiverheid, van zelfverloochening, van je volledig geven, die in het leven niet zullen weerkeren”. Van geheel andere aard is de puur zinnelijke liefde voor Ada. Liefde die echter ook diepe lagen van de mens weet aan te boren: “De nacht die vele nachten is, de uren die eeuwen zijn, de seconden die de dood zijn… De gedeelde dromen, de woorden met gesloten ogen, de zachte, vluchtige aanraking van blote voeten die elkaar half in slaap zoeken, de tranen en lachen, het geluk van elkaar te beminnen in de leegte van de dingen, van met elkaar het niets van de slaap te delen, de tumultueuze beelden die door je hoofd zweven, de hallucinaties van de gonzende nacht…” Weer geheel anders is de liefde voor Sabine, een liefde die nooit uitgesproken en evenmin, al is het maar door een kus, lichamelijk uitgedrukt wordt. Sabine sterft, maar Christophe weet dat zij ergens in “de soevereine schuilhoeken van zijn ziel een veilig heenkomen had gevonden, waar de snelle stroom van het leven haar niet weg zou kunnen sleuren. Ieder mens draagt een kleine begraafplaats in zich voor al degenen die hij heeft liefgehad”.

Behalve de groei naar de volwassenheid en de liefde beschrijft deze Bildungsroman de weg van Jean-Christophe naar de muziek, vanaf zijn vroegste kinderjaren het licht van zijn leven. Jean-Christophe is voorbestemd tot de muziek, tot vertolking van leven en schoonheid. Heel zijn ziel is muziek: “Alles is muziek voor een muzikaal hart. Alles wat vibreert en beweegt en klopt, de zonnige zomerdagen, de nachten waarin de wind giert, het vloeiende licht, het flonkeren van de sterren, de regenbuien, het zingen van de vogels, het zoemen van de insecten, het ruisen van de bomen, de geliefde of gehate stemmen, de vertrouwde geluiden van het haardvuur, van de deur die piept, van het bloed dat de aderen doet zwellen in de stilte van de nacht – alles wat is, is muziek; het gaat er alleen om haar te horen. Al deze muziek van wat bestaat weerklonk in Christophe. Alles wat hij zag, alles wat hij voelde veranderde in muziek…”

Boeiend zijn de vele bladzijden die Rolland met evenveel kennis als empathie wijdt aan de Duitse muziek en aan de muzikale grootmeesters tegenover wie Christophe zijn houding moet bepalen. Met grote felheid verwijt de jonge componist hun vals idealisme, valse sentimentaliteit. Deze gestrengheid had echter alles met hemzelf te maken. Wie immers “hield meer van ze dan hij? Wie voelde beter Schuberts goedheid, Haydns onschuld, Mozarts tederheid, Beethovens grote heroïsche hart? Wie had eerbiediger zijn toevlucht gezocht in het ruisen van Webers bossen, en in de schaduwen van Johann Sebastians kathedralen, die tegen de grijze luchten van het noorden hun bergen van steen en hun gigantische torens met opengewerkte spitsen aftekenden, boven de Duitse vlakten?”.

Rollands fijnzinnige inzicht in de ziel, zijn weergave van de mysterieuze aantrekkingskracht tussen man en vrouw en zijn mooie beschouwingen over de muziek en de roeping van de musicus maken Jean-Christophe tot een exponent van de grote Europese romantraditie. Blijvende waarde bovendien heeft het boek door zijn geest van humaniteit.

O.W. Dubois

– Romain Rolland, Jean-Christophe. Deel 1: Dageraad, vertaald door Tatjana Daan, Meulenhoff 2023

Liber Amicorum Dr. Frederik van Eeden, aangeboden ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag 3 april 1930, Amsterdam 1930

 Streamer 1:     Rollands oprechte en bezielde humanisme, vrij van elk relativisme of ironie, moge deze en gene moderne lezer misschien ouderwets of vervreemdend aandoen maar heeft ook voor onze tijd zijn grote waarde behouden.

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 10, 21 oktober 2023