Islam – ieder zijn ervaring

logoIdW

 

Mijn grootvader bleef tot op het laatst van zijn leven de politieke en culturele ontwikkelingen in de wereld nauwlettend volgen. Hij stelde natuurlijk boven alles belang in kerkelijke zaken.  Wat hem ook bezig hield was het maatschappelijke fenomeen van de emancipatiebewegingen, wat zijn weerslag kreeg in zijn boek “Gods vaderschap in een eeuw van emancipatie” (1983). Weinig mensen weten dat hij ook inzicht probeerde te krijgen in wat er gaande was in de Islam. Het was begin 1979, ik was net achttien, toen ik een brief ontving van mijn grootvader met bijgevoegd een paar A4tjes die hij met plakband aan elkaar had geplakt zodat je een hele strook naar beneden kon uitrollen. Bovenaan stond “Mediterranean Duel”. De strook was verdeeld in vijf kolommen. Een kolom met data, een kolom met belangrijke personages, een kolom met commentaren, en wat vooral veelzeggend was: twee klommen die samen een soort pingpongspel weergaven. Op één van deze twee kolommen waren de momenten uit de geschiedenis opgetekend dat de Westelijke wereld de overhand had in het “mediterrane duel”, in de andere kolom de momenten dat de Islam punten scoorde. En met een score van de Islam eindigde de hele strook. “Islam reaffirms its universal theocratic mission” stond er in de kolom. En in de parallelle kolommen “Khadaffi”, “Suez crisis”, “Algeria”, “Khomeiny”, “Iran (1979)” en in de kolom met commentaar: “Several governments make sharia the basis of their rule”. Mijn grootvader stierf in 1985. Ik vraag me af wat hij van onze huidige situatie zou hebben gedacht – huidige situatie die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid in ons Westen van een Islam die zich niet onbetuigd laat.

Ik weet het allemaal niet zo goed. We bevinden ons midden in een historische ontwikkeling en we hebben weinig zicht op de uitkomst. We tasten in een betrekkelijk duister. Enerzijds zijn we te lucide om mee te miauwen met mensen die hun bezorgdheid bezweren door lievige “wishful thinking” (muslims are beautiful). Anderzijds staan we open genoeg om in de Islam tekenen te herkennen van diepe wijsheid en van humaniteit, wat ons ervoor behoedt in een domme en ongenuanceerde veroordeling te vervallen. Je leest dit, je leest dat. Ik besluit het te hebben van enkel mijn eigen ervaring. Sinds ik predikant ben, neem ik deel aan interreligieuze dialooggroepen. In Versailles ging het meer specifiek om een dialoog Islam-christendom. Tijdens een van de sessies van deze groep heb ik iets meegemaakt dat mij altijd is bijgebleven. Iets dat mijn ogen heeft geopend. In Orange, waar ik nu sta, en waar ik weer lid ben geworden van een groep die de representanten van de verschillende godsdiensten verenigt, heeft zich wat mij in Versailles was overkomen herhaald. Maar dat was omdat ik het er opzettelijk op had aangestuurd. Ik wilde een bevestiging. Wanneer ‘t geen ik in Versailles had meegemaakt zich zou herhalen, dan versterkte dat mijn gevolgtrekking… “Wat wordt het onderwerp van onze volgende samenkomst?” Ik stelde voor: de profetie. Ja, want daar ging het om, die avond in het Moslim-centrum van Versailles die voor mij als zo veelbetekenend voorkwam.

Wanneer Mohammed sprak, dan hield iedereen zijn mond. En hij sprak lang, want hij doorspekte zijn betogen met citaten uit de Koran die hij eerst in het Arabisch opzei en daarna in het Frans. Wanneer wij christenen spraken, dan was dat één groot gekakel door elkaar. Omdat de pastoor vaak verstek liet gaan, was ik, dominee van de protestantse gemeente, de enige christelijke clericus. Die avond had ik genoeg van dat gesnater aan onze zijde van de tafel (christenen en moslims zaten elk aan een andere zijde van de lange tafel), en liet ik alle brave christenen voelen dat ik even lak had aan het algemene priesterschap en dat wanneer ik het woord nam, iedereen zich maar even koest moest houden. Ik had een Bijbel meegenomen, telkens wanneer ik sprak legde ik mijn hand erop. En wat ik voorzag, bleek waar. Dit gebaar geeft gezag, ook bij Moslims. Misschien zelfs vooral bij Moslims. Het onderwerp van die avond: de profetie. En ik uitleggen dat in de Bijbel de profeten worden voorgesteld als mensen die lijden onder hun ambt. Ze spreken voor dovemans oren. Ze worden bespot, vervolgd, vermoord. Pas later herinnert men zich hun woorden, beseft men dat ze de waarheid spraken over de situatie van onrecht en afgoderij van hun tijd – ze waren de enigen geweest –

dat ze daarom van Godswege hadden gesproken. Mohammed kon hier niets mee. Een muur van onbegrip. Een profeet die Gods wil verkondigt kan niet anders dan bij zijn leven gehuldigd worden. God spreekt, en als God spreekt, dan luisteren de mensen. Daar zorgt hij voor, daar is hij almachtig voor. En zijn profeet zal hij niet laten vallen. Mohammeds onbegrip ging gepaard met een zeker ongeduld. Voor hem was het duidelijk dat de Islam een vervolg en tegelijk een vervolmaking was van het christendom. Alles wat het christendom bevatte, dat had de Islam ook – komen alle Bijbelse figuren niet ook voor in de Koran? – alleen had de Islam meer, namelijk de profeet Mohammed. Voor Mohammed was het christendom onderweg blijven steken, en ging het erom het christendom verder te helpen door het van de waarheid van de woorden van de Profeet te overtuigen. Het verschil tussen Islam en christendom werd volgens hem kwantitatief bepaald, christenen geloven in minder dan moslims. Dat was alles. Ik wees Mohammed die avond op het kwalitatieve verschil tussen de twee godsdiensten. Gods almacht laat zich niet aan het wereldlijke succes van zijn profeten afmeten, Gods woord is machtig “door” het echec en het lijden heen. De lange tafel was in een afgrond veranderd. Het afscheid was er niet minder vriendschappelijk om. Misschien zelfs integendeel, want die afgrond was wel een waarheidsmoment. We hadden elkaar in waarheid ontmoet. Ik had die indruk, althans.

Onze interreligieuze dialooggroep in Orange bestaat al sinds twintig jaar. Dat is lang genoeg om een groot wederzijds vertrouwen te kweken. En als dat vertrouwen er is, kom je verder dan alleen maar grif ja knikken bij het woord vrede: “Ja, we willen allemaal vrede”. Dan kun je ook heikele punten bespreken. Al is het ook hier moeilijk om de moslimleden aan het verstand te brengen dat christendom en Islam niet gladjes in elkaars verlengde liggen, dat de Islam het christendom niet probleemloos aanvult, maar dat de verschillen veel wezenlijker zijn dan dit schema veronderstelt. We hadden het ook hier over de profetie, over profeten die volgens de Bijbelse traditie lijden, iets waar de moslims de grootste moeite mee hebben. En Jezus? Voor de moslims is Jezus een profeet. Antwoord: hij heeft geleden, hij is gekruisigd, en in hem herkennen wij een God die zelf ook kan lijden, en die ook werkelijk lijdt. “Néé – dat kan niet! God kan niet lijden, anders zou hij niet God zijn. Onmogelijk.” Ik las de gelijkenis van de verloren zoon voor. In de vader van de gelijkenis zien wij christenen de God van Jezus. Wanneer hij zijn zoon ziet opdagen, gehavend, uitgemergeld, wordt hij “met onferming bewogen”. Ik leg uit dat het Griekse werkwoord een echo is van het Hebreeuwse “rechem”. “O ja” – zegt Hassan: “dat woord kennen wij ook, een semitisch werkwoord, bestaat ook in het Arabisch, het betekent barmhartigheid. We zeggen Allah is rachim”. “Weet je waar het woord oorspronkelijk naar verwijst?” – zeg ik: “naar een moeder die een heftig gevoel heeft in haar ingewanden wanneer ze haar kind hoort huilen.” Hassan knikt bevestigend, dit kan hij beamen. Ik vervolg: “De moeder lijdt wanneer haar kind lijdt, ze lijdt mee. Dus, wanneer de Bijbel het heeft over Gods barmhartigheid, dan houdt dat in Gods mede-lijden. Als jullie zeggen Allah is barmhartig, dan…” Hassan ziet de trick. “Neeee!” zegt hij, en toch blinkt er iets van guitigheid in zijn ogen. Ik weet dat hij denkt: een volgende keer ga ik die christen pakken. Hij houdt wel van een beetje theologisch sparren. Ja, interreligieuze dialoog kan leuk zijn. Op voorwaarde dat we een ruimte scheppen waar de actualiteit, de politiek en alle domme gekakel buiten worden gehouden. En dat is alleen mogelijk wanneer er een zuiver persoonlijk vertrouwen is ontstaan. In Frankrijk weten ze dat samen-eten dit vertrouwen bevordert. Wanneer de moslimleden van onze groep aan de beurt zijn, brengen ze pannen en schotels mee met de heerlijkste couscous, nu eens de Marokkaanse variant, dan de Algerijnse.

Caspar Visser ’t Hooft

 

Drs C. Visser ’t Hooft is als predikant verbonden aan de Eglise protestante unie de France (Orange-Carpentras). Hij is daarnaast schrijver en buitenlandredacteur van IdW.