Inspirerende ‘Amsterdammers’ – reactie

logoIdW

In de aanloop naar deze studiemiddag had Ad van Nieuwpoort een ‘biografische insteek’ aangekondigd. Dat is heel passend, want bij de zogenaamde ‘Amsterdamse School’ gaat het mijns inziens vooral om personen. Dat bleek ook wel uit de reacties uit de kring van de Societas Hebraica Amstelodamensis toen ik – ter voorbereiding op mijn bijdrage aan de studiemiddag – de leden vroeg naar hun relatie tot de ‘Amsterdamse School’. Die vraag was daar niet ongepast. In 1961 is de Societas opgericht door M.A. Beek als studiekring van oudtestamentici in Amsterdam. De oprichter en leden van de Societas worden doorgaans ook gerekend tot de ‘Amsterdamse School’. Sinds 1980 geeft de Societas het tijdschrift Amsterdamse Cahiers voor Exegese en Bijbelse Theologie (in 1999 omgedoopt tot Amsterdamse Cahiers voor Exegese van de Bijbel en zijn Tradities) uit. Daarin heeft menig ‘Amsterdammer’ gepubliceerd. De meeste leden van de Societas geven aan weinig affiniteit te hebben met de ‘Amsterdamse School’ maar des te meer met hun leermeesters die met die school worden geassocieerd. Daarbij voelt de één zich vooral verbonden met Beek, een ander met Breukelman, velen met Deurloo en een aantal noemden ook nadrukkelijk Liet van Daalen, de docent Hebreeuws aan de Universiteit van Amsterdam. Die namen staan voor soms tamelijk verschillende benaderingen van het vak. Frits Hoogewoud, Societaslid van het eerste uur, spreekt van vier stromingen. Dat roept associaties op met het paradijs. Dat was Mokum in de gloriedagen van de theologische faculteit van de UvA natuurlijk niet, maar het was in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw wel heel aantrekkelijk. Van heinde en verre kwamen studenten om te studeren bij Deurloo en Breukelman. Daaronder ook opmerkelijk veel Duitse studenten. Niet voor niets is de beste beschrijving van de ‘Amsterdamse School’ ook te vinden op de Duitstalige website WiBiLex, van de hand van Uwe Bauer, promovendus bij Deurloo (https://de.wikipedia.org/wiki/Amsterdamer_Schule_(Theologie)). Een kleine tien jaar geleden werd er door een delegatie van de Evangelische Kirche in Deutschland op bezoek bij de Protestantse Kerk in Nederland nog nadrukkelijk naar gevraagd en mocht ik uitleggen waarom Amsterdam indertijd zo aantrekkelijk was voor theologiestudenten en wat er nog van over was (https://kspronk.files.wordpress.com/2009/05/biblische-theologie-in-den-niederlanden.pdf). Mijn antwoord toen is weinig anders dan wat ik nu wil zeggen in reactie op het betoog van Ad van Nieuwpoort. Het had in de eerste plaats met mensen zoals Breukelman en Deurloo te maken, met hun charisma en hun passie. Dat zou echter weinig voorgesteld hebben, als ze niet ook een duidelijke boodschap hadden, namelijk dat de Hebreeuwse Bijbel in zijn huidige vorm een zinvolle samenhang laat zien en dat nauwgezette bestudering daarvan uitermate relevant is voor kerk en samenleving in onze tijd. Het bood een alternatief voor de historisch-kritische exegese die bleef steken in reconstructies van de geschiedenis en sloot aan bij spannende maatschappijkritische theologie geïnspireerd door Barth en Miskotte en hun benadering van de Bijbel.

Ook voor Ad van Nieuwpoort begint zijn leergang aan ‘de Amsterdamse School’ bij Miskotte. Het is mooi om te horen hoe hij gegrepen werd door zijn geschriften en zo gewonnen werd voor de theologie. Het verbaast we ook wel een beetje. Miskotte is niet makkelijk te lezen. Ik maak studenten graag bekend met zijn werk, bijvoorbeeld bij de cursus over de relatie tussen Oude en Nieuwe Testament. Maar ik merk daarbij hoeveel moeite het tegenwoordig studenten kost om zijn teksten te doorgronden. Zou dat dertig jaar geleden zoveel anders zijn geweest? Bij velen zal het juist de vertolking van Miskottes gedachtegoed door Breukelman geweest zijn die de vonk liet overslaan. Dat blijkt in ieder geval wel uit de vele verhalen die nog steeds de ronde doen over Breukelman als leermeester en orator. Ik heb zelf mijn eigen verhaal over Breukelman en dat valt hierbij nogal uit de toon. Tijdens mijn studie in Kampen, begonnen in 1975, hoorde ik wel verhalen over studenten die regelmatig de oversteek naar Amsterdam maakten om Breukelman mee te maken. Ik was niet zo avontuurlijk (of ontevreden met wat ik leerde van Johannes de Moor en Ed Noort) dat ik aanhaakte, maar ik was blij dat Breukelman ook een keer naar Kampen kwam voor een openbare discussie met Roel Oost, die in zijn dissertatie een brug had willen slaan tussen de historisch-kritische exegese en de ‘Amsterdamse’ benadering. Oost hield een mooi en mij overtuigend betoog. Daarna kreeg Breukelman het woord en veegde hij onbarmhartig en op hoge toon de vloer aan met de eerste spreker. Ik was verbijsterd. Later begreep ik dat Breukelman en Oost het wel degelijk goed met elkaar konden vinden en dat dit nu eenmaal de stijl van Breukelman was. Zo’n eerste ontmoeting blijft echter wel hangen. Ik kom ook nog wel andere mensen tegen met vergelijkbare ervaringen. Over het algemeen overheerst echter toch het positieve beeld van iemand met passie, die put uit de Bijbel als een bron van levend water. Zelf heb ik dat in mijn Amsterdamse tijd leren waarderen in de prettiger en helderder presentatie bij iemand als Karel Deurloo. Laten we vooral ook niet vergeten hoe inspirerend deze benadering kon werken in de manier waarop Deurloo dat deed, in heel verschillende vormen. Zo wist hij ook niet-theologen aan te spreken. Je ziet datzelfde ook terug in het werk van mensen als Nico ter Linden en Karel Eykman.

Wat blijft er over van de ‘Amsterdamse School’? Wat zou er moeten overblijven? In zekere zin waren mensen als Breukelman en Deurloo hun tijd vooruit. Wat veertig jaar geleden omstreden was (synchrone exegese, late datering, dogmatiek als Bijbelse theologie, rabbijnse exegese als volwaardige gesprekspartner) is nu breed geaccepteerd. Waar behoefte aan blijft is passie, geïnspireerd door datgene wat ooit ook Bijbelschrijvers moet hebben bewogen. Zoiets laat zich niet eenvoudig organiseren, maar je kunt er wel aan werken door stug door te gaan met nauwgezet lezen.

Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de PTHU

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 9. 8 september 2018)