Impressies van de 40e International Barth Conference

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Impressies van de 40e International Barth Conference

“Gelooft u in demonen?”, had de man gevraagd. “Jazeker!”, had de dominee geantwoord. Als hij nee had gezegd, zou het gesprek meteen afgelopen zijn geweest. Maar nu was er een opening, kon de man vertellen over zijn jeugd, de verslaving, de mislukkingen op zijn levensweg. – Pas als je zo in gesprek raakt en het vertrouwen hebt dat die ander iets snapt van de krachten waaraan je je onderworpen weet, kun je iets ontdekken van je eigen verantwoordelijkheid, je keuze, misschien.

“Wij, de kerken hier in Duitsland, hebben de demonen in de ogen gezien!”, hoorde Barth meermalen tijdens zijn eerste bezoek aan dat land, kort na het einde van de tweede wereldoorlog. Een vrome relativering van persoonlijke en kerkelijke schuld en verantwoordelijkheid hoorde hij erin. Hij antwoordde dat hij niet de indruk had gekregen dat die demonen er erg van geschrokken waren. – Zou zijn irritatie over die verontschuldigingen meegespeeld hebben in de niet zoveel later verschenen zondeleer met die nadruk op onze verantwoordelijkheid?

 

Munster, 11-13 oktober, Barths zondeleer

Zomaar twee fragmenten uit de gesprekken rond de zondeleer van Barth, tijdens de 40e internationale Barth conferentie, begin oktober, in Münster. Die demonen kwamen ter sprake vanwege de vraag die op de conferentie centraal stond: hoe kun je zo over zonde denken en spreken dat je niet dualistisch doet alsof er twee goden zijn, twee principes, die om ons mensen strijden en die ons linksom of rechtsom machteloos maken, maar ook niet blijft hangen in het eeuwige schuldgevoel en schuldbesef dat mensen klein houdt en manipuleerbaar. Maar dan wel zo, dat we de structuren van onrecht (racisme, kolonialisme, patriarchaat) en de ontmenselijking waar die toe leiden, niet buiten beeld houden.

Waren de door enkele theologische universiteiten of faculteiten (PThU, VU, TUA) georganiseerde Nederlandse Barth-conferenties lange tijd Duitstalig (Internationale Barth-Tagung in den Niederlanden, heetten ze plechtig), sedert enkele jaren is de voertaal Engels. Dat komt tegemoet aan een ontwikkeling op de universiteiten (grappig genoeg internationalisering genoemd) en ook wel in het middelbaar onderwijs, waarin Duits steeds minder en Engels steeds meer vanzelfsprekend wordt. Dat geeft des te meer openingen naar bijdragen in het Engels die vroeger alleen met samenvattingen in het Duits nog enigszins te volgen waren voor de oudere Duitse deelnemers. Maar nu de voertaal veranderd is, is die categorie conferentiegangers helaas afwezig. En dat in Münster.

Hoe dat ook zij, de conferentie gaf naast de hoofdlezingen ruimte aan vijf jongere theologen, uit Korea, Schotland, Nigeria, Zuid-Afrika en Pakistan die in Nederland of Schotland onderzoek doen, om hun werk kort te presenteren. Zo konden we in kleinere groepen kennismaken met de enorme invloed van het welvaartsevangelie dat in Pinksterkerken duizenden verslaat, zowel in Afrika als in Azië als Latijns-Amerika, en hoe dat succesgeloof zich verhoudt met Barths visie op het lijden van Christus, de rechter die op onze plaats geoordeeld wordt. Ook in de andere bijdragen kwam de relevantie van Barths theologie aan bod: de zondeleer en psychische ziekte, de leer van de voorzienigheid en het kwaad, schuld en de klimaatcrisis en wat Barth kan betekenen voor de christenen in Pakistan.

Lezingen, over de zonde

Cees-Jan Smits – de lezers welbekend – had de aftrap gegeven door Barths aanpak inzichtelijk te maken. Hij contrasteerde heel instructief Barths leer van de zonde telkens met Nietzsches filosofie van de dood van God. Zonde bestaat niet als God dood is, alleen nog in de kerk. En daar is zonde hoogstens een instrument voor de zwakken om de sterken een slecht geweten te bezorgen. Nu we God gedood hebben is er geen waarheid, geen enkele oriëntatie meer.  – Dat gezegd zijnde, kunnen we met Barth in de spiegel kijken van de weg die Jezus Christus gaat: die van ontlediging (de Heer die knecht wordt), die van verheerlijking (de koninklijke mens) en die van het bevrijdende woord (de getuige bij uitstek). In die spiegel zien we driemaal onszelf in onze hoogmoed, traagheid, leugen. We keren ons tegen God, tegen onze naaste, tegen onszelf.

Intrigerend was de uitwerking van de zonde van de leugen. Die is bij uitstek de zonde van de kerk: zich opsluitend in eigen zekerheden, en weigerend om de bevrijding van Jezus Christus voor de wereld te laten gelden. We zagen in die spiegel onze ideologieën, onze bubbels van gelijkgezinden en het kerkelijke vastklampen aan wat eertijds zekerheden waren. Zo was ook de kerkelijke actualiteit aan de orde.

Nicola Whyte, onderzoeker in Aberdeen, bracht de structurele kant van zonde ter sprake mede gevoed door feministisch-theologische inzichten. Zoals bekend is daarin kritisch gereageerd op de gedachte dat hoogmoed de zonde bij uitstek is. Je hoeft geen essentialistische opvattingen over gender te huldigen om te constateren dat dit niet voor iedereen geldt. Voor wie verdrukt wordt is niet hoogmoed maar zelfontkenning de ergste verleiding.

Bij Barth met zijn relationele antropologie en zijn focus op Christus ziet Whyte – bij alle bedenkingen die je kunt hebben bijvoorbeeld over zijn schandalige opvattingen over de tweede plaats voor de vrouw – aanknopingspunten voor een veel genuanceerder begrip van zonde. Wat zeg je dan met ‘structurele zonde’? Zonder aan te sluiten bij de traditie van de erfzonde – Barth houdt daar ook afstand van – kun je wel patronen en machtsverhoudingen zondig noemen. Zondigen is daarin meegaan, ook in de alledaagse werkelijkheid. Ze als zondig bestempelen helpt juist om ze niet als doem te laten gelden. We kennen de zonde immers alleen als overwonnen, omdat we van Jezus Christus weten. Dat geeft hoop en motivatie.

Samen Barth lezen

In twee leesgroepen lazen we door de drie dagen heen nauwgezet enkele zorgvuldig geselecteerde bladzijden uit paragraaf 60 van de KD/CD. Mijn ervaring is dan telkens weer dat je van goeden huize moet komen om Barths brede redeneringen, als je ze al een beetje gaat begrijpen, te kunnen weerspreken. Alle tegenargumenten staan er al en worden minutieus weerlegd. Dan lijkt de KD een Zwitsers precisie-uurwerk. Of zijn het karikaturen? Dat merk je pas als iemand zich in zo’n door Barth verworpen stelling thuis voelt. Dan wordt het lezen meer dan een poging Barth te verstaan, maar een intens gesprek. Zoals over die demonen, zeg maar de macht van de zonde als iets bovenpersoonlijks. Kun je daarvoor verantwoordelijk worden gesteld?

Steeds kwam daarbij Barths ‘leer van het Nichtige’ terug waarin hij Gods goede schepping en de menselijke zonde beide laat gelden, zonder de slang uit Genesis 3 de schuld te geven van de crisis. Een ‘elegante’ oplossing, noemde Katja Tolstoy het. Het niets dat nietst, het klinkt een beetje naar Heidegger. Mensen die – vraag niet waarom – dat niets laten gelden. Dat geeft een ingang in het concept zonde: niet van God afkomstig, geen deel van de goede schepping, maar ook niet een keuze in de vrijheid die God geeft. Een keuze – als het al een keuze is – tégen de vrijheid: erkenning geven aan wat niks voorstelt.

Dat de zondeval de volwassenwording van de mens zou zijn (‘uitgang uit de onmondigheid’ van de Verlichting, of het bittere en pijnlijke Realitätsprinzip van Freud), de moedige stap uit de bevoogding en zo het begin van de menselijke geschiedenis, nee dat kan er bij Barth niet in. Zonde is afkeer van de werkelijkheid, van Gods liefde, van de relatie van schepsel en Schepper.

Het kwaad

Hoe ver je dan begrippen als vrijheid, werkelijkheid en mondigheid moet buigen is tot daaraan toe. Maar kun je met ‘het Nichtige’ het kwaad dat heerst, het boze of toch de Boze, wel in al zijn omvang en macht een plaats geven? Of abstraheer je van de werkelijke wederzijdse haat en van de ontmenselijking die slachtoffers en daders beide van hun humaniteit berooft? Als Barth met de traditie zegt dat de val het imago Dei dat de mens is, niet ongedaan maakt, dan zeggen de getuigenissen uit de Goelag, uit Boetscha, uit Auschwitz, dat humaniteit wel verloren kan gaan, en wat er rest is haat en jaloezie. Theologie kan pas spreken als ze eerst heeft gezwegen, verbijsterd en perplex.

Katja Tolstoy, ondanks ziekte gelukkig toch online aanwezig, stelde deze vragen in haar lezing op de slotdag. Ze zoekt in de oosters-orthodoxe spiritualiteit en de apofatische theologie een andere ingang. Haar multidisciplinaire onderzoek naar de getuigenissen van wat ze ‘extreme ontmenselijking’ noemt, brengt haar tot kritiek op Barths ‘elegante’ leer van het Nichtige. De slang in Genesis 3 is niet alleen katalysator. Het kwaad is realiteit en slaat ons met stomheid. Maar dan is er geen ontsnapping aan een zeker dualisme. Behalve – misschien – als we de hele werkelijkheid zien als deel van God. Dan is niet alleen het onnoemelijke leed – met de Gekruisigde – maar ook het ondenkbare van het vinden van een leven ná de ontmenselijking participatie in God. Dat is ook de basis voor solidariteit en voor het aanklagen van misdadigers.

Wie over dit alles door wil denken: in het Zeitschrift für dialektische Theologie (waar blijft de Engelse titel?) worden de lezingen van de conferenties gepubliceerd. En wie zo intens mee wil theologiseren is welkom op de volgende. Die zal waarschijnlijk in Nederland gehouden worden, voorjaar 2025.

Dick de Jong

Dick de Jong is emeritus predikant te Oss

 

Streamer 1: Intrigerend was de uitwerking van de zonde van de leugen. Die is bij uitstek de zonde van de kerk

Streamer 2: Het niets dat nietst, het klinkt een beetje naar Heidegger

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 11, 18 november 2023