Ik bid dus ik ben

logoIdW

Bert Hoedemakers herwaardering van de christelijke traditie

Met dit nieuwe boek heeft de oud zendingsman, universitair docent in Indonesië en emeritus hoogleraar missiologie van de Rijksuniversiteit van Groningen zich begeven in de discussie over de betekenis van het huidige christendom in het geseculariseerde Westen, Nederland en Europa. Voorop staat zijn waardering voor en geloof in de christelijke traditie. Om die traditie inzichtelijk te kunnen maken voor de moderne mens, moet deze mens, minder bekend met traditioneel geloof, kerk en christelijk gedachtegoed, serieus worden genomen. De schrijver toont overtuigend aan hoe de moderne mens, met achterlating van veel naar zijn mening onbetrouwbaar gebleken religieuze tradities, tot een zinvolle verhouding tot God, mens en wereld kan komen.

Religieus de mist in
Dat hij het zich met dit moeilijke en tegelijk heel knap geschreven boek in deze discussie niet gemakkelijk maakt, blijkt uit de wijze waarop hij de positie van de postmoderne mens tekent en daarbij heel zorgvuldig en omzichtig diens gevoelens en emoties in beeld brengt. Om de mens in zijn huidige context te peilen gaat hij niet over één nacht ijs. Met behulp van trefwoorden als verbeelding, gebed, ik-God-wereld en verwachting, die hij in verschillende hoofstukken heeft ondergebracht, schetst hij hoe de moderne mens, met zijn zedelijke waarden, wetenschappelijke inzichten en een alomvattende beleving van de wereld en de natuur, religieus aan zijn trekken kan komen. Aan de andere kant maakt hij ook duidelijk hoe de moderne mens, wanneer hij deze waarden vanzelfsprekend gaat vinden, hiermee religieus juist de mist in kan gaan. Immers, waar de ik-gerichtheid de boventoon voert, blijven beseffen van sociale en mondiale gerechtigheid achterwege. ‘Men dreigt’, zoals de schrijver opmerkt, ‘zich vast te klampen aan het eigene en zich op te sluiten in een dichtgetimmerd verbeeldingssysteem’ (38). Door niets ontziend schoon schip te maken met overgeleverde religieuze tradities die de mens van oudsher de weg wezen, zoals de christelijke, kan de moderne mens in zichzelf vastlopen. En dat zou hem er zelfs van kunnen weerhouden zin aan zijn bestaan te geven. Dat kan gebeuren als hij het traditionele gebed omvormt van een gesprek met God in een gesprek met zichzelf, waaraan, aldus de schrijver, een fictieve God als gesprekspartner wordt toegevoegd om het zelfgesprek een hogere status te geven.

Dit laat onverlet dat de moderne mens op tal van manieren bij een zinvolle religieuze verbeelding en religieuze traditie betrokken kan zijn. En ook in het gebed als zelfgesprek kan het gebed de vorm kan krijgen van een ervaring die laat zien hoe iemands geloof ertoe doet. Men zou dus kunnen zeggen dat, in weerwil van allerlei vormen van vervreemding van het christelijk gedachtegoed, de moderne mens tot authentieke religieuze overtuigingen en ervaringen kan komen. En dat juist ook die mens, vanuit de eigen ervaring van de werkelijkheid waarin hij of zij leeft, aan het gebed als een gesprek met God vorm kan geven. De schrijver noemt dit gebed waarin het ‘ik’, ‘God’ en ‘wereld’ nauw op elkaar betrokken zijn ‘het gebed zonder eind’, ‘een gesprek waarin leven in de volheid van de liefde steeds opnieuw wordt gezocht en gevonden’ (141).

Nieuwe intensiteitAan het begin en het eind van zijn boek verwijst Hoedemaker naar de traditioneel-dogmatische onderscheiding tussen fides qua creditur (het geloof als mentale staat) en fides quae creditur (het geloof beschouwd naar zijn inhoud). Er bestaat een wisselwerking tussen deze twee. Het geloof is een ‘bepaald bezinksel’ in de traditie dat steeds opnieuw wordt opgenomen in een voortgaand proces van doorvertellen, vertalen en interpreteren. Dat geldt niet alleen voor de kerkelijke traditie, maar ook voor de Bijbel zelf. Hierbij dient men niet uit te gaan van de gedachte dat de Bijbelse teksten een historisch betrouwbaar beeld van het leven van Jezus zouden moeten geven. Immers, de vraag naar de historische Jezus is geen ‘geloofs-vijandige vraag’ (160) omdat ‘eventuele nieuwe inzichten of nieuwe interpretaties de eeuwenoude tradities kunnen verrijken en nuanceren’. Waar het wel om gaat, is de vraag wie Jezus vandaag voor ons is en hoe hij, vanuit teksten die historisch beweeglijk zijn, zich laat zien als de gestalte die schuld op zich neemt, deze verzoent en daarmee in samenhang van geloof, hoop en liefde het evenwicht herstelt tussen het ‘ik’, ‘God’ en de ‘wereld’.

Als liberaal theoloog wil Hoedemaker vasthouden aan een christelijke traditie die van allerlei storende leerregels en geloofspraktijken is gezuiverd. Die traditie op zich is vervolgens niet zaligmakend. In tegendeel, zij vraagt om een link naar de unieke positie die Jezus in die traditie inneemt. Juist de oriëntatie op Jezus Christus geeft een bijzondere dynamiek en spankracht aan die traditie. Want het is de gave van de eucharistie (het ‘heilig avondmaal’) als teken van de gemeenschap met Jezus, zijn dood en opstanding, die met een ‘nieuwe intensiteit’ het wezen van de christelijke traditie van vandaag weergeeft. En het is al niet anders met de noties van schuld en verzoening, die de kernelementen zijn van de christelijke boodschap. Hiermee slagen mensen erin de weg te vinden in het perspectief van de verzoening met elkaar, de wereld en de mensheid. Maar daar komt ook zelfverloochening en navolging aan te pas. En dus ook opstand tegen het onrecht in de wereld met martelaarschap soms als onvermijdelijk gevolg. Hoewel, in dit prachtige boek worden die laatste noties door de schrijver minder zwaar onderstreept.

Jaap van Slageren
Dr. J. van Slageren is emeritus predikant te Zwolle

Bert Hoedemaker, Ik bid dus ik ben, Pleidooi voor de christelijke traditie, Middelburg: Skandalon 2018, 223 blz., ISBN 978-94-92183–73-6. EUR 22,50.

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 3. 9 maart 2019