Huub Oosterhuis dichtbij en ver weg (commentaar)

 

In de wereld van theologie, cultuur en politiek, provincie Nederland, waarvan ons blad zich verbeeldt de chroniqueur te zijn, was niemand de afgelopen decennia zo invloedrijk als Huub Oosterhuis. Toch kwamen zijn talrijke boeken en initiatieven in onze kolommen zelden uitvoerig ter sprake.

Dat kan niet hebben gelegen aan Oosterhuis’ bijbels-theologische inzichten en projecten. Die stonden dicht bij wat dikwijls in onze kolommen te lezen valt. Oosterhuis wist zich schatplichtig aan de protestantse traditie van joods-geïnformeerde exegese en theologie, waarmee de namen van Miskotte, Willem Barnard en Karel Deurloo zijn verbonden. Omgekeerd werden de bijdragen van rooms-katholieken die in deze geest werkten (Naastepad, Hemelsoet, Drijvers en natuurlijk Oosterhuis zelf) door veel Waagschaal-lezers op hoge waarde geschat. Trouw aan bijbelse grondwoorden en gelukkig in het vinden van nieuwe manieren van zeggen, was Oosterhuis c.s. met zijn teksten veel protestanten nabij.

            Dat de scholen van Oosterhuis en Miskotte-Barnard, om ze zo maar even aan te duiden, toch gescheiden bleven, lag aan een ander aspect van Oosterhuis’ werkzaamheid. Zijn omgang met Tenach en evangelie speelde zich af tegen de achtergrond van een kerkpolitieke strijd. Toen Oosterhuis in de jaren ’60 en ’70 de institutionele rooms-katholieke kerk vaarwel zei, had hij protestants kunnen worden. Dat heeft hij niet gedaan. Iets weerhield hem ervan het gezag van de kerk terug te brengen tot het gezag van het Woord. Of het zijn socialisme was of zijn verbondenheid met de joodse gedachtewereld of toch zijn heimwee naar de roomse gemeenschapszin, feit was, dat hij de kerk als gezagsinstantie in de loop der tijd verruilde voor, met een kort woord, ‘het volk’. Zo werd hij niet alleen dienaar des Woords, maar ook een partijman van het Chili van Allende, van de anti-apartheidsbeweging, de 8 meibeweging, de SP en niet te vergeten zijn eigen Ekklesia. Hij werd iemand die aan de goede kant wilde staan. Naar aanleiding van de verschijning van Aandachtig liedboek (1983) formuleerde W.G. Overbosch het zo: ‘Dat is in elk geval één van de duidelijke ontwikkelingen in Oosterhuis’ kerklieddichterschap, dat hij meegroeit met de toenemende aarzelingen van degenen die naar hem komen luisteren: dan lijkt niet “het Woord Gods” maar de menselijke zielennood zijn uitgangspunt.’

            Oosterhuis’ keuze om zich behalve als theoloog en schrijver ook als partijman op te werpen, heeft zijn afstand tot het protestantse erf, in ieder geval tot ons blad, vergroot. Dat doet niets af aan zijn grote verdienste binnen en buiten de kerken bijbelse noties, ook de minder behaaglijke, tot klinken en spreken te hebben gebracht.

Udo Doedens

 

In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 5, 29 april 2023