Hoop en nood, Barths Tambacher rede (1)
De door Barth in 1919 uitgesproken rede Der Christ in der Gesellschaft grijpt ook de christen een eeuw later direct bij de kladden. Toen, komend vanuit de verschrikking van de Eerste Wereldoorlog, het failliet van de theologie die het geloof verbond met nationalisme en burgerdom. Nu, na hun marginalisering, het bestaan van kerk en theologie in een niche, met de neiging ons van de maatschappij af te keren en spiritueel in onszelf het heil te zoeken. Toen de vurige hoop en verlangen naar een andere maatschappij, nu de frustratie dat die andere maatschappij niet gekomen is, en ver weg lijkt.
Barth zet daar een krachtige streep door. Christen zijn in de maatschappij houdt een belofte in, toen en nu niet anders. De christen is het nieuwe element in het bestaan. Hij is de waarheid in de dwaling, de gerechtigheid in de ongerechtigheid, de leven scheppende kracht. Christen-zijn houdt een belofte in, betekent hoop, toen én nu!
De Christus in de maatschappij
Als Barth dat stelt, onderbreekt hij zichzelf terstond en met hem degenen onder zijn hoorders die naar nieuw elan snakken. Laat men niet denken dat de belofte er is door welke gelovige actie dan ook. Dat beloftevolle zit niet in een in onze ogen mogelijke voortreffelijke manier van leven, in vroomheid of maatschappelijke engagement. Wat christenen tot belofte in de maatschappij maakt, is iets in ons, wat niet wij zelf zijn. Het gaat om Christus in ons. Dan gaat het om de Christus in de maatschappij. Hij is haar voor-onderstelling. Hij is de heimelijke zin van alle bewegingen van onze tijd. Dat gold toen en het geldt nu! Dat is de hoop waar het om gaat. De samenleving, de maatschappij is niet op zich zelf aangewezen. Niet alleen de wetten van de logica, niet alleen de ons bekende verhoudingen gelden in de maatschappij. De maatschappij is ondanks haar dwaalweg in elk geval niet van God verlaten. Het ‘Christus in ons’ moet dan ook universeel verstaan worden. Omdat Christus in de maatschappij is, zijn christenen in wie Christus is christenen in de maatschappij. Zij zijn daar, juist doordat deze Christus ‘in hen’ is, als teken van hoop.
Seculariseren en clericaliseren
Dit ‘in hen’ of ‘in ons’ roept telkens opnieuw de verzoeking op de afstand die er tussen God en mensen is te overbruggen. Wij gaan de kennis van Christus goedbedoeld toepassen. Dat uit zich op tweeërlei wijze. In de bewegingen van onze wereld onderkennen we het heil dat we in Christus menen te onderscheiden. Die bewegingen worden dan met Christus verbonden. Barth denkt dan onder meer aan religieus-socialisten, pacifisten. Christus wordt dan geseculariseerd. Als deze identificatie niet lukt, zonderen we ons af, bouwen we in de maatschappij een eigen religieuze wereld op, los van de wereld. Dan maken we ons – misschien is dat wel kenmerkend voor onze tijd – sterk voor de kerk als vindplaats van heil. Dat is de clericaliserende tendens om Christus in ons ‘toe te passen’.
Aan deze verzoekingen om de afstand tussen God en mens te overbruggen moet, zo stelt Barth, weerstand geboden worden. De afstand tussen God en mens kan door de mens niet door welke toepassing dan ook overbrugd worden. In beide gevallen blijft het profane met zijn eigen wettelijkheid bestaan, de demonische macht van de ‘afgoden’ over ons leven is door zo te handelen nog niet gebroken. De betekenis van de komst van de levende God, die een nieuwe wereld schept, wordt zo erkend noch herkend. Het goddelijke is iets ‘nieuws van aard’. Christus in ons is het totaal nieuwe. Het laat zich niet aanbrengen, opplakken en aanpassen. Waar dat wel gebeurt, is het niet langer het goddelijke, dat voor de maatschappij het hoopvolle is. Hij is het totaal nieuwe of Hij is het totaal niet. Hij is de werkelijke verandering van de wereld, de revolutie die werkelijk bevrijdend is.
Daarmee ontstaat er een probleem. De christen in de maatschappij betekent belofte. In hem valt er ‘van boven’ een licht op onze situatie, maar tegelijk ligt dat niet in zijn mogelijkheden. Dat is de nood van de christen. Hij is geroepen belofte te zijn, maar tegelijk kan hij dat niet. Daarom is het thema de christen in de maatschappij een thema dat met hoop, maar ook met vraagtekens omgeven is.
Beweging Gods
De oplossing van dat probleem wordt door God zelf gegeven. Hij maakt het mogelijk om de beweging van God te leren kennen. De beweging van God, die hoop is voor de wereld, de kennis van God, de kracht en de betekenis ervan, is onthuld in de opstanding van Jezus Christus uit de doden. In Hem wordt zichtbaar in welke beweging wij en de wereld waarin wij leven opgenomen zijn. In Hem wordt zichtbaar waarom het in deze beweging ten diepste gaat: om ‘omverwerpen en oprichten’.
Barth wijst erop, dat deze beweging gaande is. Het gaat er niet om dat wij onze plaats tegenover deze beweging nog moeten bepalen, alsof we buitenstaanders zijn. Wij zijn in de beweging opgenomen. Het is de beweging waar wij mensen deel aan hebben en die ons beweegt. Wij hebben de beweging niet in de hand. Alles wat wij erover zeggen en alles wat wij doen, is het Woord Gods niet. Wij zetten door wat wij doen en zeggen deze beweging niet in werking. Het blijft gaan om Zijn beweging. Wat ons overblijft is om alleen in dorre woorden te omschrijven waar het om het gaat, wat ons in deze beweging overkomt. De vogel in volle vlucht is er niet door getekend. Dat leidt dan bij Barth tot het volgende.
De kern van wat in Jezus Christus aan de mensheid openbaar wordt, is haar onmiddellijkheid tot God. In Jezus Christus wordt openbaar hoe de mens voor God staat. Deze beweging gaat dwars door onze vroomheden en beslissingen heen. Er is geen vroomheid die aan deze beweging recht doet. Hier worden inderdaad al onze zekerheden omvergeworpen. In de lijfelijke opstanding van Jezus verschijnt de wereld van God, waaraan wij geen deel hebben. In onze wereld dringt in Jezus’ opstanding de nieuwe wereld door. Dat is openbaring. Een naar zijn aard nieuwe mogelijkheid en werkelijkheid doet zich voor aan de mens. In ons leven worden we bewust van hét leven, van de zin van het leven. Juist daardoor worden we ons bewust, dat het leven dat wij leiden de betrokkenheid op deze creatieve oorsprong pijnlijk mist. Door deze ‘fundamentele, principiële en oorspronkelijke samenhang van ons leven met dat gans andere leven’ worden we opgericht en juist daardoor omvergeworpen. Een laatste zelfstandige geldigheid van de wetten van deze wereld is daardoor onmogelijk gemaakt.
De christen in de maatschappij
Wat Barth over de beweging Gods zegt, is universeel bedoeld. We hoorden hem al zeggen, dat Christus de voor-onderstelling van het bestaan is. In de beweging Gods is dus ieder opgenomen. Iedere tegenstelling die onder ons geldig is, wordt in Zijn beweging opgeheven. Er is dus ook geen onderscheid tussen christenen en niet-christenen. Wat christenen tot christenen maakt is hun begrip. Dat is een belangrijk woord in Barths betoog. Christenen zijn mensen die begrijpen dat wij in de beweging Gods begrepen zijn. Aan hen wordt zichtbaar in de wereld, dat de wereld in deze beweging begrepen is. Zij begrijpen dat wij in de beweging op een door deze beweging bepaalde plaats staan. Christenen begrijpen dat zij in de kracht van de opstanding leven. Zij begrijpen, dat ons leven in God omvergeworpen is en opgericht. Dat is de zin van onze tijd in het licht van God begrijpen. Zij waarderen het nee van God tegen het bestaande, waaraan zij zelf ook deel hebben, positief. Zij zeggen nee tegen alle posities die niet op God zijn gebouwd.
Het laatste betekent al dat christenen zich, juist als zij de plaats die zij in de beweging Gods innemen, begrijpen, geen afscheid of afstand nemen van dit leven. Juist omdat zij begrijpen, kunnen zij ingrijpen. Niet door de beweging Gods, Zijn revolutie te voltrekken. Dan zouden zij het nee, dat God ook over hun bestaan uitspreekt, negeren. Zij kunnen wel naar deze beweging van God verwijzen; verwijzen naar de oorsprong van ons bestaan, naar de voor-onderstelling er van. Zij nemen het leven waarvan de oorsprong in Christus openbaar geworden is, serieus. Dat maakt hen tot mensen die zakelijk en nuchter rekenen met de wereld zoals die is. Daarom is de christen, juist omdat hij begrijpt, hoop en belofte in de maatschappij.
At Polhuis
(1) Het Barthianum op 22 januari 2019 en de Barthtagung van 1-2 april 2019 zullen aan deze rede gewijd zijn.
(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 12. 1 december 2018)