Het woord is mens geworden, en de dominee koopt knutselspullen

logoIdW
OVER PIONIEREN ALS ‘GEWONE’ DOMINEE

Op initiatief van Nynke Dijkstra komt in het Landelijk Dienstencentrum van de PKN elk half jaar een groep ‘pioniers’ bij elkaar: pionierende ‘gewone’ predikanten, in onderscheid van de collega’s op de echte pioniersplekken. Denk aan dominees die vanuit hun eigen gemeente nieuwe dingen uitproberen: ze zitten met de Bijbel in de kroeg, bieden christelijke meditatie in het stadscentrum, zetten een ‘Kliederkerk’ op of organiseren een ‘preek van de leek’. Als grootste gemene deler geldt: ze zoeken in hun context naar nieuwe wegen voor het evangelie. In de pioniersgroep worden vreugden én verzuchtingen gedeeld. Van de laatste categorie heb ik deze onthouden:

“Om eerlijk te zijn, ik heb er eigenlijk helemaal geen zín in. Hier ben ik geen dominee voor geworden. Ik wíl geen Kliederkerk organiseren, ik wil niet met flyers bij de basisschool staan, ik wil geen stukjes sturen naar de buurtwebsite, ik wil ’s morgens in mijn studeerkamer zitten en werken aan een goede preek en ik wil ’s middags wat bezoeken doen. Dat kan ik, dat is mijn vak, daar heb ik voor geleerd.”

Tegen de vraag of je het eigenlijk wel wilt schuurt de vraag aan, of je het zou moeten willen en hoe het zou kunnen: ‘gewoon’ predikantswerk doen, maar ook zoeken naar ongebaande wegen en nieuwe kansen om mensen buiten de gemeente te betrekken bij geloof en kerk (en andersom!). Hoe en waarom doe je dat laatste ook, en misschien wel juist als verbi divini minister? De term ‘pionier’ is mooi omdat ze verwijst naar het pionieren, maar ook associaties wekt met het woord ‘prioriteit’. Nog meer dan de gewone dominee moet de pionier zich afvragen: waar ben ik toe geroepen? Voor je het weet slokt het ‘gewone’ ambtswerk je op; of vind je jezelf juist vooral terug bij de koffie in het buurthuis of – erger –in de Action, op zoek naar de laatste spullen voor de Kliederkerk.

Pionieren, waarom en hoe?

Samen met mijn echtgenoot werd ik in 2013 predikant in Capelle aan den IJssel. In de vacaturetekst presenteerde de wijkgemeente zich realistisch als ‘vergrijzend’, maar ook als zich bewust van een roeping voor de buurt. Men zag kansen om niet alleen voor maar ook mét anderen kerk te zijn. Ze had het goed voor elkaar: er was al een ouderenpastor benoemd, juist om de nieuwe dominee de handen vrij te geven om – namens de gemeente – de buurt in te gaan, te ervaren wie en wat er leeft in de wijk. Hier gingen naar mijn idee een paar dingen ‘goed’ die ook weleens fout gaan: (1) de dominee wordt ‘pionier’ vanwege de inherente roeping van de gemeente; de aanleiding is niet de vergrijzing van gemeente, zodat het aantrekken van een energieke en innovatieve dominee misschien het tij kan keren; zij is bezig namens en zeker ook mét de gemeente (2) de pionier krijgt ruimte in haar werkweek, doordat andere taken op andere schouders liggen – in ons geval verviel dus het ouderenpastoraat, geen geringe taak in de immers nogal vergrijzende gemeente, en (3) er is een gevoel voor wederkerigheid: niet alleen heeft de kerk de buurt iets te bieden, andersom kan de gemeente zich laten raken door wie er op haar weg komt, en kan het evangelie in de context van wijkbewoners weer anders en schitterend ‘goed nieuws’ blijken te zijn.

Waarom de dominee?

Waarom zou juist de gemeentepredikant pionierende taken moeten doen? Koffiedrinken in het buurthuis of jonge ouders ontmoeten in een opvoedcafé kunnen ook door een kerkelijk werker gedaan worden. Of liever nog: door gemeenteleden! Moet je daarvoor dominee zijn? Dat moet natuurlijk niet. Voor veel gemeentewerk geldt dat het ook door gemeenteleden kan worden gedaan. Het hebben van ‘vrije’ tijd is een nogal praktisch, maar reëel argument voor de wijkpredikant als prionier. Weinig gewone gemeenteleden kunnen overdag aanschuiven bij een gesprek met de burgemeester, of de koffie-inloop voor migranten bezoeken. Maar meer nog dan naar een praktisch ‘plus’ zoek ik naar een (ambts)theologische fundering voor de predikant als prionier. Juist in het zoeken naar nieuwe wegen, in de ontmoetingen met mensen buiten de kerk en bij de activiteiten die daaruit voortvloeien kan de dominee zichzelf volop uitleven als verbi divini minister.

Roeping van de gemeente

Ik zoek die fundering met name in de richting van wat ik hierboven opmerkte onder (1) en (3): over de roeping van (heel) de gemeente, en over wederkerigheid. En daarbij, tenslotte, in een kwaliteit die een ‘prionier’ volgens mij bij uitstek nodig heeft: een hermeneutische. Allereerst, een gemeente die een dominee deels vrij maakt om nieuwe wegen te verkennen doet dat, op het eerste gezicht, meer met het oog op haar roeping dan op het leven van de gemeente zelf. De dominee zal minder beschikbaar zijn voor de ‘eigen’ gemeenteleden, ook minder willen vergaderen in het voordeel van overlegcircuits in de wijk. Dat doet wel een beetje pijn, merken we althans hier in Capelle. Het vergt een mild soort ‘opvoeding’ van de eigen gemeenschap, rond de vraag: ‘waartoe zijn we kerk?’ Ons is in Gods liefde en gulheid veel gegeven (gaven om te koesteren en ook steeds opnieuw met elkaar uit te pakken!) maar ze zijn er om anderen in te laten delen. De dominee die prioniert is dienaar van het gegeven woord dat niet ter plaatse wil blijven maar dat ‘gáát, een tocht door de woestijn, een weg ten leven.’ Hij of zij belichaamt (in de supermarkt, in het café) het woord dat daad werd en mens. Dat is niet iets waar we hier in de wijk steeds bewust op uit zijn, maar dat zo blijkt te zijn; in de vragen die je krijgt, in het vertrouwen dat mensen in je stellen.

Zo is de persoon van de dominee belangrijk, maar het komt er ook vanaf het begin op aan andere gemeenteleden mee te laten ‘pionieren’. Daar ben ik zelf nog wel eens de mist mee in gegaan. De wijk en de gemeente hebben er niets aan als alle contacten aan die ene blijven ‘hangen’. Het komt na verloop van tijd zeker op kiezen aan. Met welke contacten kan deze gemeente (niet: de dominee) verder gaan? Bij de activiteiten die eventueel voortvloeien uit het pionieren moet de predikant na verloop van tijd een vrije rol kunnen spelen en niet de drijvende kracht zijn.

Wederkerigheid

Ten tweede, de dominee die pioniert kan als verbi divini minister volop aan de bak als het gaat om het samen met de gemeente doordenken en waarderen van wat er nu eigenlijk in al die ontmoetingen gebeurt. Pionieren als predikant is meer dan je met je boodschap een weg banen de wereld in. De straten in onze buurt, de flats van de statushouders, de villa’s van de mensen die goed geboerd hebben, de rijtjeshuizen van de mensen zoals wij – ze zijn het toneel van God die werkelijk onder de mensen is komen wonen. Ze zijn de plek waar de Heer zijn Koninkrijk bouwt. We komen veel van God tegen onder de mensen. We ontdekken talenten waar we als gemeente gebrek aan hebben. We zien hoop en levenslust onder vluchtelingen uit Syrië en Eritrea. Mensen vertellen van hun verlangens, soms kunnen we met elkaar bidden. We doen vertrouwen in het leven aan elkaar op. Het is goed te zien hoe veel verrassends op de noemer kan worden gebracht van de Geest, die waait waarheen Hij wil.

Hermeneutische kwaliteiten

Ten derde, de pionierende dominee heeft haar hermeneutische kwaliteiten hard nodig. Zij moet een kritisch en vrij lezer zijn van het Woord, de wijk en van de mensen, met het oog op de ontmoeting tussen die drie. In onze wijk ontstond bijvoorbeeld een wijkrestaurant, waar wijkbewoners goedkoop en gezellig kunnen eten. Als kerk waren we betrokken bij de start. Al gauw kwam de vraag of we zo nu en dan ‘iets met geloof’ wilden doen. Nu is er een maandelijkse thema-maaltijd is, met na afloop een uur Bijbellezen voor wie wil. Heel basic: met huisvrouw, vluchteling en psychiatrisch patiënt lezen we de tekst van de zondag daarop. Meelezen door hun ogen is ontregelend en inspirerend en voedt de preek die ontstaat met lees- en levenservaringen uit de wijk. Een tweede voorbeeld: vanuit contacten met gezinnen startten we met een Kliederkerk. Als predikant heb je bij de voorbereidingen van zo’n bijeenkomst echt een rol te spelen, wanneer je samen met het team (waarin idealiter ook niet-kerkelijke deelnemers zitten) op zoek gaat naar wat de Bijbeltekst te zeggen heeft. De activiteiten die vervolgens worden bedacht, zijn dienstbaar aan het ontdekken daarvan. Zo verzandt de Kliederkerk niet in ‘gewoon leuk’ of ‘weer eens wat anders’.

Wie ‘pioniert’ is er dus op uit de roeping van heel de gemeente concreet gestalte te krijgen, helpt de gemeente haar plek te vinden als partij die niet alleen wat te ‘geven’ maar ook veel te ontdekken en ontvangen heeft, en kan met de beroepseigen hermeneutische vaardigheden volop aan de bak.

Nellie van Voornveld

Drs. N. van Voornveld is predikant te Capelle aan den IJssel (PKN)

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 9. 14 september 2019