Commentaar (Het verloren paradijs van de Oostvaardersplassen)

logoIdW

De afgelopen maanden botsten actievoerders en medewerkers van Staatsbosbeheer bij de Oostvaardersplassen. Actievoerders wilden ernstig verzwakte dieren bijvoeren. Heel prettig ging het er niet aan toe, maar het signaal dat de actievoerders afgaven geeft net de extra druk om het beheer van het natuurgebied in zijn huidige vorm te beëindigen.

Toen in de Oostvaardersplassen een natuurgebied ontstond, wilden beleidsmedewerkers dit gebied behouden en vervolmaken. Uitgangspunt was dat er nauwelijks mensen zouden komen. De natuur kon het beste ‘zelf’ zijn gang gaan. Om het gebied niet dicht te laten groeien werden er Heckrunderen, Konikpaarden en edelherten losgelaten. Heckrunderen waren in de jaren dertig onder de warme belangstelling van Hermann Göring gefokt om een dier te krijgen dat op een oerrund leek. Konikpaarden hebben een vergelijkbaar foktraject achter de rug hebben. Zo kreeg Nederland zijn eigen darwinistische paradijs. Een oernatuur met oerdieren, waar als je de natuur maar zijn gang liet gaan, alles zeer goed zou komen. De film ‘De Nieuwe Wildernis‘ legde er getuigenis van af en trok volle zalen.

Maar ook dit paradijs ging verloren. De grote grazers gingen heen, vermenigvuldigden zich en vraten alles kaal. De afgelopen lange winter werd nog eens duidelijk hoe wreed het concept van de zelfregulerende natuur is. Meer dan 3000 grote grazers stierven. Een commissie van Provinciale Staten stelt nu voor om het aantal grote grazers terug te brengen tot 1100 dieren. Dat lijkt me een verstandig voorstel. Ook willen ze het gebied toegankelijker maken voor mensen.

De Oostvaardersplassen zijn gebaseerd op de aanname dat de natuur uit zichzelf iets goeds en moois oplevert. De mens met zijn cultuur moet zo ver mogelijk buiten de natuur staan. Cultuur en natuur, mens en dier zouden alleen maar vijanden zijn. Dat is niet waar. Mens en dier hebben er beide wat aan als de mens de natuur bewerkt en er over waakt (Genesis 2:15). Een harde scheiding tussen mens en dier houdt ons bovendien af van de lastige opdracht om als mensen goed samen te leven met de natuur. ‘Het idee dat er land ‘teruggegeven moet worden’ aan de natuur komt voort uit het misverstand dat er geen harmonie tussen mens en natuur mogelijk is’ (p.218) schrijft Willem Maarten Dekker in zijn jongste boek ‘Dit broze bestaan’. De verbondenheid van mens en natuur moet uitgangspunt zijn van elk natuurbeleid.

Coen Wessel

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 6. 26 mei 2018)