Het nieuwe normaal

logoIdW

Over crisistaal en wederopbouw

 De taal van de crisis

Wat vraagt ons na de pandemie de wederopbouw 2020? Met het oog op de betekenisvolle zware data 4 & 5 en 9 mei (de Europese Dag) is het passend om daar bij stil te staan. Wat na een catastrofale periode?

Een rabbijn karakteriseert onze tijden als woest en ledig (NIW, T. Benima). E. Levinas vraagt (in de vertaling van Ad Peperzak): “Zijn er tijden die niet door de zondvloed bedreigd worden?” Ilja Leonard Pfeijffer stuurt vanuit Genua berichten over zorgpersoneel dat “het slagveld” betreedt “zonder harnas”. Arnon Grunberg zetelt in New York en schrijft over de fatale nimf van de Loreley. De oudtestamentische beelden en de legendarische middeleeuwse taal vragen ons stil te staan bij het taalgebruik in tijden van crisis. De beeldspraak is opmerkelijk. NRC schrijft over de metafoor van de oorlog. Uit eigen waarneming geven we in die lijn enkele voorbeelden.

De epidemie, het besef van de indringende omvang, deze bewustwording, dat vroeg zijn tijd. Europa hoorde er in december over, op 24 januari werd het eerste geval op dit continent gemeld, in maart kwam heftig de noodzaak om de catastrofe met ongekende maatregelen tegemoet te treden. Bas Heijne bracht dat voor ons onder woorden (NRC 18 03). Eenmaal die urgentie geaccepteerd, moet men de taal van politieke leiders meemaken, positief, maar ook gaan analyseren.

Overwinningstaal

Hier wat taaluitingen op 18 maart 2020. De Amerikaanse president gaf een persconferentie, de Britse prime minister deed dat, en Angela Merkel verzorgde vanuit Berlijn een toespraak tot de natie. Welke beelden vallen te registreren? Wat is er de portée van?

Donald Trump in zijn repetitieve stijl: “We have a war. We have a war to win.”; “We’re going to win.”; “We will win this war.” (CNN, 18 03).

President Macron zei tegen Frankrijk: “Nous sommes en guerre.” (citaat voorpagina dagblad Figaro, 16 maart 2020). We zijn in oorlog.

Downingstreet 10 over het virus: “We beat it together.”; “Our fight back.” (press conference, 18 03 CNN). Het commentaar van de BBC: “It is like a war time situation”; “The Blitz” (BBC The Briefing 19 03).

Angela Merkel hield een diep-menselijke TV-redevoering. “Wir sind eine Gemeinschaft”, hield de kanselier voor. “Jeder muss helfen.” We leven “im Zeiten der Not”. Merkel sprak over de zorg, artsen, onderzoekers, verplegend personeel, en noemde hun strijd een “Kampf vordersten Linie”. Maar in plaats van oorlog vermeldde Merkel de ernstige situatie en de ernst van de situatie.

De regeringsleiders zoeken met hun beelden en vergelijkingen van de Covid-19-epidemie zowel de ernst als de betekenis onder woorden te brengen. Trump gewaagt van oorlog en vooral van de oorlog winnen. De Britten noemen de luchtaanvallen (the Blitz). Die zaken houden een duidelijke betekenisgeving in: victorie.

Troost-TV

We moeten in de Lage Landen ons van deze connotatie bewust zijn. Zeker ook in verband met 4 mei. Voor dit geteisterde land op zoek naar oriëntatie hadden we voor de jaren van bezetting al geen passende zingeving gevonden en geen geest van heldhaftigheid (Herman Vuijsje: “Voor Nederland geen overwinningdag”, essay, NRC 30 04 2011; “weinig heldhaftigs”). Nederland viert op 5 mei geen eigen overwinning. In vergelijking met de USA en het Britse Koninkrijk heeft de recente Nederlandse taal van oorlogsmetaforen dan ook geheel andere klankeffecten.

Het programma De Wereld Draait Door (17 maart) sprak over Troost-TV en de entertainer Paul Haenen noemde er radio Oranje als inspiratiebron. Zoals tijdens de jaren van bezetting vanuit Londen radio Oranje bemoedigde, zo stelde hij zich voor, zou Troost-TV gedurende de pandemie de Nederlandse TV-kijker een hart onder de riem gaan steken. De maker van het nieuwe programma over de schilder Marc Chagall, Jeroen Krabbé, verwees naar het dagboek van Anne Frank als steun in zware tijden.

Hier de grote lijn: Zoals tijdens de jaren van bezetting de opstand van de geuzen (1568) tot voorbeeld werd gekozen, zo tijdens de pandemie van 2020 de strijd in de jaren van bezetting die 75 jaar geleden werden beëindigd. Terwijl de Duitse cultuur de kanselier verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog (naar alle waarschijnlijkheid uit overwegingen van respect) laat vermijden, spelen Amerikanen en Britten de oorlogsmetaforiek uit vanwege de connotatie overwinning. De portée van de beeldspraak is ingrijpend. De Nederlandse beleving van de pandemie krijgt er eveneens vorm door. De wederopbouw ook? Is door de beeldspraak onze mentale dispositie eerder gericht op (lijdzaam) ondergaan, dan op weerstand bieden? Een term als “het nieuwe normaal” voor na de crisis past aanzienlijk beter dan “wederopbouw”.

‘De dag kan komen’

In dit verband ook aandacht voor de rijmprent bij het gedicht De achttien dooden. Ramsey Nasr heeft er een calque op gedicht. NRC publiceerde op 13 december 2019 (op een markant-opgemaakte pagina) het gedicht De dag kan komen. De tekst onder het gedicht vermeldt dat aan de publicatie een actie verbonden is en men het kunstwerk als rijmprent kan kopen. Boven het gedicht de volgende tekst: “75 jaar na Het lied der achttien dooden van Jan Campert, de allereerste, illegale, uitgave van De Bezige Bij, schreef Ramsey Nasr […] een aanrijpend en urgent gedicht dat refereert aan de oorsprong van de verzetsuitgeverij.”

            Het lied der achttien dooden is een iconisch gedicht. Wie zo’n belangrijke zaak uitvoert als Ramsey Nasr nu heeft gedaan, verdient zorgvuldige lezing. Geen eenvoudige taak. De vraag die we willen wegen, luidt: Hoe verhoudt de tekst De dag kan komen zich tot Het lied der achttien dooden? Draagt Nasr bij aan een cultuur van nieuwsgierigheid? Helpt het in tijden van wederopbouw?

Bij eerste lezing blijkt ons De dag kan komen niet direct toegankelijk. Welke dag kan komen die de ik-figuur niet wenst? Waarom wordt elk hart plots kalm? Waardoor woedt op papier een oorlog veilig? De beeldspraak is vaak duister. Vragen te over. Om hierover goed van gedachten te kunnen wisselen, geef ik hier een parafrase van De dag kan komen. Een omschrijvende weergave van wat ik vermoed, een werkvertaling als start voor een analyse en een eventuele interpretatie.

Hier wat ik denk dat er staat: Er komt naar alle waarschijnlijkheid een tijdstip waarop een vijandelijke macht hier de zaak komt bezetten, houd daar rekening mee, laat je niet overvallen. Drukpers en literatuur bieden even soelaas. Boeken laten je ontsnappen maar bieden uiteindelijk geen houvast. Wat er eerder zal gebeuren, is dat wie de drukpers hanteert, geëxecuteerd zal worden. Adviezen voor die dag: Wees niet bang. Laat familie en vrienden achter. Heb geen beroep of herkenningstekens. Vertoon geen kenmerken van een bevolkingsgroep. Beweeg je onopvallend. Converseer op een dagelijkse manier. Ontkleed je helemaal en kom je eigen lijf onder ogen. Wees geen adres. En besef dat je alleen zo vrij bent.

Tot zover de parafrase. Als deze parafrase acceptabel is, welk zicht biedt deze omschrijvende vertaling dan op de relatie met Het Lied? Hoe refereert Nasr aan de oorsprong van de verzetsuitgeverij? Nasr beseft in een losse samenleving te bestaan, die gewaarschuwd moet worden: een bezetting is (weer) mogelijk. We moeten ons geen illusies maken. Campert schrijft vanuit traditionele waarden (rijm; vrouw, kind, strijd). Nasr tekent onze cultuur op eigentijdse wijze (vrije verzen; losse liefdes, strategie van de zelfontkenning, mimicry). Wie zichzelf onopvallend wegcijfert, heeft overlevingskansen en daarin huist vrijheid.

Nu een voorlopig antwoord op onze vraag: Hoe verhoudt de tekst De dag kan komen zich tot Het lied der achttien dooden? Nasr grijpt de situatie van Campert en de verzetsuitgeverij aan voor een wake up call en het leveren van een overlevingsstrategie. De dag kan komen geeft zo een reactie op het waardig de dood onder ogen zien. Wat houden we van de karakteristieken ‘aangrijpend’ en ‘urgent’? Hoe beoordelen we de aanpak van Nasr? Biedt Nasr een tekst die op 4 mei 2020 gedeclameerd kan worden?

Wederopbouwtaal van het onderduiken?

De pandemie was in december op geen enkele manier te voorzien. De dag die kan komen – het is verleidelijk er achteraf de periode van het besmettelijke virus in te zien. De dialectiek tussen parafraseren en interpreteren krijgt er een actuele dynamiek door. De vraag die de lezer voor zich moet zien te beantwoorden luidt: hoe is de afweging van to be or not to be? Is de mentale dispositie zoals Nasr die verdicht en in beelden onderbrengt geschikt voor tijden van wederopbouw? Voor een fase van een nieuwe ramp? Voor een waarschuwing als Het water komt (Rutger Bregman)? Een analyse van de taal van de overwinning, de taal van het onderduiken, de aanwijzingen voor mimicry, kan eraan bijdragen dat een bewuste omgang met beelden en historische situaties de nieuwe normaliteit zal helpen gestalte te geven, dat we

bijdragen aan resistente taal.

André van Dijk

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 5. 2 mei 2020