Het nieuwe Liedboek 1.0

logoIdW

 

Wat was ik als beginnend predikant blij met het in 1973 uitgekomen nieuwe liedboek. Zeker, er waren in de bundel van 1938 gezangen die ik kon gebruiken. Toch kostte het mij moeite om in de ruim tien maanden dat ik met deze bundel moest werken iedere zondag weer geschikte liederen te vinden. Dan heb ik het nog niet eens over de psalmen. Wat een taal! Het stond allemaal ver van mij af. Daarvoor was ik te weinig in het kerkelijke spraakgebruik ingevoerd.

De weerstand tegen de nieuwe bundel was groot. In menig gemeente werd een stevige discussie gevoerd of de bundel ingevoerd moest worden. Dat probleem omzeilde ik nogal autoritair. Op de laatste zondag van het kerkelijke jaar 1973 jaar liet ik bij de afkondigingen de ouderling van dienst zeggen dat er vanaf de komende zondag uit het nieuwe liedboek gezongen werd. Exemplaren van het boek konden achter in de kerk gekocht worden. Zowel de ouderling als de gemeente waren zo verbouwereerd, dat zij gehoor aan deze oproep gaven. Liedboeken werden gekocht en vanaf dat moment werd er uit het nieuwe liedboek gezongen.

Bij het vertrouwd raken met de nieuwe liederen werd de gemeente geholpen door een in de haast opgerichte cantorij, ook een nieuw fenomeen in die dagen. Elke zondag werd voor de dienst een lied ingestudeerd. Vaak was dat het lied van de week. Op de radio was er een rubriek waarin het lied van de week besproken en gezongen werd. Jarenlang heb ik dat op deze manier vol gehouden. Niet alleen de preek, maar ook het lied behoorde de gemeente te vormen.

 Hoezeer ik er mee verbonden geraakt ben in de 40 jaar dat ik het gebruik heb, merk ik als ik nu diensten voorbereid. Ik mis mijn vertrouwde hulpmiddelen. Elke vrijdag schreef ik ’s morgens een concept voor de preek. Als dat gereed was, konden de liederen gezocht worden. Een vast patroon. Kijken of er bij het materiaal dat ik gebruikte ook liedsuggesties waren. Daarna begon de zoektocht. Als de preek een speciaal thema had, zoeken naar liederen met verwijzingen daarnaar. Voor de psalmen was er een handig hulpmiddel. In 1970 was er een concordantie op de nieuwe Psalmberijming verschenen, samengesteld door W. Dekker uit Noordwijk. Het heeft mij onschatbare diensten bewezen. Trouwens ook nu nog bruikbaar.

Anders was het met de liederen. Met de nieuwe liederen waren ook registers meegeleverd met de beginregels van de liederen en een register met bijbelplaatsen. Nuttig, maar veel werk namen deze registers niet uit handen. Soms was het verband tussen het genoemde lied en de bijbelplaats ver te zoeken. Dat betekende veel bladeren in de toch omvangrijke bundel. Zo af en toe als er weinig tijd was bleef je aan de veilige kant. Achter in de bundel stonden de meest bekende gezangen uit de bundel van 1938.

Verandering daarin kwam in 1978. Toen verscheen de concordantie bij de gezangen, samengesteld door Martie Vollenhoven-Meijer. Het ontstaan van de concordantie bij de psalmen was al schrijnend. De samensteller ds Dekker was nierpatiënt en met vervroegd emeritaat. Om zijn tijd te vullen schreef hij de concordantie. Het ontstaan van de concordantie bij de gezangen was zo mogelijk nog schrijnender. Mw. Vollenhoven werkte aan de concordantie bij wijze van rouwverwerking. Zij droeg het boek op aan haar overleden man. Voor mij is het zegenrijk werk geweest. Veertig jaar zijn beide boeken vrijwel iedere week mijn trouwe metgezellen geweest bij het samenstellen van de liturgie.

Als ik dan na enig zoeken de geschikte liederen gevonden had, was er nog een ander probleem. Waren ze wel zingbaar? Met enige moeite had ik mij de basisbeginselen van het blokfluiten eigen gemaakt. Dan kon ik de melodieën horen. Ik had dan wel een idee hoe het klonk, maar wist nog altijd niet of het door de gemeente te zingen was. Van onschatbare waarde is voor mij een gekopieerde A4 geweest, die ik van Prof. Boendermaker kreeg. Van elk lied in het liedboek werd aangegeven hoe bekend het was. Maar liefst 9 aanduidingen werden gebruikt. Om er een paar te noemen: psalmmelodie, ongewijzigd overgenomen uit bundel 1938 of met een geringe wijziging, eenvoudige nieuwe melodie, onbekende moeilijke melodie. Net als de beide concordantiën is dit A4-tje 40 jaar met me mee gegaan. Het heeft mij onschatbare diensten bewezen. Niet om de moeilijke liederen te vermijden, wel om ze te doseren.

 Nu is er opnieuw een nieuw liedboek. Zonder al te veel geruis door gemeenten geaccepteerd. Wat een verschil met 1973! Waar ik als gastpredikant voor ga, word ik er op gewezen: we zingen uit het nieuwe liedboek.

Als ik nu een liturgie moet maken ben ik een beetje onthand. Ik doe daar niet zuur over, ook al mis ik enkele liederen. Ik gun het de collega’s die er nu mee moeten werken. Net als ik in 1973 blij was met het nieuwe liedboek hoor ik van veel collega’s dat zij nu op hun beurt blij zijn. Ik hoop wel dat zij ook hulpmiddelen krijgen. Mij hebben de hulpmiddelen waar ik met moeite afscheid van neem, enorm geholpen het nieuwe liedboek van 1973 in zijn breedte te leren kennen. Het liedboek van nu is nog veel uitgebreider. Zonder hulpmiddelen is het gevaar groot dat er toch uit de enorme hoeveelheid liederen te vaak gekozen wordt uit wat al bekend is.

Aan dat gevaar is ook het oude nieuwe liedboek niet ontkomen. Een opmerking van een ouderling onlangs na een dienst is in dat opzicht veel betekenend. Tijdens de dienst had ik een nieuw lied aangekondigd met het verzoek aan de organist om het een paar keer voor te spelen. Desondanks werd er maar matig meegezongen. Dat gold ook voor een paar andere liederen, die ik als bekend veronderstelde. Daar kwam de ouderling, onder bijval, na de dienst op terug. Er staan wel erg veel moeilijke liederen in het nieuwe liedboek. Het werd stil toen ik vertelde dat alle andere liederen in het oude nieuwe liedboek stonden en – ik had het nagezocht – als goed zingbaar op Boendermakers A4 gekwalificeerd waren. Ik hoop dat deze reactie een uitzondering is.

At Polhuis