De stoel van Van Veldhuizen

 

In 1983 werd ik diaconaal predikant in Rotterdam Crooswijk. Bijna was dat niet doorgegaan. Een stem bij de benoeming had de kerkenraad van de wijkgemeente, hoewel wijkkerkenraad er een te groot woord voor was. Zes á zeven actieve kerkleden, die niet eens allemaal in Crooswijk woonden. Zij hadden grote moeite. In het gesprek met hen had ik zo eerlijk mogelijk antwoord gegeven op hun vraag waarom ik daar wilde werken. In de trant van die dagen sprak ik over de kerk van de armen, de bevrijdingstheologie en de marxistische kernwoorden. Dat kwam niet over. Bij mij sloeg de twijfel toe. Na afloop gaf Hans Visser, die bang was dat ik zou afhaken, mij een boekje mee, van een dominee die in Crooswijk gewerkt had, een zekere dominee Van Veldhuizen. Dat boekje moet je maar eens lezen, zei Visser. Daarin staat wat allemaal in Crooswijk mogelijk geweest is. Met tegenzin begon ik eraan, maar al spoedig raakte het me en werd ik erdoor geïnspireerd. Er kwam uiteindelijk toch een vervolggesprek met de wijkkerkenraad. Tijdens dat gesprek verwees ik naar dat boekje. Zoals ds Van Veldhuizen, ja, zo wilde ik ook wel in de wijk aanwezig zijn. Dat overtuigde de kerkenraad, waarvan enkele leden Van Veldhuizen nog meegemaakt hadden. Het beroep kon doorgaan. Zo zorgde Van Veldhuizen, dat ik in Crooswijk aan de slag kon.

Integrale benadering

Over deze dominee, ds Gijs van Veldhuizen, heeft Herman Noordegraaf een biografie geschreven. Hij is erin geslaagd een levendig beeld te schetsen van de persoon, de inspiratie en de activiteiten van Van Veldhuizen. Ik herkende direct weer waarom zijn werk mij toen in 1983 aansprak. Kernwoord daarvoor is ongetwijfeld Comprehensive Approach, de integrale benadering van de mens in de volkswijk. De kerk blijft niet op haar eigen erf. Zij heeft niet alleen aandacht voor de ziel, maar voor alle aspecten die de mens tot mens maakt. Deze mens staat centraal. Daaraan is de kerk dienstbaar. De mens wordt niet gevraagd naar de kerk te komen, maar de kerk gaat naar deze mens toe. De kerk duikt onder in de wijk. Daarom had Van Veldhuizen weinig affiniteit met de toen bestaande grote monumentale Koninginnekerk in Crooswijk. Dat was voor Crooswijkers een vreemde wereld. Voor hem stond niet de kerk, maar de Crooswijker centraal. Deze moest gediend worden, ook en juist door de kerk. Concreet betekende dat voor Van Veldhuizen inspelen op de behoeften van deze mens in de volkswijk, die in de marge van de samenleving tegen de stroom in probeerde te leven. De kerk was er om hem te helpen bij het vormgeven van zijn eigen leven. Dat kon door ruimten beschikbaar te stellen, ondersteuning aan hun verenigingen te bieden, te helpen bij de opvoeding. Zo ontstond er al werkend een team van deskundigen, maar vooral van bevlogen ondersteuners, die vallend en opstaand hun weg zochten. Zij werkten in de volle breedte van de wijksamenleving.

Gods kinderen

Tot het werk behoorde onder andere ondersteuning van de boksvereniging, de duivensportvereniging, een medisch kinderdagverblijf, maatschappelijk werk, jeugdwerk. Noordegraaf heeft dat nauwkeurig in kaart gebracht. Bij al dat werk krijgt Van Veldhuizen regelmatig de vraag, die ook hedendaagse pioniers bekend in de oren klinkt. Het is ongetwijfeld belangrijk werk, maar is dat de taak van de kerk? Hoe zit het met het geloof? Het gaat er toch om mensen van Jezus Christus te vertellen? Het antwoord dat Van Veldhuizen geeft is tweeledig. In allerlei uitingen van de mensen in Crooswijk blijkt dat het gerucht van Zijn aanwezigheid ons reeds is vooruitgesneld. Ook al heeft dat vaak een negatieve lading. Het is de taak van de kerk dat op te sporen en door goede daden en woorden de positieve kracht ervan weer bloot te leggen. Dan kan in verstaanbare taal hen gezegd worden dat zij Gods kinderen zijn, dat zij van waarde zijn. Daarin verschilt de kerk van de gebruikelijke benadering van de mensen in de volkswijk. Voor hen was geen echte belangstelling. De kerk doet daar niet aan mee. Zij dient. Daarbij ligt voor Van Veldhuizen het accent op de daad, het beeld. Het woord is in de volkswijk onverstaanbaar geworden. Hij spreekt over het falende woord. Het woord werkt niet, maar het beeld wel. Juist door deze beeldende daden – en dat is het tweede – kan het niet anders, dan dat vroeg of laat de vraag naar het waarom van het werk gesteld gaat worden. In zijn reactie klinkt de scherpe kritiek van Van Veldhuizen op de kerk van zijn (en onze) dagen door. De kerk is deftig geworden en vergeten dat zij “een kind van de achterbuurten van Jeruzalem, Corinthe en Rome” (97) is. Daarom stelt zij altijd weer deze vragen. Nee, waarom het gaat is dat de kerk, zo schrijft hij vol verwachting, “het wonder (gaat) ontdekken dat de Christus zijn werk voortzet onder de armen, van wie wij vergaten dat wij hen altijd bij ons hebben” (97).

Leunstoel

Ook al wist ik van het werk van Van Veldhuizen, ik raakte er door de beschrijving van Noordegraaf opnieuw van onder de indruk. Fascinerend is het om te lezen. Tegelijk weet je dat het onherhaalbaar is. De wijk waarin Van Veldhuizen werkte is er niet meer. De lotsverbondenheid die ondanks het feit dat het er in de volkswijk stevig aan toe kon gaan, is er niet meer. Dat begon al bij Van Veldhuizen zelf. De TV deed zijn intrede en wat nog belangrijker is, de min of meer homogene samenstelling van de wijk begon te veranderen. Wie kon ging naar de nieuwgebouwde wijken en daarvoor in de plaats kwamen bewoners vaak met een andere taal en cultuur. De verenigingen liepen leeg. De wijk werd een conglomeraat van enkelingen. Noordegraaf beschrijft dat Van Veldhuizen dat proces onderkende en zocht naar middelen om daarop te reageren. Daar is hij door zijn (te) vroege dood niet meer aan toegekomen. Toen ik zelf twintig jaar na zijn dood in Crooswijk begon, trof ik alleen nog restanten aan van zijn werk. Het kinderdagverblijf bestond nog, het clubhuiswerk ook, zijn naam leefde voort in de stichting waarin deze activiteiten ondergebracht waren. Daardoor was er voor mij makkelijk toegang tot de mensen die daar werkten, maar een kerkelijk binding was er niet meer. En de kerk zelf? Van Veldhuizen voorspelde het reeds, die was qua invloed en getalsmatig in de marge van de wijk terecht gekomen. Zij kwam samen in een afgeschreven gebouw: het badhuis. Daar trof ik een herinnering aan Van Veldhuizen aan die mij ontroerde. In het zaaltje, dat als kerkzaaltje was ingericht, stond achter de (avondmaals)tafel een leunstoel. Het viel mij op dat niemand op die stoel ging zitten, totdat we daar voor de eerste maal het Heilig Avondmaal vierden. Die stoel stond bij mij. Dat was mijn plaats. Die stoel was de herinnering aan Van Veldhuizen, zorgvuldig bewaard. Vanaf die stoel had hij zijn Bijbelse verteldiensten gehouden. Op de foto’s in het boek is hij te zien.

Deemoed

Het boek van Noordegraaf is een terecht eerbetoon aan Van Veldhuizen en onderbouwt de keuze van de gemeente Rotterdam om in Crooswijk een straat naar hem te vernoemen. Ook voor degenen die nu in de wijken vanuit de kerken een weg zoeken is het boek een must-read. Dan gaat het om de Comprehensive Approach. Zijn methode is niet zomaar in onze tijd toe te passen, maar biedt wel waardevolle aandachtspunten voor het werk van de kerk van nu. Maar dat is voor mij niet het enige dat het boek van betekenis maakt. Bijna terloops vertelt Noordegraaf hoe Van Veldhuizen zelf veranderd is. Als confessioneel predikant in Kralingen – op loopafstand van Crooswijk – was hij, ook al was hij dat op bijzondere wijze, wijkpredikant zoals wij dat tot op de dag van vandaag nog kennen. Min of meer toevallig in Crooswijk terecht gekomen, moest hij zijn weg vinden in een voor hem grotendeels onbekende wereld. Het gevolg was, dat “in zijn tijd in Crooswijk zijn geloofsvisie … onder invloed van wat hij meemaakte een andere inhoud kreeg” (81). Zo is Van Veldhuizen een voorbeeld van de door hem voorgestane kerkelijke presentie. Om het bijbelser te zeggen, een voorbeeld van iemand die omwille van het geloof in Jezus Christus zijn leven verliest om het op verrassende wijze te winnen. Dat is de attitude die tot op de dag van vandaag voor het werk van de kerk van belang is. Van Veldhuizen is voor ons een voorbeeld hoe het evangelie niet vanuit een machtspositie, hoe subtiel de superioriteit ook verhuld wordt, maar in deemoed, als naaste verkondigd kan worden. Dat dat niet soft is, maar krachtig, maakt het boek van Noordegraaf duidelijk. In die zin is het een leerboek voor iedere kerkelijke werker in (oude) wijken, die geroepen is van Jezus Christus te getuigen.

Herman Noordegraaf heeft een waardevol boek geschreven!

At Polhuis

Herman Noordegraaf, Op de straathoek, Ds G. van Veldhuizen (1903-1963), Van plattelandsdominee tot pionier in Rotterdam Crooswijk, Eburon, Utrecht 2023.

 

In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 4, 1 april 2023