Het korte verhaal en het principe van de omweg

logoIdW

Op het nippertje van mijn middelbareschooltijd leerde ik een levensles. Het gebeurde tijdens mijn mondeling examen Nederlands. Ik moest een gedicht interpreteren waarin een man achterover zakt en in een bloembed terecht komt. De ontraadseling van deze ongewone gebeurtenis kostte mij weinig moeite: ‘De dichter valt in slaap en droomt van een bloementuin.’ Mijn examinator, de leraar Nederlands, keek mij over zijn bril aan. ‘Laten we dat eens niet doen’, zei hij. Een wonderlijk zinnetje. Blijkbaar moest ik verder zoeken en niet de eerste zijstraat inslaan die ik als lezer in het oog kreeg. Sindsdien is het gezegde van toen voor mij een soort lijfspreuk geworden: ‘Laten we dat eens niet doen.’

Stagnatie

‘Laten we dat eens niet doen’ – laten we uit het culturele aanbod eens niet de voor de hand liggende keuze maken, laten we op gebeurtenissen in het nieuws eens niet de gebruikelijke interpretatie loslaten. Een man die achterover in een bloembed valt, kan ook door de liefde zijn getroffen of door de dood. In dit essay beweer ik dat onze samenleving gegijzeld wordt door ‘korte verhalen’, duidingen die zich door hun grove lijnvoering gemakkelijk laten begrijpen, maar aan fijn- en diepzinnigheid tekort komen. Het korte verhaal is een eenvoudige maatstaf om menselijk gedrag te beoordelen, om gebeurtenissen te duiden en om zich te oriënteren op de toekomst. Tegelijk is het korte verhaal een oorzaak van stagnatie.

Het korte verhaal veroorzaakt stagnatie doordat het met zijn beperkte opvatting van het goede leven en zijn ruwe inschatting van wat een mens is en vermag bepaalt wat wij normaal noemen. Momenteel wordt dit ‘normaal’ uitgedaagd door de wereldwijde vraagstukken van klimaatverandering en migratie. Maar raken die vraagstukken ook aan de korte verhalen waarop ons ‘normaal’ is gefundeerd? Wellicht ontvangen die verhalen beter weerwerk als iemand zich voorneemt er eens niet in mee te gaan. Literatuurcriticus K.L. Poll (1927-1990) zag in dit voornemen de creatieve kern van onze cultuur en doopte het ‘het principe van de omweg’. Ik bespreek hierna drie korte verhalen om daarna via Poll en zijn omweg een alternatief te formuleren.

Macht

Het eerste korte verhaal heeft als thema de honger naar macht. Een variant van dit verhaal gaat over winstbejag. Het verhaal is niet moeilijk te begrijpen. Je kunt het kinderen van een jaar of vijftien al horen voordragen als ze bepaalde gebeurtenissen in de politiek of in de geschiedenis moeten verklaren. Aangeblazen door een vleugje Machiavelli, Darwin of Nietzsche kan het uitgroeien tot een volslagen levensbeschouwing.

Een tijd terug bespraken Utrechtse studenten Dan Browns Da Vinci Code. Rechtenstudenten Sjors reageerde op de opmerking van één van de anderen dat het boek op nonsens is gebaseerd: ‘Dat is jouw aanname. Ik weet niet hoe wetenschappelijk de beweringen van Dan Brown zijn, maar ik vind het heel interessant om over zijn versie van de bijbelse geschiedenis na te denken. (..) In hoeverre zijn de verhalen van de Bijbel wel waar? Neem de suggestie van Brown dat Maria Magdalena getrouwd was met Jezus en dat ze een kind hadden. Waarom zou dat niet zo zijn geweest? Maar voor de Kerk was dat natuurlijk onpraktisch en dus vertelt de Bijbel een ander verhaal.’

            Niet alleen onervaren of door hun eerste teleurstellingen getekende jonge mensen zijn meesters in het toepassen van het verhaal van de machtshonger. De verslaglegging van onze nationale politiek bestaat vrijwel volledig uit een analyse van machtsverhoudingen. Politici kunnen nog zulke ernstige woorden spreken en nog zulke onverwachte besluiten nemen, steeds staat een legertje auguren klaar om uit te leggen dat in werkelijkheid minister A wilde overkomen als staatsman en de koerswijziging van politicus B bedoeld was om de kiezer des te steviger aan zich te binden. Politieke gebeurtenissen die buiten het verhaal van de machtshonger vallen zijn alleen het vertrek en de voortijdige dood van een politicus. Misschien verlaten zoveel politici daarom tegenwoordig de politiek. Het is hun uitbraak uit de cel van het korte verhaal.

Tweezijdige winst

Het verhaal van de macht voorziet ons van voldoende begrip van gebeurtenissen in directiekamers en politieke vergaderingen. Maar als wijzelf deel uitmaken van een directie of vergadering, gebruiken we een ander verhaal. Niet het verhaal van de één zijn dood is de ander zijn brood, maar het verhaal van de tweezijdige winst. Als de markt goed functioneert, heeft iedereen iets te kopen en te verkopen en zijn er bij het scheiden van de markt alleen tevreden mensen. Meningsverschillen en conflicten zijn in feite communicatieproblemen, oplosbaar in het voordeel van alle partijen.

Laatst hoorde ik een mediator vertellen over haar beroep. Een mediator is iemand die bemiddelt in conflicten. Ze vertelde dat tegenstanders in een conflict eigenlijk op zoek zijn naar erkenning. Ze stellen zich tegenover elkaar op als vijanden, terwijl ze in werkelijkheid goedbedoelende, maar teleurgestelde handelspartners zijn. Ethische en juridische begrippen, vond de mediator, werken escalerend. Vertel wat het conflict emotioneel met jou gedaan heeft, maar vermijd begrippen als schuld en nalatigheid. Vrienden hoef je niet te worden en ook het herstel van andere vormen van relaties is niet beoogd, maar als je allebei naar huis gaat met een liefst ook in geld uitgedrukte erkenning, heeft dit korte verhaal gewerkt.

Jagers en verzamelaars

Een schilderachtig kort verhaal waarvan met name psychologen en marketingmensen graag gebruik maken, is het aan de evolutiebiologie ontleende idee dat het belangrijkste deel van ons brein, het zogenaamde reptielen- en zoogdierenbrein, is gevormd in de tijd dat homo sapiens nog niet op aarde was. Het mensenbrein geldt in deze theorie als een tamelijk machteloos verlengstuk van onze dierlijke intelligentie, voornamelijk bedoeld om onze dierlijke aard te camoufleren. Het ontwikkelde zich in de tijd dat wij nog als jagers en verzamelaars op de steppen woonden. Hoewel de eigenlijke mensheidsgeschiedenis begint na deze periode op de steppe, is die voor de kennis van het menselijke gedrag niet relevant. Begrijp je de holbewoner, dan ken je de moderne mens.

Maar hoe simpel is het om de holbewoner te begrijpen? Dat is de eerste vraag die de vertellers van dit korte verhaal mogen beantwoorden. Een tweede vraag is hoeveel je aan de kennis van reptielen, zoogdieren en holbewoners hebt als de mens wezenlijk een gecamoufleerde is en zijn leven vult met ‘irrelevante’ concepten uit de neocortex, zoals schaamte, schuld en liefde.

Omweg als principe

Dit zijn drie voorbeelden van korte verhalen. Er zijn er veel meer: de canons en rankings van culturele verschijnselen, de opvatting dat alles wat van wezenlijk belang is verwoord kan worden in de taal van Jip en Janneke, het referentiekader van de hedendaagse Nederlander en zo voort. Korte verhalen doen het goed. Ze wijzen je de weg door een woud van waarnemingen, aanbiedingen, impulsen, theorieën en fantasieën. Maar tegen een hoge prijs. Ze bezorgen je een tunnelvisie. Politici spelen machtsspelletjes, moeilijke taal is onzinnig en Polen zijn antisemitische autocraten. Je levert in aan mogelijkheden, nuance, diepte en zeggingskracht. Het korte verhaal houdt niet van nieuwe indrukken en keerzijden van de medaille. Het dient een kunstmatig normaal.

Kunnen we aan het korte verhaal voorbij? De stelregel die ik leerde op mijn examen Nederlands suggereert dat: vermijd de voor de hand liggende duiding. Poëziecriticus K.L. Poll werkte die stelregel uit tot ‘het principe van de omweg’. Daarmee bedoelde hij dat wat een beschouwelijke cultuur toevoegt aan het denken: de opmerkzaamheid op beelden, geuren en gedachten die niet voor de hand liggen. Het tekent Poll dat hij van een omweg en een principe sprak en niet van een dwaalweg en een liefhebberij. Volgens hem leiden kunst en poëzie ergens heen. Net als het korte verhaal bezitten zij een oriënterend vermogen, al had Poll vanwege zijn grootste zorg – de overheersing van de kunst door de wetenschap – weinig behoefte om het nut van poëzie en kunst op de voorgrond te plaatsen.

Inmiddels staan de kunsten onder de maatschappelijke druk om meer te zijn dan alleen spel en om hun verantwoordelijkheid te nemen in het alledaagse mensenleven. Het korte verhaal is te beperkt om als volwaardige levensoriëntatie te dienen, de wetenschap is voor datzelfde juist te wijdlopig en te weinig afgestemd op ’s mensen geestelijke behoeften. Rest ons de kunst als omweg die niettemin een zeker doel op het oog heeft. Maar kan de kunst deze verwachtingen waarmaken? Mij dunkt dat de samenvoeging van een kunstzinnig, meervoudig, boven de directe behoeften van de mens uitreikend perspectief met een volwaardige maatschappelijke oriëntatie de kunst overvraagt. Voor levensoriëntatie moet je bij de religie zijn – niet de religie die terugvalt achter de kunsten en de gedaante aanneemt van het korte verhaal, maar de religie als richtinggevende poëzie.

Wellicht is de dominantie van het korte verhaal een van de gevolgen van de secularisatie en is de vurige omhelzing van een beperkte zienswijze uiting van een latente religieuze behoefte. Via het principe van de omweg zou het mogelijk moeten zijn om de beperkte horizon van het korte verhaal te verbreden en te komen tot een levensoriëntatie die recht doet aan wat ik maar even de volheid van het leven noem. Hier ligt een uitdaging voor de religie. Met behulp van de kunsten zou zij zich kunnen bevrijden van haar obsessie ook een kort verhaal – het ware korte verhaal – te willen vertellen. Vervolgens zou zij de kunstzinnige omweg kunnen verrijken met een cultische dimensie, waarin het vrijblijvende en individualistische karakter van de kunst wordt overstegen. Op die manier zouden kunst en religie een levenssfeer kunnen scheppen die het knellende oude of nieuwe normaal achter zich laat.

Udo Doedens

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 5. 30 april 2022