Het Koninkrijk dat niet kwam?
In de NRC van 24/25 dec. 2016 stelde de historicus Jona Lendering dat het christendom berust op een vergissing. Enige kanttekeningen zouden zijn historische analyse in perspectief kunnen zetten. De kanttekeningen betreffen o.a. de vraag hoe Jezus te plaatsen is binnen het antieke en moderne wereldbeeld, hoe het met betrekking tot Jezus precies zat als het gaat over het einde der tijden, hoe feit en fictie moeten worden onderscheiden. Al met al stof voor een boek, maar zulke boeken zijn al geschreven, dus hier slechts een kleine selectie naar aanleiding van dit artikel.
Eenzijdige historische benadering van de waarheidsvraag
Lendering gaat uit van de 19e eeuwse opvatting, dat de waarheid door historische verificatie wordt beslist. Wat historisch is, is waar, wat niet historisch is, is onwaar. Als historicus had hij moeten bedenken dat er ook een literaire kant zit aan teksten uit de oudheid. Dat geldt niet alleen voor de bijbel, dat geldt voor alle teksten die in de oudheid zijn geschreven. Het zijn tendensgeschriften: ze willen een bepaalde inhoud overbrengen. De evangeliën maken daar geen uitzondering op. De vraag is of de waarheid uitsluitend beslist wordt op grond van historische criteria. Literaire vormen en intercontextuele verbanden werpen ook een bepaald licht. Die kunnen aanleiding geven voor verder onderzoek naar de waarheidswaarde van het evangelie dat wij immers in vier literaire vormen kennen.
Dat laatste zet ons op het spoor van ‘intercontextualiteit’: er zijn verbanden en verschillen in de wijze waarop evangelisten de weg van Jezus beschrijven. Beide zijn nader onderzoek waard, en dat is op verschillende manieren gedaan. Zo wordt er veel onderzoek gedaan naar verbanden tussen de vier evangeliën en Tenakh (Oude Testament). Eerst ga ik in op wat Lendering schrijft over het verschil tussen ‘antiek’ en ‘modern’ wereldbeeld, waardoor het evangelie ongeloofwaardig zou zijn.
Antiek en modern wereldbeeld
Lendering begint met de evangeliën te plaatsen in een antiek wereldbeeld, waarin het bovennatuurlijke heel nabij is: ‘overal loerden kwade geesten, een wijze bewees zijn inzicht door de natuurwetten naar zijn hand te zetten, gebeden waren een weg naar genezing.’ Het is de vraag of de evangeliën binnen het raam van het Oude Testament (Tenakh) zonder meer gelijk te schakelen zijn met ‘het wereldbeeld’ van de oudheid. Zoals alle geschriften uit elke tijd moeten worden onderzocht op hun eigensoortigheid, in relatie tot andere geschriften, moet dat ook met bijbelse teksten gebeuren.
Lendering stelt het moderne wereldbeeld tegenover het antieke. Wij staan in een werkelijkheid waarin wetenschap en techniek ons hebben geleerd dat de natuur niet door bovennatuurlijke krachten wordt beheerst, maar door ratio en technische middelen. Zijn daar ook kritische vragen bij te stellen? Bijvoorbeeld of menselijk leven nog enige waarde heeft als techniek tot massale moordwapens leidt? Welke krachten werken er die mogelijk bepalend zijn voor de toepassing van ratio en techniek?
Wat bezielt de kerk om vast te houden aan het gezag van de teksten van de evangeliën? Is dat een blijvende hang naar vroegere tijden (en wereldbeelden)? Of gaat het ook ergens over, bijvoorbeeld nu Donald Trump gekomen is (en wie weet hoeveel gelijkgestemden nog gaan komen)? Over de betekenis van bijbelse teksten is in de 20e eeuw (de eeuw van de massamoorden!) discussie geweest, en theologen hebben serieus met die vragen geworsteld (buitengewoon relevant woord in de kersttoespraak van KWA!). Wat is te zeggen over de herkomst van de teksten? Lendering heeft het niet over die discussie: hij focust zich uitsluitend op de historische juistheid, maar die eenzijdigheid is onterecht, als het gaat om de waarheid van Jezus Christus. Er vallen in bijbelse teksten accenten, die in elke tijd om doorvertaling vragen om wat er vandaag gaande is in onze wereld, welke krachten er werken. Denk aan een toenemend nationalisme, of aan meervoudige tweedelingen in de Nederlandse samenleving. Bijbelse teksten (dus het evangelie in viervoud vanuit Tenakh!) doorbreken alleen al op dit punt tendensen in mens en samenleving die van alle tijden zijn: de fixatie op zichzelf en de eigen ‘groep’. Bijbelse teksten leren ons kijken vanuit het andere perspectief van de daden van YHWH als doorbraak van deze fixatie in het brede perspectief van Gods rijk, waarin alle stammen, natiën en talen meedoen.
Enkele punten die Lendering (niet) aandraagt
Ik kom terug op de intercontexualiteit: dat Lukas en Mattheüs verschillende gegevens bieden met betrekking tot de ‘geboorte’ van Jezus brengt (door de manier waarop Bethlehem een rol speelt) Lendering tot de conclusie dat het verhaal fictie is en geen feit. Historisch acht hij dat Nazareth de plaats is waar Jezus vandaan kwam. Bethlehem hebben Mattheüs en Lukas op een verschillende manier vanuit de profetie in gebracht, en is door beiden ‘verzonnen’: fictie, geen feit. Hoezo door hen beiden ‘verzonnen’? Waar baseert Lendering zich op? Ik maak geen bezwaar tegen Lenderings historische vraagstelling. Hij is vooral historicus van de oudheid (zie zijn website, bijzonder belangwekkend!), maar tegen de eenzijdigheid waarmee hij die hanteert, en andere aspecten, bijvoorbeeld de literaire, buiten zijn beschouwing laat. Ik beweer niet dat het samengaan van een historische met een literaire benadering leidt tot goed zicht op de herkomst van de teksten, maar ze zou de opening ervoor groter kunnen maken.
Lenderings benadering houdt geen rekening met de eigen tendens waarmee Lukas en Mattheüs het verhaal van Jezus’ begin vertellen. Inderdaad speelt David daarin een rol, maar bij Mattheüs vooral ook het Immanuëlmotief: Jezus’ plaats is – tot en met het kruis – de plaats van de Godverlatenheid. Redding uit de Godverlatenheid is het motief waarom Egypte bij Mattheüs een rol speelt. Is Bethlehem daarom meteen ‘onhistorisch’?
Een ander punt is de vraag of Jezus het einde van de wereld aankondigde. Lendering laat dat einde van de wereld samenvallen met de komst van het Koninkrijk van God. Maar Lendering beschrijft deze dingen als historische feiten en concludeert dan dat Jezus zich heeft vergist. Hij laat na in de door hem bestudeerde geschriften van de evangelisten te onderzoeken wat de komst van het Koninkrijk en het einde der wereld precies inhouden. Door zijn strikte historische benadering heeft hij er geen oog voor dat volgens alle geschriften van het Nieuwe Testament het Koninkrijk van God in Christus en in de Heilige Geest doorgebroken is in de verborgenheid van tekenen, signalen, verwijzingen naar wat voor de toekomst uitstaat. En dat het erom gaat Jezus te volgen op die weg van tekenen, waarin die toekomst zich in ons heden meldt. Een strikt historische benadering lijkt inderdaad nergens anders uit te kunnen komen dan bij ‘vergissing’ en ‘mislukking’. Maar is dat alleen historisch al niet een blikvernauwing, gelet op de herkomst en de eigen aard van de teksten? Juist als het gaat om tekenen (in hun voorlopigheid, zwakheid) roept Jezus op om niet over Hem te struikelen die deze tekenen stelt (Matt. 11, 6).
Waar begint ons denken: afstand of betrokkenheid?
Lendering schrijft vanaf zo groot mogelijke afstand om historische correctheid te onderzoeken. De vraag is of hier de beslissingen ten aanzien van waarheid wel vallen.
Bij Lendering gaat het om feit of fictie, maar de teksten wijzen aan dat de doorbraak van Gods rijk in Jezus Christus vraagt om omkeer, zich toevertrouwen aan Gods daden, aan Israël en in Jezus Christus, en navolging. Want het is onmiskenbaar dat zich in de persoon en de gang van Jezus in onze wereld iets heeft voltrokken dat niet uit deze wereld opkomt. Dat doorbreekt de kaders van de historie en de historiografie. Wat evangelisten vertellen heeft zich in onze historie als een bijzonder gebeuren voltrokken dat in alle tijden, ook vandaag, in ‘gedachtenis’ wil worden gebracht, in liturgie, leer en leven. Vanuit Israël in de kerk.
Wie de verhalen nauwkeurig onderzoekt komt onontwijkbaar voor de vraag: waar sta ik, als hier in de traditie van het volk Israël iets aan de orde is in Jezus, dat volstrekt nieuw is en tegendraads bij de tendensen in de mondiale samenleving? Welke krachten werken bij mij, als ik wegkijk van concrete mensen? Lendering heeft goed gezien dat Jezus zijn plaats zocht bij de gemarginaliseerden. Jammer dat hij geen enkele aandacht geeft aan het beslissende kader waarin het evangelie dat stelt: dat het Koninkrijk van God gekomen is en zich manifesteert in tekenen. Dat het verhaal van de opstanding geen historisch feit kan zijn is voor Lendering reden om haar als fictie te beschouwen. Hij noemt de opstanding alleen in zijn inleiding als iets dat niet kan. Hij komt er niet meer op terug als een zaak die voor de evangelisten kennelijk beslissend was. Maar de waarheid van de opstanding is, dat het verhaal van Jezus opstaat uit vernedering, onrecht en doodsgeweld dat mensen, machtigen, elkaar aandoen. Deze geschiedenis is door de dood niet te stuiten, maar staat – op basis van de opstanding van Christus – daar telkens weer uit op als hoop op heil en vrede voor mensen. Er staat in onze wereld vandaag te veel op het spel om in die beweging niet mee te gaan.
Joop Zuur
J. Zuur was predikant in Assen, Lochem en Den Haag