Het gewicht in de Waagschaal

logoIdW

 

‘Hun conversatie droeg altijd een licht waanzinnig karakter
vanwege de totaal ontspannen sfeer.’
Willem Brakman, De gelukzaligen

 

Vooraf

Laten we het hebben over het voortbestaan van In de Waagschaal. Niet in technische en financiële zin, maar in morele zin. Waarom zouden we doorgaan met ons blad? De vraag is tamelijk eenvoudig te beantwoorden als we alleen letten op onszelf als schrijvers en op ons lezerspubliek. Onszelf kunnen we vragen: willen we nog schrijven, hebben we er nog plezier in? Als dat zo is, en dat is zo, dan kunnen we voort. Zo’n vraag kunnen we ook stellen met betrekking tot onze lezers. Worden we nog gelezen? Zijn er nog abonnees? Ja, die zijn er nog. Het zijn niet meer de duizenden van weleer, maar we worden nog opgemerkt. Gelet op ons als schrijvers en op onze lezers hebben we als blad dus bestaansrecht. Maar daar wil ik het hier niet bij laten. Ik vraag me af: is er tussen schrijvers en lezers en tussen schrijvers onderling en lezers onderling nog een zaak? Is er een vraag, een onderwerp, een belang waaraan we ons blad op een objectieve manier kunnen opdragen?

Twee voorvallen in de afgelopen maanden bevestigden mij in het vermoeden dat er in In de Waagschaal een zaak aan de orde is. Het eerste voorval was de verschijning van de biografie van Miskotte, de geestelijk vader van ons blad. Het is mij niet gelukt om dat boek te lezen als louter historische informatie. Tijdens het lezen dacht ik meermalen: zo zou je als theoloog en als kerk in de wereld moeten staan. Zo breed van blik en bezonken van oordeel. Niet gebonden aan partij of kerkvorm, maar ook niet veilig in de zone van de journalistiek of de culturele sector. Ik las het boek ook als een bemoediging voor de existentiële en psychische labiliteit waarin velen uit onze kring gewild of ongewild verkeren. Volgens de maatstaven van deze tijd is die labiliteit het gevolg van persoonlijke onaangepastheid. Maar in de biografie is zij een neveneffect van een positieve levenshouding, een non-conformisme waartoe Miskotte en geestverwanten zich gedrongen voelden door de eigenaardigheid van Gods Woord en het menselijk leven.

De tweede aanleiding om te veronderstellen dat het in ons blad om een zaak gaat, is de recente discussie over de geschiedenis van de apartheid de PVV in ons blad. Tijdens die op zichzelf niet oninteressante discussie werd het ons als redactie steeds duidelijker dat bepaalde standpunten niet verenigbaar zijn met datgene waar ons blad voor staat. Dat werd kernachtig verwoord in de titel van het vierde nummer van deze jaargang: ‘Verbinding als oordeel’. Met al onze standpunten, zelfs als ze juist zijn en ons naar de mens gesproken legitimiteit verschaffen, zijn wij toch vreemd aan God en zijn wij geplaatst onder het oordeel. Dat oordeel veroordeelt ons tot verbinding.

In het nu volgende probeer ik de zaak die ik achter In de Waagschaal veronderstel in vier punten onder woorden te brengen. Daarna doe ik enkele praktische voorstellen om die zaak in ons blad nog krachtiger aan de orde te kunnen stellen.

De zaak: a) openbaring

De zaak waaraan ons blad is gecommitteerd, naar haar wezen beschouwd, is de openbaring van de God van Israël of, met andere woorden, Christus of, met nog andere woorden, de Geest. Kenmerkend voor de openbaring is het eigensoortige en niet te herleiden karakter ervan, dat door Miskotte wordt aangeduid met het woord Naam en waarmee ook de begrippen woord, geschiedenis, ogenblik en paradox zijn verbonden. De openbaring van de God van Israël voert binnen in een eigensoortige werkelijkheid, die ontologisch gesproken een eigen status heeft, die een eigen ethiek meebrengt en een eigen wetenschap en communicatievorm vereist. Over al die dingen wordt in In de Waagschaal nagedacht.

b) taal

Het communicatiemedium dat bij de openbaring hoort, is de taal. Ik wil niet beweren dat God zich hoofdzakelijk, laat staan uitsluitend, in taal openbaart en ook niet dat het belangrijkste antwoord van de mens op de openbaring een woord is – dat is toch eerder de daad. Ik beweer wel dat we tot kennis van de openbaring komen via de taal en ook dat het tot onze menselijke aard hoort dat we ons tot in onze taal van de openbaring rekenschap geven.

De taal waarop ik doel, zal door de eigenheid van God en zijn openbaring een ‘nasprekend’ karakter hebben. Er moet vertolkt, uitgelegd en geïnterpreteerd worden. De taal schiet ook steeds tekort en heeft daardoor van zichzelf een ‘dik’ karakter. Ze is zoekend, creatief en meerduidig. De openbaring behelst misschien wel een eenvoudig evangelie maar, ik citeer Miskotte: ‘Niets is geheimzinniger dan helderheid en onpeilbaar is juist het bepáálde.’ In de Waagschaal schrikt dus niet terug voor taal, ook niet voor woorden die zich niet één, twee, drie te kennen geven en al helemaal niet voor taal waarin de registers van de poëzie, het verhaal en de meditatie worden gebruikt. In Haarlem zei men weleens over Miskotte: ‘Wat heb je aan die geleerdheid? Het evangelie is zo eenvoudig’. Dat geluid is in onze tijd niet verstomd. In In de Waagschaal zal het niet te horen zijn.

c) theologie

Het derde aspect van de zaak waarom het in In de Waagschaal draait, is de theologie. De theologie is de eigen methode die hoort bij de openbaring van de God van Israël. Juist het eigensoortige van de openbaring geeft de theologie een eigen status, los van de religiewetenschappen of menswetenschappen in het algemeen. In de theologie speelt de hermeneutiek een hoofdrol, het nazeggen van het Woord van God in verstaanbare woorden, maar er hoort ook een zeker respect bij voor de traditie, voor de manieren waarop het Woord in het verleden is uitgelegd. Dat is niet vanzelfsprekend voor mensen die menen dat het in het geloof om eeuwige ideeën gaat die in elke tijd dezelfde zijn. Bij de theologie horen ook, volgens de bekende definitie van Luther, gebed en beproeving. En voor zover het menselijke antwoord op Gods woord een daadkarakter heeft, maakt ook het diaconaat deel uit van de theologie en ten slotte ook de kerk als de gemeenschap die de theologie toetst en die ook door de theologie wordt opgebouwd. Respect voor theologie is in de kerk niet vanzelfsprekend, maar In de Waagschaal kan niet anders dan de theologie in ere houden.

d) het midden

Het vierde aspect van de zaak waarom het in ons tijdschrift gaat, is de eigen plaats in de wereld die de God van Israël ons aanwijst. Die eigen plaats is, met alweer een Miskotte-term: het midden. Van alles wat ik tot nu toe heb gezegd over de zaak van ons tijdschrift, vind ik dit aspect het meest veelbelovend: de Naam openbaart zich in het midden. Anders geformuleerd: door Gods Woord, dat zonder grond is, dat in geen mensenhart is opgekomen, dat opstaat uit de dood en verschijnt na het oordeel over de menselijke verdeeldheid, wordt gemeenschappelijke bodem gecreëerd voor de mensen.

Dit zoeken naar het midden of naar de verbinding, dit aanwijzen van de mens als mens tegenover God, omvat het hele politieke en kerkelijke streven van ons blad. Altijd was In de Waagschaal gekant tegen partijpolitiek en kerkelijke hokjesgeest, omdat geen enkele partij of richting de waarheid in pacht kon hebben. Ook in positieve zin heeft het blad gestreefd naar eenheid in de kerk rond wat Miskotte de ‘indiscutabele kern van het christelijk geloof’ noemt: Christus en het geloof in Gods genade. Deze kern moest ook het streven van de staat en het volksleven bepalen, wilde er zoiets groeien als een broederlijke gemeenschap in de nationale en internationale politiek.

Ik zie niet in wat deze zienswijze aan actualiteit heeft verloren. Nog steeds is ze van belang. In de kerk om haar niet scheef te laten zakken naar de orthodoxe of de vrijzinnige kant en om niet in sektarisme te vervallen en in de samenleving om haar weg te houden bij tegenstellingen van ras, klasse, geslacht en geloof.

Interessant is dat Miskotte de maatschappelijke middenpositie met de term ‘burgerlijk’ aanduidt. Rond In de Waagschaal heeft altijd de sfeer gehangen van een revolutionair, links-gericht verzetsblad. Maar misschien kunnen we ons beter verstaan als een burgerlijk, wat nog niet hetzelfde is als een conservatief, blad. Het burgerlijke waarop wij zinspelen is het nog niet gerealiseerde burgerschap van het Koninkrijk van God.

Nog beter

Ik heb vier aspecten genoemd van de zaak waaraan ons blad is gewijd. De zaak heeft een eigen vertrekpunt in de openbaring van de God van Israël, de zaak bedient zich bij voorrang van het communicatiemiddel van de taal, de reflectie over de zaak is een eigensoortig ambacht genaamd theologie en zij is in de wereld gericht op het creëren van een midden, van common ground in de kerk en in de maatschappij. Tezamen maken deze vier aspecten hopelijk duidelijk dat ons blad niet alleen een toevallige groep schrijvers met een toevallige groep lezers is, geschaard rond een paar topics die langzamerhand door de tijd achterhaald zijn, maar dat er een onderwerp in ons midden ligt, een wijze van communiceren, een stijl van werken en een maatschappelijk engagement, dat niet is verjaard.

Tot slot noem ik een paar punten waarop we onszelf zouden kunnen verbeteren, zodat de zaak waaraan we zijn verplicht beter wordt gediend.

a) het kan gekker

De onherleidbaarheid van Gods Woord aan de ene kant en de grensdoorbrekende eis van het zoeken van het midden aan de andere kant leiden in onze kolommen soms tot radicale stellingnamen, grote vergezichten en concrete voorstellen tot verandering, maar niet al te vaak. Het blad loopt blijvend het gevaar om het periodiek van de barthiaanse school te worden in plaats van het kladblok van de Heilige Geest. Experimenten, fantasie, een zekere wildheid kunnen we goed gebruiken. Het woord burgerlijk moeten we daarbij maar in ons achterhoofd houden als nadere bepaling van onze wildheid. Het gaat niet om avant-gardisme, maar om vooruitgrijpen op het ‘midden’ van de gerealiseerde gemeente.

b) meer ontdekking, minder onderwijzing

De grote kracht van Miskotte en verwante theologen is dat zij in hun taal en conceptualisering meer bieden dan uiteenzetting en betoog. Zij getuigen van de eigenheid van de Naam en de noviteit van het Koninkrijk door nieuwe dingen te schrijven. Dat bewerkstelligen ze onder meer door aan bijbelinterpretatie te doen. Bijbelinterpretatie vinden we in de Waagschaal niet veel. Er schuift vaak een Barth of een Miskotte tussen de auteur en de Bijbel. Is dat noodzakelijk?

c) zoeken naar geestverwanten

Barthianen zijn schaars, Miskottianen sterven uit, maar er zijn mensen die op het spoor zijn van onze zaak, zonder dat ze er onze woorden aan geven. Het valt ons niet moeilijk die mensen aan te wijzen onder de grote namen van vroeger en nu (Lars von Trier, Johnny Cash, Gerrit Achterberg etc.), maar het zou ook aardig zijn als we geestverwanten konden ontdekken in schrijvers en schrijfsters die op ons niveau actief zijn, maar in een andere niche. Bijvoorbeeld een jurist die nadenkt over het begrip gerechtigheid of een bioloog die schrijft over de eigenheid van de mens. Hun bijdragen zouden ons blad verrijken.

d) minder verzet, meer duiding

Onze hermeneutische houding zou kunnen meebrengen dat we in het theologische en maatschappelijke landschap minder de eigen weg promoten dan aanwijzen waar om ons heen sporen liggen en wegen worden gevolgd die belangrijk en veelbelovend zijn. Laten we proberen de canon te vergroten en onze gesprekspartners te zoeken in onverwachte hoeken.

 

Udo Doedens