Het anti-discriminatiebeginsel

logoIdW

‘Naar het beeld van God schiep Hij hem’  (Genesis 1:27)

Racisme is iets verschrikkelijks. Van mij mag de Coentunnel de Coentunnel blijven heten, en de Gouden Koets had ook mogen blijven rijden, want de geschiedenis opsluiten heeft geen zin. Alleen door actief te gedénken (en een dosis heilige Geest) kunnen we voorkomen dat het verleden zich gaat herhalen. Maar racisme moet altijd bestreden worden, en het is goed dat er in onze samenleving opnieuw aandacht voor is.

De basis voor het verzet tegen racisme en discriminatie hoeven we ook niet uit de moderne tijd te halen, want deze basis is te vinden in de tekst hierboven. Adam was geen Hollander, geen Jood, geen Chinees en geen Afrikaan. Hij was méns, voorbij al die onderscheidingen, zelfs voorbij het onderscheid van man en vrouw (pas ná de schepping van de vrouw wordt Adam ‘man’ genoemd). Dat betekent: íeder mens, wit en zwart, jood, christen, moslim én atheïst, man en vrouw, hetero én homo, draagt het beeld Gods in zich. En zo moeten we die ander ook benaderen, als een gestalte van het beeld Gods. Het begrip van de schepping leidt dus direct tot ethiek.

Simone de Beauvoir is een van de grote gestalten in de geschiedenis van de bevrijding van vrouwen. Maar waar begon het allemaal? Het begon allemaal toen Simone als jong meisje op catechisatie leerde: de ziel is noch mannelijk, noch vrouwelijk. Dat is de christelijke leer. Het licháám is mannelijk of vrouwelijk, maar de ziel niet. Toen dacht Simone bij zichzelf: maar met mijn ziel dénk ik, en dat wil ik, dénken, schrijven. Als mijn ziel niet vrouwelijk is, dan mag deze kerk mij, als levende ziel, toch niet ondergeschikt maken aan mannen, alleen omdat die een ander licháám hebben? Daarom is het zo jammer dat Simone later de kerk verliet. Het was niet nodig geweest. Het evangelie is de basis van alle ware emancipatie.

Naar de ziel van jezelf én van de ander die jij ontmoet moet je zoeken. Als je die ziel vindt, dan vind je iemand voorbij zijn huidskleur, voorbij zijn seksuele geaardheid, voorbij zijn sekse, voorbij zijn maatschappelijkse status en leeftijd. Dan vind je die ander zoals hij in eeuwigheid is. De ziel is niet pas iets ná de dood. Zij is er nu en je kunt haar nu vinden. Maar velen kennen hun eigen ziel niet, en kunnen hem zelfs niet meer vinden. Zij blijven bij uiterlijkheden staan, en beoordelen de ander én zichzelf daarop. Daarom zijn ze al dood, terwijl ze nog leven.

Willem Maarten Dekker

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 12. 12 december 2020