Heilzame grens (meditatie)

Sterf op de berg die je beklimt (…) omdat je mij ontrouw bent geweest te midden van de zonen van Israël bij de wateren van Meribat-Kadesj (Deuteronomium 32:50-51)

Wie de bijbel gaat lezen met de gedachte ‘Dat moet toch wel wat voor Abraham/Petrus/Jezus geweest zijn’ komt meestal bedrogen uit. Het is maar de vraag of persoonlijke identificatie met bijbelse personages altijd de meest adequate toegang verschaft tot de zeggingskracht van de teksten – ook bibliodrama kent zijn grenzen. Neem nou Mozes: eerst wordt hij weggeroepen achter de schapen vandaan om dan vervolgens de rest van zijn leven een murmurerend volk uit te leiden uit de slavernij van Egypte. Tenslotte mag hij, om onduidelijke redenen, het land van belofte niet in. Het is wellicht een adequate weergave van heel de condition humaine, maar voor Mozes is het behoorlijk zuur.  

Wie iets meer uitzoomt ziet echter ook nog een ander plaatje: vanaf Exodus tot aan zijn laatste rede in Deuteronomium fungeert Mozes in de Tora als de representant van JHWH, de trouwe dienstknecht des Heren. Tegenover het volk vertolkt hij het woord van JHWH. Maar dan, in de grand finale van de Tora, wordt Mozes alsnog door JHWH geheel en al aan de zijde van zijn volk gezet: zodra JHWH aan het woord komt over Mozes’ “voortijdige” dood, laat hij hem weten dat ook hij, Mozes, ontrouw is geweest. Hoe vreemd! Heeft hij niet alles voorbeeldig gedaan? Heeft hij niet against all odds zijn volk bevrijd en op het juiste pad gehouden? Dat hij het land niet in zou mogen, had Mozes zelf altijd uitgelegd als de schuld van het murmurerende volk (Deut 1:37;Deut 4:21), maar JHWH is onverbiddelijk: JIJzelf bent ontrouw geweest. De rabbijnse literatuur geeft wel tien redenen waarom Mozes zo gestraft wordt. En wie Numeri 20 naleest, kan zelf ook wel zien dat Mozes zich niet helemaal precies aan de opdracht van JHWH houdt. Tegelijk zijn het minieme vergrijpen vergeleken met de immense ‘straf’. Dat er een grens gesteld wordt, lijkt in deze finale belangrijker dan de aanleiding ervan. Daarmee krijgt de lezer vlak voor de intocht in het land de boodschap mee: Niemand valt samen met JHWH, zelfs Mozes niet. Niets verdient verafgoding. Anders dan in het Egyptische slavenhuis, waar de Farao niet minder dan God zelf is, is hier kritiek mogelijk. De leider valt niet samen met God. Moshe Halbertal spreekt over de Samuel-boeken als “the beginning of politics”, maar reeds in de Tora wordt duidelijk dat over de uitvoering van de wet te twisten valt. Zo eindigt de Tora niet alleen uitermate politiek-kritisch, maar ook zelfkritisch: niemand kan zich de vereenzelviging met JHWH aanmeten. Niet met Mozes als idool maar met dit kritische verhaal kun je het beloofde land in.

Mirjam Elbers

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 8, 26 augustus 2023