Groten tot wie wij kleinen mogen gaan: dankbaarheid voor de geestelijke leermeesters

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De titel is ontleend aan het gedicht ‘Onvervreemdbaar’ van Ida Gerhardt waarin zij de betekenis van het lezen vertolkt. Lezen dat ons in een andere wereld brengt. We citeren het volledige gedicht:

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,

en ademloos het blad omslaan,

ver van de dagelijksheid vandaan.

Die lezen mogen eenzaam wezen.

 

Zij waren het van kind af aan.

 

Hen wenkt een wereld waar de groten,

de tijdelozen, voortbestaan.

Tot wie wij kleinen mogen gaan;

de enigen die ons nooit verstoten.

 

De wereld van de geest bestaat bij de gratie van overdracht van leermeester op leerling. Leerlingen die hun leermeesters in dankbare en lieflijke herinnering behouden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de apostelen die de herinnering aan hun geliefde Meester, van wie naar een woord van Allard Pierson in Oudere tijdgenooten (1888) de Evangeliën een onnavolgbaar levendig beeld geven, in verwondering en dankbaarheid, in eerbied, hebben gekoesterd. Geleefde herinnering waarzonder christendom en christelijke cultuur niet hadden bestaan. De gewijde en ongewijde geschiedenis kennen natuurlijk nog veel meer voorbeelden van een bijzondere verhouding leermeester-leerling en we mogen ons gelukkig prijzen dat menige leerling zijn herinneringen en indrukken op schrift heeft gesteld zodat latere generaties zich kunnen laven aan een schat van schoonheid en wijsheid. Heerlijk is het zich in de rust van studeerkamer en huiskamer over te geven aan grote denkers en dichters.

Goethe en Eckermann

Een beroemd voorbeeld van een bewonderende leerling is Johann Peter Eckermann (1794-1852) die in de jaren 1823-1832 secretaris en vertrouweling van Goethe was en talloze gesprekken met hem over literaire en andere onderwerpen heeft gevoerd. Deze Gespräche mit Goethe in den letzen Jahren seines Lebens (1835) geven ons, zo lezen we in de uitgave van 1976, onvervangbare blikken in het denken en leven van de ouder wordende Goethe van wie Eckermann een harmonisch beeld ontwerpt, een beeld gelijkend naar de werkwijze van de grote schilders bij het scheppen van hun portretten. Deze hebben “das Wesentliche, sozusagen ‘das innere Bild’ des Darzustellenden zu erschauen versucht, das Bleibende vom Zufälligen gesondert und das im Letzen Charakteristische freigelegt und gestaltet”.[1] Door zijn literaire begaafdheid en zijn rijkdom van ziel die het hem mogelijk maakte Goethe in diens denken en voelen te begrijpen was Eckermann bij uitstek hiertoe geroepen.

Lezende deze gesprekken, door Nietzsche het beste Duitse boek genoemd dat er bestond, kunnen deze woorden alleen maar worden beaamd. Keer op keer wordt de lezer getroffen door de liefdevolle en bewonderende beschrijving van Goethe van wiens lippen Eckermann woorden van wijsheid indronk. Het was echter niet alleen de rijkdom van ideeën of het terugzien op eigen leven en werk, bijvoorbeeld op de wording van Faust – door Gunning een heerlijke profetie van de volle waarheid genoemd – waardoor Eckermann bijzonder werd geboeid, het was ook de uitstraling van Goethes persoonlijkheid als zodanig, van zijn verschijning, de sfeer die hem omringde; zelfs wanneer hij geen woord sprak kon er louter van zijn nabijheid een vormende, beschavende werking uitgaan.

Eckermann ontwierp een geïdealiseerd beeld van Goethe. Een idealisme waarvoor we hem dankbaar mogen zijn daar het menig ontroerend tafereel oproept. Bijvoorbeeld dat van de middag van 25 oktober 1823 toen hij Goethe, zittend aan zijn werktafel, bij het invallen van de schemering aantrof “in einer wunderbar sanften Stimmung, wie einer, der von himmlischem Frieden ganz erfüllt ist, oder wie einer, der an ein süsses Glück denkt, das er genossen hat und das ihm wieder in aller Fülle vor der Seele schwebt” (57). Lezing van Eckermann brengt ons in aanraking met een nobel mens wiens voorname menselijkheid ons een voorbeeld mag zijn, naar een woord uit Van Genderen Storts ‘Kleine Inez’(1925), met de Meester, die, ondanks zijn bewogen en verdeelde natuur, zijn leven tot een volledig en harmonisch kunstwerk had volmaakt.

Barth en Miskotte

Voor de verhouding leermeester-leerling hoeven we ons niet te beperken tot de literatuurgeschiedenis, we vinden haar ook in de theologiegeschiedenis, bijvoorbeeld bij Barth en Miskotte. Groot was de bewondering van Miskotte voor Barth, zijn ‘Lieber Vater im Christo’ die hem in de jaren (1925-1930) van zijn predikantschap in Meppel in het juiste spoor had gehouden en tegenover wie hij in grote dankbaarheid erkende “dass ich, menschlich geredet, niemals in dieser Kirche geblieben und im Amte durchgehalten hätte ohne Ihre grossen befreienden theologischen Taten”.[2] Niet alleen voor zijn theologie, ook voor zijn ziel had hij onuitsprekelijk veel aan hem te danken. Voor Miskotte was Barth de vereerde leraar, de zeer vereerde meester, en al werd hun verhouding in de loop der jaren meer persoonlijk, was men elkaar gaan tutoyeren, hun verhouding was en bleef er een van meester-leerling. Miskotte zelf, naar eigen oordeel receptief van aard, moet dit niet anders hebben gewenst; het beantwoordde aan een diepe zielsbehoefte van hem en groot en blijvend was zijn dankbaarheid jegens zijn leermeester: “Es strömt dan eine angeschwollene Flut vom Dankbarkeit zu Gott hin, für Seine Güte, die dich uns und der Kirche gegeben hat. Und persönlich geht es dann nicht ab ohne eine Strom von Erinnerungen im festgefügten Folge, wo du mir ein Pastor gewesen bist…” (531).

Evenals Eckermann was Miskotte gevoelig voor de uitstraling van de bewonderde persoonlijkheid. Naar aanleiding van een persoonlijke ontmoeting met Barth in Bazel memoreerde hij zijn getroffenheid door de “gesättigte Freudenschein um deine Gestalt… Dein Gesicht war von einem bestimmten Frieden überglänzt … Ich wurde ganz verlegen vor Freude” (468). Treffend is de overeenkomst met Eckermanns gevoelens op de avond van 25 oktober 1823. Bewondering is zichzelf overal gelijk. Bewondering die de meester in zijn wijsheid hoogschat en ziel en hart van de leerling veredelt. Een mooi fictief voorbeeld hiervan is de figuur van Joseph Knecht in Hesse’s magistrale roman Das Glasperlenspiel (1943) die door een wijze muziekmeester en andere meesters geleid het ambt van magister – het hoogste ambt in de geleerdenprovincie Kastilië waar de roman is gesitueerd – bereikt en zich, evenals Goethe, heeft ontwikkeld tot een harmonische persoonlijkheid waarin de natuur is veredeld. De knecht is meester geworden. De meester die later weer dienaar wordt en voor wie mag gelden het Bijbelwoord wie zichzelve vernedert zal verhoogd worden. Lezing van deze roman dateert van decennia terug maar heeft op ons een grote en blijvende indruk gemaakt en behoort tot de schatten die het hart in grote dankbaarheid bewaart, dankbaarheid en liefde voor een schrijver als Hesse.

Bewonderde literaire leermeesters

Niet alleen Eckermann, Miskotte en Knecht hebben hun bewonderde leermeesters gehad. Dit geldt ook voor schrijver dezes bij wie het echter niet zozeer gestalten van vroeger betreft, al leven velen in dierbare herinnering voort, als wel auteurs van werken, vooral literaire werken, die een grote en blijvende invloed op ziel en leven hebben gehad. Diepe lagen van de ziel, het was werkelijk een existentiële ervaring, werden aangeboord door de poëzie van Achterberg. Deze evocatie van de vrouw, van de gestorven geliefde, deze obsessie haar verdwenen gestalte uit het rijk van de dood weer terug te roepen in het rijk van de poëzie, de rijkdom van beelden, heel dit poëtisch universum van liefde en dood was een openbaring. Maar tot ons klein poëtisch pantheon behoren ook dichters als Kloos, Gorter, Perk, Bloem en Marsman, Hölderlin, Novalis; en onvergetelijk blijft ook de diepe ontroering die het Hooglied in de ziel van een gevoelige adolescent, dromende van liefde, heeft opgewekt.

Tot de geliefde literaire meesters behoren Van Eeden, Couperus, de grote Russen – Tolstoj, Dostojewski, Tsjechov, Toergenjev, Poesjkin – Flaubert, Proust, Goethe, Fontane, Hesse, Thomas Mann, meesters aan wie wij ons graag overgaven. Hoe zou het anders kunnen? Mensen die hart en geest hebben verrijkt. In de rij van bewonderde meesters, het zal onze lezers niet verwonderen, behoort ook Miskotte. Deze diepe ontvankelijkheid van geest en hart, deze hartstochtelijke liefde voor het goede, schone en ware, deze bijna mystieke geloofsbeleving, het was ons als een openbaring, en vooral onvergetelijk blijft de lectuur van de Dagboeken waarin zo menig kostbare parel schittert.

Leerling-zijn moge in onze egalitaire tijd die zich maar moeilijk verdraagt met het idee van een geestelijke rangorde, weinig meer gelden, maar de verhouding leerling-leermeester blijft veel goeds en moois in zich behouden. Voor de leermeester die met bezieling zijn kennis en wijsheid kan overdragen aan een geslacht na hem. Voor de ontvankelijke leerling die aan de voeten van de meester zijn tocht door het domein van de geest begint. Een leerling als waarvan de psychiater Gans (1885-1971) droomde, “een leerling, die zich met ons laat meevoeren op de stroom van de geest, het licht der waarheid als leidster, die wil meewerken bij het moeizame verzamelen en onderscheiden van wat waargenomen en gedacht wordt, die wil helpen bij het zuiver formuleren van welgevormde begrippen, die wil meebouwen aan het huis van wetenschap, hecht zijn fundamenten, welgevoegd zijn wanden, sterk zijn dak, helder zijn vensters, zodat de zon der waarheid en de krachten der atmospheren van het kennen er in doordringen… Het is een grote gave, die God ons in een leerling schenkt”.[3] Een gave ook wanneer wij bezielde meesters hebben gekend.

O.W. Dubois

Streamers:

De wereld van de geest bestaat bij de gratie van overdracht van leermeester op leerling . Leerlingen die hun leermeesters in dankbare en lieflijke herinnering behouden.

Leerling-zijn moge in onze egalitaire tijd weinig meer gelden, maar de verhouding leerling-leermeester blijft veel goeds en moois in zich behouden.

[1]              Johann Peter Eckermann, Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens. Mit einer Einführung herausgegeben von Ernst Beutler. München 1976, 782.

[2]              K.H. Miskotte, Karl Barth, Inspiratie en vertolking: inleidingen, essays, briefwisseling. Verzorgd door A. Geense en H. Stoevesandt. Kampen 1987, 460 [Verzameld Werk deel 2].

[3]              Mart van Lieburg, Dichten is willen leven. De neuroloog Abraham Gans (1885-1971). Z.p., 2023, 226. Dit boek is een magistrale studie over een begaafde arts en dichter.

In de waagschaal, nr. 3, 2 maart 2024