Gods openbaring in Christus impliceert respect in de omgang met andere godsdiensten.

logoIdW

In een vorig artikel in In de Waagschaal ging ik in op Hendrik Kraemers The Christian Message in a non-Christian World. Kraemer neemt zijn uitgangspunt in Gods openbaring in Christus. Dat leidt tot een dialectische verhouding tegenover religie in het algemeen en de niet-christelijke godsdiensten in het bijzonder. Van die laatste kunnen elementen worden bijgevallen, maar de fundamentele God-, mens- en wereldbeschouwing die uit die godsdiensten spreekt, wordt vanuit de openbaring in Christus bekritiseerd. Kraemers boek verscheen kort voor de Tweede Wereldoorlog. De door Europa gekoloniseerde landen waren nog niet onafhankelijk. Daar kwam na de oorlog snel verandering in. Ook de kerken in de voormalige kolonies werden zelfstandig. Geleidelijk aan kwam er meer ruimte voor de eigen theologische stemmen uit Afrika en Azië. Eén van die stemmen was van de Japanse Luthers theoloog Kosuke Koyama (1929-2009). Evenals Kraemer theologiseert Koyama vanuit Gods openbaring in de gekruisigde Christus. Dit exclusieve uitgangspunt belet hem echter niet het positieve, inspirerende en voorbeeldige in het religieuze denken en leven van aanhangers van andere godsdiensten te onderkennen. Dit komt niet alleen voort uit het feit dat Koyama wanneer hij over de Japanse en Aziatische cultuur en godsdiensten spreekt, op zijn eigen volk, zijn eigen land en zijn eigen (Aziatische) cultuur reflecteert. Het gaat dieper en is fundamenteler. Geloof in de gekruisigde Christus impliceert volgens Koyama een respectvol spreken over (aanhangers van) andere godsdiensten.

Contextuele theologie
Koyama schreef dertien boeken, waarvan de bekendste Water Buffalo Theology (1974), No handle on the cross (1976) en Mount Fuji and Mount Sinai (1984) zijn.  Hij biedt daarin geen systematisch, afgerond betoog, maar geeft een narratieve theologie waarin veel collectieve en persoonlijke ervaringen verwerkt zijn. Koyama is voortdurend in gesprek met de context waarin hij leeft: het door bommen en de atoombom verwoeste Japan van zijn jeugd, zijn ervaringen met het boeddhisme en Boeddhisten in zijn jaren als missionaris in Thailand en de wapenwedloop en nucleaire dreiging in de periode van de Koude Oorlog. Betrokkenheid op de context en geloof in de God van de Bijbel zijn voor Koyama onlosmakelijk verbonden. Anders dan de goden van de berg Fuji, die kosmologische natuurkrachten vertegenwoordigen, openbaart de God van de Sinaï zich namelijk in de geschiedenis. Hij is betrokken in de concrete gebeurtenissen en het concrete menselijke bestaan. Het gebeuren waarin God zich bij uitstek laat kennen is de kruisiging van Christus. Daar deelt God in het lijden, de gebrokenheid en de dood. Als reflectie op Gods betrokkenheid in de geschiedenis kan de theologie daarom onmogelijk voorbijgaan aan concrete ervaringen van menselijk lijden, gebrokenheid en dood. ‘Theology which is not rooted in the aspiration and frustration of the local people is an a-historical (docetic) theology.’[1]

Met respect spreken over andere godsdiensten
Koyama’s theologische concentratie op het evangelie en de kruisdood van Jezus Christus leidt tot kritische reflectie op de eigen en andere godsdiensten. Maar Koyama laat zich nooit laatdunkend of neerbuigend over die laatste uit. Dat spreekt mij aan in zijn theologie. Koyama is de derde generatie christenen in zijn familie. Zijn opa bekeerde zich na en door contact met een zendeling van het boeddhisme tot het christendom. Waarom? Koyama schrijft: ‘Mijn grootvader was onder de indruk dat deze man kon zeggen dat Jezus Christus Heer is, zonder ooit neerbuigende opmerkingen te maken over de Japanse cultuur of boeddhisme.’ ‘This made me to follow Christ!’, verklaarde zijn opa.[2] Koyama zelf zet deze houding van de zendeling voort. Hij brengt de theologie van het kruis steeds in gesprek met de tradities van zijn Aziatische cultuur en continent. Dat is een kritisch gesprek waarin openheid, waardering en respect voor wat anderen godsdienstig beweegt echter nooit ontbreken. ‘If one is merciful in the name of Christ, if one becomes a neighbour to the needy, one will certainly not make derogatory comments on the spirituality of the men of other living faith.’[3]

Koyama benadert aanhangers van andere godsdiensten ook altijd als personen en niet als de vertegenwoordigers van een godsdienstig stelsel. ‘We must study Buddhism, of course, if we wish to understand the Buddhist. (…) [But] what matters for the Christian gospel is not Buddhism, but the Buddhist’.[4] Hij vervolgt:

                ‘… het boeddhisme heeft geen honger en lijdt niet onder overstromingen en droogte. Maar
met een boeddhist is dat anders gesteld. Hij klaagt, hij lacht, treurt, zweert, lijdt, heeft dorst
en honger – want hij is een mens. Als een mens boeddhist is, blijft hij toch een mens. Als een
mens moslim is, blijft hij toch een mens. Als een mens christen is, blijft hij toch een mens.’
‘Onze belangstelling gaat altijd uit naar het ‘isme’ niet naar de ‘ist’. Overmatige belang-
stelling voor het ‘isme’ baart een noodlottige situatie, die men de tirannie van de doctrine
zou kunnen noemen. Wij neigen ertoe om andere mensen te bekijken met een blik die “door
doctrines is bepaald”. En daarom zijn we ook zo bedreven in het snel vormen van ons
oordeel over anderen.’[5]

Koyama’s theologie laat op aansprekende wijze zien hoe geloof in de uniciteit van Christus gepaard kan gaan met een open, leergierige, kritische en respectvolle omgang met wie een andere godsdienst belijden. Ik eindig met een mooie illustratie daarvan uit No handle on the cross.

De handen van Boeddha, Lenin en van Christus
In Kyoto staat een Boeddhabeeld met opmerkelijke handen. Tussen de vingers van de geopende handen is een vlies te zien, zoals een eend die tussen zijn tenen heeft. De handen zijn goed geproportioneerd, liefdevol en betrouwbaar. Het zijn uitnodigende handen. Ze staan symbool voor de intentie van Boeddha om iedereen aan heil en verlichting deel te laten hebben. Deze handen symboliseren het Hebreeuwse ‘hesed’: genade, generositeit, zegt Koyama. En hij vervolgt: ‘I thank God for this image. It expresses the depth and width of human need for salvation by the hands of good-will and mercy.’[6] Deze genereuze handen herinneren en waarschuwen ons dat ‘theological arguments [sometimes] endlessly elaborate distinctions, demarcations and discriminations (denominationalism!) [and] are too ‘wise’ and too ‘strong’ to communicate the ‘foolish’ and ‘weak’ mercy of God.’[7]

In het Leninmausoleum in Moskou is één van Lenins handen tot een vuist gebald. Een vuist is een gesloten hand. Lenins vuist symboliseert toewijding en strijd. En ook ideologische juistheid en de sterke wil en macht om deze ideologische waarheid te verwezenlijken. De vuist staat volgens Koyama voor wat het Hebreeuws ‘emeth’ noemt: stevige waarheid, betrouwbaarheid.[8] Koyama vergelijkt uiteindelijk de handen van Boeddha en Lenin met de handen van de gekruisigde Christus die hij in een kapel in Melbourne afgebeeld ziet. De spijkers zijn wreed door de handpalmen geslagen. Christus is in doodsangst. Zijn handen zijn open, noch gesloten. Koyama merkt op: ‘I began to see gradually that the saving truth which the gospel speaks is spoken through hands which are neither open nor closed, the crucified hands. God is not simply emeth. He is hesed too. He is emeth in his hesed.’[9] Handen die uitsluitend gesloten zijn, dreigen van theologie een ideologie te maken. Bij handen die uitsluitend geopend zijn, dreigt de notie van theologie als ‘steen des aanstoots’ verloren te gaan. Koyama besluit dan:

    ‘I do not know how to relate systematically these crucified hands to the webbed hands of
the Buddha and to the clamped hands of Lenin. All forms of hands – the hands of
welcome, the hands of rejection, the hands of hope, the hands of despair, the hands of
determination, the hands of love, the hands of understanding must be related to the
crucified hands because the crucified hands are painfully neither open nor closed. The
crucified hands are the hands of ultimate love and respect for our history.’[10]

Koyama’s theologie neemt zijn exclusieve uitgangspunt in de gekruisigde Christus. Hij heeft oog voor het onderscheidende van het evangelie van Christus, maar evenzeer voor wat van waarde is in andere tradities en daarin respect en instemming verdient. De exclusiviteit van het evangelie leidt bij Koyama nooit tot een neerbuigende houding tegenover wat en wie de christelijke godsdienst niet deelt. Koyama getuigt, maar polemiseert niet. Hij is diep overtuigd van de christelijke waarheid, brengt die in het geprek in, maar zet die niet in als middel in een strijd. De geest van Christus vraagt immers, in zijn woorden, niet om een ‘crusade mind’, maar om een ‘crucified mind’.

Jilles de Klerk

Ds Jilles de Klerk is predikant te Wassenaar

[1] No handle on the cross, 34.
[2] Mount Fuji and Mount Sinai, 16.
[3] No handle on the cross, 41.
[4] Water Buffalo Theology. Twenty-Fifth Anniversary Edition, Revised and Expanded, New York (1990), 93.
[5] Nederlandse vertaling van Water Buffalo Theology, getiteld: Creatieve Theologie. Het Evangelie in Aziatisch Perspectief, 116.
[6] No handle on the cross, 23.
[7] Ibidem.
[8] Idem, 24.
[9] Idem, 26.
[10] Ibidem.

(In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 1. 12 januari 2019)