Gij hebt met uw brede gebaren

 

Of ik mijn leeservaring met de preken van Miskotte zou willen verwoorden en delen. Dat was de vraag van de redactie van In de Waagschaal. Die vraag kwam tot mij vanwege mijn deelname aan de studiemiddag over de nieuwste prekenbundel van Miskotte, Te midden van het tumult. Natuurlijk wilde ik dat, wie zou zich niet vereerd voelen door zo´n vraag. Er was wel een probleem. De bundel was niet in mijn bezit. En zo kwamen we overeen dat ik iets zou schrijven over de preek die ons leesgroepje van die middag besproken had: Onze eigen afkerigheid en de missionaire kerk. Als een  ´pars pro toto´.

            Wat mij als eerste trof toen ik deze preek begon te lezen was de datum waarop die is uitgesproken: 12 september 1943. Drie dagen daarvoor kwam een trein aan in concentratiekamp Auschwitz, met daarin de Amsterdamse Etty Hillesum, samen met haar ouders en broer. Als een ´pars pro toto´, een deel van haar gedeporteerde Joodse volk. Dit ´weten´ resoneert mee in mijn leeservaring. Vorig najaar deed ik mee in de Miskotte leesgroep, waarin we minutieus door Gods vijanden vergaan zijn gekropen, de ´bevrijdingspreek´ van Miskotte. Als ergens de Tweede Wereldoorlog, de bezetting van Nederland, het lot van het Joodse volk en de vraag naar God daarin diep gepeild is, dan is het in die preek. Die contrasteert in dat opzicht met deze preek, waarin oorlog en bezetting slechts twee keer ter sprake komen. De eerste keer in bedekte termen – ¨De gebeurtenissen van deze tijd¨ -, de tweede maal iets explicieter: ¨Och, het moderne leven, geweld, oorlog enz. heeft de mens ziek gemaakt.¨

Solidair

Deze preek heeft een andere spits. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de context waarin die is uitgesproken: bij de bevestiging van ds. J.J. Buskus jr. als missionair predikant. De missionaire toespitsing van deze preek maakt dat ik mijn oren – beter: ogen – spits, omdat de missionaire oriëntatie een wezenlijk bestanddeel van mijn levensloop en loopbaan vormt. Als ik door deze bril de tekst lees, valt mij op dat de theologie van Miskotte wordt gefundeerd in de Missio Dei, de zending die van God uitgaat en niet van de gemeente. Die gemeente krijgt het – zo lijkt het op het eerste gezicht – zwaar te verduren in deze preek. Wat te denken van een uitspraak als deze, bijna een chiasme: ¨Wij zijn niet afkerig van het christendom, maar des te meer afkerig van God. Zij zijn afkerig van het christendom maar niet afkerig van God.¨ Wat hier gebeurt is bijzonder. Bijzonder omdat de tekst die leidend is voor de verkondiging – Jeremia 3: 22 – in eerste instantie betrokken wordt op de gemeente zelf. ¨Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God.¨ Bijzonder ook omdat Miskotte hier in de wij-vorm spreekt. Kort daarvoor heeft hij het over ¨afgekeerdheid van herders die de schapen niet weiden, die stenen voor brood geven.¨ Hier toont hij zich een herder die zich vereenzelvigt met de kudde en wordt zijn gestalte – volop profetisch – ook priesterlijk. Bijzonder tenslotte, omdat in dit ene zinnetje – maar ook op tal van andere momenten in deze preek – de solidariteit met de afkerigen, juist ook die buiten de kerk, tot uitdrukking komt. In de onnavolgbare beeldspraak van deze prediker: ¨Dan moet gij iets anders horen. Dan moet gij die vloek horen, die bijna een gebed is en misschien in Gods oren waarlijk een gebed is en het verwijt dat toch eigenlijk een bede is om wederwoord en wederlegging, die steekhoudt. Ge moet ogen krijgen voor de schare, het landvolk, dat arme. Zij zijn vermoeid en ter aarde gestort en weten niet waarom zij roepen. Zij zijn als de jonge raven en het is een objectief geschreeuw en God de Here hoort het.¨

Het feit dat ik een lezer van deze verkondiging ben maakt mijn ervaring wezenlijk anders dan die van de hoorders bijna tachtig jaar geleden. Wanneer ik mij in die hoorders probeer te verplaatsen, komt de vraag op hoeveel zij van die verkondiging zullen hebben meegekregen. Ik moet denken aan een anekdote die ik eens hoorde over een boer uit Voorst – de geboortegrond van mijn schoonfamilie – die na het overlijden van Miskotte zoiets gezegd zou hebben als: ¨Ik begreep hem niet, maar hij begreep mij wel.¨

Het lezen van deze preek riep een liedregel van Willem Barnard bij me op, zo´n vijftien jaar later in de Amsterdamse Nocturnen ´geboren´: ¨Gij hebt met uw brede gebaren de mensen gestrooid uit uw hand …¨ In eerste instantie associeer ik dit beeld – denk aan  De zaaier van Van Gogh – met de manier van preken van Miskotte. Als een impressionistisch schilder – schilderend met taal – strooit hij met brede gebaren het zaad van het Woord in de gemeente uit. Veel van dat zaad zal wellicht langs de hoorder heen gaan. Maar er hoeft maar een enkel zaadje bij die hoorder te landen om toch tot ontkiemen te kunnen komen en vrucht te kunnen dragen. In deze preek is dat misschien wel het zich telkens herhalende ¨Keert weder, gij afkerige kinderen en Ik zal uw afkerigheid genezen.¨ Een tweede associatie met het beeld van de zaaier komt rechtstreeks uit de verkondiging op, waar Miskotte, toewerkend naar een messiaanse climax, zegt: ¨Wij meten de zaaitijd uit, maar Hij wil binnenhalen.¨ Even later eindigt hij met de bevrijdende woorden: ¨Dan zijn wij, samengekomen in de vreze Gods, in Gods tempel, met onze schaamte overgezet in het rijk van de vrijheid, door de zegen van de rechterhand, vergaderd met vele afkerige kinderen die zijn weergekomen.¨

In Jeremia 3, vlak voor de tekst die leidend is voor deze preek, staat geschreven: ¨Ik zal jullie herders naar mijn hart geven, en die zullen jullie met wijsheid en inzicht wijden.¨ (NBV) Voor mij is Miskotte zo´n herder.

Egbert van der Stouw

Drs. E. van der Stouw is cultureel antropoloog en werkzaam bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 10. 15 oktober 2022