Geloven zonder kunstmest

logoIdW

 

‘Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden’ (Hebr. 12:4)

Het bijbelboek Hebreeën legt de gemeente het vuur na aan de schenen. Geloven – dat gaat tot bloedens toe! Wie het werkelijk waagt Jezus te volgen – moet ‘the whole way’ gaan. Eerder drukt de schrijver zijn lezers op ‘t hart: ‘Laat tot u doordringen hoe hij, de grondlegger en voleinder van het geloof, standhield…. opdat u niet de moed verliest en het opgeeft’ (3). Even verderop spreekt hij over ‘slappe handen en knikkende knieën’ (12). Niet zonder reden begint in het voorgaande hoofdstuk de indrukwekkende serie geloofsgetuigen met – nee, niet met Adam maar met Abel. Over ten bloede toe gesproken…..

De prediker van de Hebreeënbrief preekt tegen demotivatie en afval in. Verdient het aanbeveling zo te preken in een seculiere tijd als de onze? Aan mensen die de moed opgeven, geen stand meer houden, bepaald geen gebrek. We hebben hier ter plaatse bedacht exit-gesprekken te houden met gemeenteleden die zich uitschrijven. Een leerzaam proces. Ik moet bekennen dat ik soms de kritiek ronduit deel – en soms denk: was kerkverlating ook niet een noodzakelijk opschoningsproces?

Is het vanwege de secularisatie dat de meeste predikers vandaag een andere toon aanslaan dan de Hebreeënbriefschrijver? Omdat ze misschien zelf ook veel twijfelen? Of omdat ze zelf te weinig bloeden – immers de prediker houdt zich nog altijd op in de comfortzône van het predikantschap – al zijn er stemmen die beweren dat die zône aan het verdwijnen is? Of is het omdat sommige mensen al zoveel te lijden hebben – alsof dat in de eerste eeuwen anders was….

In het boekje Lijden aan de kerk – dat Helmut Thielicke schreef in 1965 – stelt hij dat het veld der dorre doodsbeenderen steeds groter wordt om ons heen. En waarom? Omdat wij het verleerd zijn te sterven en te worden als de graankorrel. Wij predikers aanbidden voortdurend de goden van de activiteit, wij werken met kunstmest. Maar de graankorrel van de boodschapper – en de graankorrel van de kerk, schrijft hij – dient in de verborgenheid van de aarde, van de stilte en de rustige passiviteit, eerst te sterven (cq. te bloeden) om pas dan op te komen en vrucht te dragen.

Misschien is dat – in een tijd waarin van verschillende kanten wordt geroepen om een nieuwe ars moriendi – wel de levens- en geloofskunst waarnaar wij werkelijk op zoek zijn….

Peter Verbaan

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 7. 23 juni 2018)