Geen christelijke solidariteit met het ANC-geweld

logoIdW

 

 

Op mijn bespreking van Martin Bosma’s boek Minderheid in eigen land (nr. 8 / 2016) hebben twee lezers gereageerd. Jilles de Klerk en Hans Schravesande lazen mijn bijdrage respectievelijk met verbijstering en ergernis.

De critici verwijten mij dat ik niet vermeld heb dat Bosma in de epiloog betoogt, dat het lot van de Afrikaners – een minderheid in eigen land te zijn – ook autochtone Nederlanders zou kunnen treffen. Ik heb dit deel van het boek inderdaad niet besproken. Ik had het wel kunnen noemen, maar ik heb mij gericht op de analytische kern van het boek en de studies waarop Bosma zich beroept. Mijn conclusie is dat deze goed worden weergegeven. Dat Bosma vooral zou schrijven met het doel zijn politieke epiloog te rechtvaardigen, is mij niet gebleken. Een bespreking van de epiloog zou een zelfstandig artikel vergen. Bovendien zie ik die epiloog als een politieke of ideologische extrapolatie. In dezelfde lijn is het bijvoorbeeld voor linkse theologen gangbaar over Israël als een ‘apartheidsstaat’ te spreken. Je kunt erover discussiëren, maar heeft niet mijn prioriteit. Ik ben vooral geïnteresseerd in Bosma’s historische onderzoek.

De kern van dat betoog is overigens niet zo omstreden als de verbijstering van de respondenten zou doen geloven. In dit verband is het goed om het vraaggesprek dat Jeroen Pauw met Bosma had te memoreren. Pauw had aan de toenmalige PvdA minister Jan Pronk – die er in het boek behoorlijk van langs krijgt – gevraagd om te reageren. Pronk las het boek en liet Pauw weten dat hij er niets tegen in kon brengen: zo is het gegaan. (Dit interview is gemakkelijk op Youtube terug te vinden.)

Context
De Klerk verwijt mij dat ik geen oog heb voor de context van het ANC geweld. Maar context is hier juist alles! Er is een cesuur in de geschiedenis van het ANC. Die wordt gemarkeerd door de instroom van communisten, die vanaf 1960 de partij domineren. Ook binnen het ANC zit men in de maag met deze cesuur. Ofwel men accepteert dat de volksoorlog voluit tot de geschiedenis van het ANC behoort, ofwel men schrijft het geweld toe aan de communisten, maar daarmee erkent men dat er feitelijk sprake is geweest van een communistische overname. Mijn artikel gaat nadrukkelijk over de tweede periode.

Was het ANC dan de enige partij die zich te buiten ging aan geweld? Nee, er was ook het geweld van de politie en de veiligheidsdiensten. De Inkatha-partij kon er ook wat van. Maar dat geweld was toch wel van een andere categorie. Denk bijvoorbeeld aan de ANC- aanslag op de Koeberg kerncentrale in het stedelijk gebied rond Kaapstad. Dat was puur terrorisme met het oogmerk zoveel mogelijk burgers te doden. Ook de schoolboycots zijn zeer tekenend voor de ANC-methode. Daardoor is een hele generatie zonder onderwijs opgegroeid in een milieu waarin terreur, geweld en intimidatie legitiem werden geacht. Dat is niet de enige, maar wel een belangrijke oorzaak voor de escalatie van geweld in de Zuid-Afrikaanse samenleving na de apartheid.

Bijzonder naïef is de gedachte van De Klerk dat het zo erg niet geweest kan zijn met het ANC-geweld, anders had men in 1994 toch niet massaal op die partij gestemd? Maar het kenmerk van een revolutionaire voorhoede is nu juist dat rivaliserende partijen en organisaties worden uitgeschakeld. Zo zijn ook de bolsjewieken in de Russische revolutie aan de macht gekomen.

Onmenselijk regime
Ondertussen is juist bij De Klerk weinig besef van context te bespeuren. Het is één lange strijd, waarin ‘het onmenselijk apartheidsregime talloze slachtoffers maakte.’ Wat zijn talloze slachtoffers? De meest negatieve cijfers die de Waarheid- en Verzoeningscommissie (TRC) hanteert, hebben betrekking op 2.700 doden als gevolg van politiegeweld tussen 1960 en 1994. Vergelijk dat met het totaal aantal dodelijke slachtoffers. De TRC gaat uit van 21.000 slachtoffers in de periode tussen 1948 en 1994. Het overgrote deel van deze doden komt dus niet voor rekening van het regime. Bovendien viel het merendeel van deze slachtoffers (14.000) tussen 1990 en de verkiezingen van 1994. Toen waren alle apartheidswetten al geschrapt, Mandela was vrijgelaten en het ANC gelegaliseerd. De blanke bevolking besloot in 1992, middels een referendum, tot vrije verkiezingen. Dát is de context van Bosma’s bewering dat het ANC niet primair streed tegen de apartheid, maar om de politieke hegemonie, wanneer het blanke regime eenmaal gevallen zou zijn. Het waren vooral zwarten die door andere zwarten werden gedood. Natuurlijk kunnen we ons niet beperken tot een statistiek van dodelijke slachtoffers. Er zijn meer vormen van onrecht en geweld, maar het lijkt me wel een belangrijke graadmeter.

De Klerk acht het ANC-geweld gerechtvaardigd, verwijzend naar het gewapend verzet tegen het Naziregime. Ik vind dit ongenuanceerd, maar de analogie is wel bruikbaar. In de geschiedschrijving van het Nederlandse verzet overheerste eerst een eenduidig beeld over wie goed en fout was. Latere onderzoeken nuanceerden dit beeld en toonden bijvoorbeeld aan dat in de nadagen van de bezetting ook veel criminelen opereerden onder het vaandel van het verzet. Een vergelijkbare historische verwerking van de gewapende strijd van het ANC is heel normaal en wenselijk.

Necklacing
De Klerk beweert dat het ANC het zogenaamde autobanden of necklacing heeft veroordeeld. Dit is niet waar. De ANC top was hierin steeds ambigu. Winnie Mandela heeft er zelfs expliciet toe opgeroepen. Het zou overigens een vergissing zijn, het autobanden als een uit de hand gelopen vorm van geweld te zien, die voor het ANC niet wezenlijk was. Het behoorde juist tot de revolutionaire logica om dit afschrikwekkende ritueel in stand te houden. Het volk werd een vorm van collectief geweld gegund, die tegelijk de paranoia en de angst zou aanwakkeren. Dit creëert precies het type samenleving waarin de partij oppermachtig is en elke daad van ‘recht’ het bewustzijn vergroot dat jij de volgende kunt zijn die als collaborateur kan worden gebrandmerkt.

De Klerk ziet geen noodzaak de geschiedenis van de apartheidsstrijd kritisch te herzien. Zelfs mijn voorzichtige aanbeveling dat Bosma’s boek als ‘uitgangspunt kan dienen voor verdere discussie’ gaat hem te ver. Schravesande erkent wel dat de steun aan het ANC problematische kanten had en dat er reden is om daarop kritisch terug te blikken. Als dat gemeend is, vind ik zijn kritiek op de besproken boeken niet begrijpelijk. Hij zet het boek van Anthea Jeffery zonder enige onderbouwing weg als ‘zeer omstreden.’ Hierin vergist hij zich zondermeer. Stephen Ellis werkt met hetzelfde concept van een volksoorlog, maar vindt dat het boek van Jeffery op bepaalde punten nuancering behoeft. De historicus R.W. Johnson prijst haar werk: er is geen historicus die zo grondig de archieven van de waarheid- en verzoeningscommissie kent; ‘Jeffery’s scholarship is beyond reproach.’ Het ongefundeerd in diskrediet brengen van wetenschappers, zoals onlangs nog gebeurde met socioloog Koopmans, maakt elk debat onmogelijk.

Bij De Klerk overheerst de neiging om het apartheidsregime te zien als het absolute kwaad. Schravesande gaat mee in het beeld van Mandela als moderne heilige. Hij vindt het ‘Ubuntu’ denken nogal belangrijk. Ubuntu is een vast onderdeel in de bewieroking van Mandela, maar het speelt geen enkele rol in wetenschappelijk onderzoek naar het ANC. Op deze wijze is kritiek op het ANC onmogelijk. De strijd wordt niet beoordeeld in termen van goed en kwaad, maar is zelf tot criterium van goed en kwaad geworden.

Goed en fout
Zo demonstreren beide reacties juist ‘de verleiding van het goede’. Het is de verleiding de werkelijkheid te herleiden tot een eenduidige tegenstelling van goed en kwaad. De onderdrukker belichaamt het kwaad en de onderdrukte de goedheid in eigen persoon. Verzet en revolutie die onder deze premissen worden gerechtvaardigd leiden niet zelden tot nog meer slachtoffers. Vele zwarten waren slachtoffers van de apartheid, maar er waren ook de slachtoffers van de slachtoffers. Er waren de kleurlingen en Indiërs, die op geen enkele sympathie van het ANC hoefden te rekenen. Er zijn de tienduizenden blanken en arme immigranten die na 1994 zijn vermoord; in veel gevallen slachtoffers van zwart racisme.

Wanneer christenen of kerken de revolutie prediken, zullen ze dat zeer behoedzaam moeten doen. Een voorbeeld van hoe het niet moet, trof ik aan bij Huub Oosterhuis. Uitgerekend aan een van meest harteloze kopstukken van het ANC, Winnie Mandela, droeg hij een ‘bijbels lied’ op, waarin hij haar op één lijn zet met de richteres Deborah:

(…) Tot jij opstond,
Deborah Winnie,
opstond, moeder
in Afrika,

en lachte
de lach van je schoonheid en recht,
de trotse razend makende lach
van je droefheid en hoop

en duizenden lachten en huilden
en klapten en riepen om Nelson Mandela,
jouw liefde, hun broeder, de zwarte koning (…)

Het is te hopen dat de nabestaanden van Stompie Seipei en de vele andere slachtoffers van Winnie Mandela, dit nooit onder ogen hebben gekregen. Je zou je geloof in christelijke solidariteit voorgoed verliezen. Had Oosterhuis in 1986, toen hij dit publiceerde, beter moeten of kunnen weten? Dat kan ik niet beoordelen. Moet deze identificatie van bijbels heil en aardse revolutie ons vandaag tot waarschuwing zijn? Absoluut!

Henk-Jan Prosman

Literatuur: Stephen Ellis, Mandela, communism, and South Africa. www.opendemocracy.net, 25 July 2011. R. W. Johnson, Why there is no easy way to dispose of painful history. In: London Review of Books. (20 / 1999) 9-11. Riedwaan Moosage, A Prose of Ambivalence: Liberation Struggle Discourse on Necklacing in: Kronos (36 / 2010), 136-156. Huub Oosterhuis, Nieuw Bijbels Liedboek, Baarn 1986.