Gebeden geboden

logoIdW

‘Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve: ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet – voed mij met het brood mijns bescheiden deels; opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de Heere? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.’ (Spreuken 30:7-9)

Wijsheid bloeit niet op onder strakke redeneringen of overtuigende visies op leven en dood, maar onder gevouwen handen. De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid.

Het mag ons daarom wel hogelijk verbazen dat er in Spreuken, wijsheidsliteratuur bij uitstek, slechts één gebed te vinden is. De bidder is Agur, zoon van Jake. Hij wordt door sommigen geïdentificeerd met Salomo, door anderen gehouden voor een wijsheidsleraar uit de volkeren. Als dat laatste het geval is, heeft hij toch verbazingwekkend veel begrepen van wat het vrezen van Israëls God impliceert voor het gebedsleven.

Vertel mij hoe u bidt, en ik zeg wie u bent. Een bidder raakt doorgaans moeilijk uitgevraagd. Agur houdt het bij hoofdzaken; twee dingen slechts begeert hij.

Het eerste: ‘IJdelheid en leugentaal doe verre van mij.’ Het tweede van de Tien Geboden wordt tot een gebed: ‘Geef dat ik mijzelf geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis make, van hetgeen boven in de hemel, beneden op de aarde, of in de wateren onder de aarde is.’ Wat doet een mens liever dan God, zijn naaste en zichzelf houden voor iets wat ze niet zijn? Agur bidt ertegenin: leer mij wat waarachtigheid is! Want alleen zonder gesneden beeld kan God God zijn, mijn naaste mijn naaste en ikzelf mijzelf.

Het tweede: ‘Armoede of rijkdom geef mij niet.’ Als ik arm word, moet ik stelen, zondigen tegen de tweede tafel der wet; als ik rijk word, ga ik naast mijn schoenen lopen, zondigen tegen de eerste tafel. Wat doet een mens liever dan zichzelf rijkdom toebidden? Maar aardse schatten en de hemelse schat verdragen elkaar slecht. Zefanja profeteerde over Jeruzalem: ‘Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des Heeren betrouwen’ (Zef. 3:12). Een pijnlijke heilsprofetie – maar hoe zou het anders?

Zo doet ook bidden met Agur zeer. Het is bidden vóór jezelf tégen jezelf. En toch vindt de bidder juist in zo’n gebed alles wat hij nodig heeft.

Gerard van Zanden

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 6. 26 mei 2018)