Gaan kapitalisme en democratie wel samen? (commentaar)

De populaire geschiedschrijving gaat vaak met een grove stift, in scherpe zwart-wit-contrasten. Althans: in de communis opinio blijft een sterk versimpeld beeld over, dat de historische werkelijkheid maar zeer beperkt recht doet, maar wel het gewenste perspectief bevat waarmee de meerderheid de geschiedenis wil waarnemen. Een voorbeeld daarvan is het einde van de koude oorlog, opgevat als overwinning van socialisme en communisme door een alliantie van democratie, liberalisme en kapitalisme. Van het daarmee verbonden vermeende ‘einde van de geschiedenis’ is inmiddels meermaals afscheid genomen, maar dat lijkt niet te gelden voor die ‘alliantie van vrije handel, vrije markt en vrije burgers. Al is het triomfalisme verdwenen, alsook het optimisme dat vrije handel vanzelf politieke vrijheid zou verbreiden, toch houdt de genoemde alliantie in de hoofden van velen een aura van onvermijdelijkheid, van een historische wetmatigheid. Een soort basaal geloof dat iedereen het wil zoals het in het Westen is. Iedereen wil en zal uiteindelijk een vrije burger en vrije consument zijn.
Het is precies die als vanzelfsprekend gevoelde combinatie die inmiddels bevraagd moet worden. De vraag is nu, na het falen van het communisme eerder, of democratie en kapitalisme – opgevat als het economisch systeem dat particulier bezit en bezitsgroei centraal stelt – dan wel samengaan. Voorbeelden dat het kapitaal de doorslag geeft ten koste van de belangen van burgers en het algemeen belang zijn legio. De kapitalistische waarden wegen zwaarder dan de democratische. Dat speelt op het niveau van het ‘systeem’: daar heeft het kapitaal veel robuustere en fanatiekere vertegenwoordigers (aandeelhouders, de bezittende klasse) dan het algemeen belang. De vertegenwoordigers daarvan staan vaak (ogenschijnlijk) niet op materiële, maar ideële grond. Het speelt echter ook op individueel niveau. Daar is het de vraag of velen – als ze zouden moeten kiezen – niet liever consument zijn, met beveiligd particulier bezit, dan vrije burger in een rechtvaardig democratisch bestel. Feitelijk kiezen velen al zo, eens in de zoveel tijd in het stemhokje, maar meer nog dagelijks met de keuzes als consument. Die consument is mikpunt van onophoudelijke, uiterst verfijnde aansporingen om voor het eigen belang te kiezen, het eigen geluk en bezit te vergroten. De kapitalistische consument wordt dagelijks getraind. Hoe vaak wordt men als burger aangesproken, in vrij burgerschap getraind? Nu dat zorgvuldig ingeoefende, veelvuldige consumeren in spanning komt met het algemeen belang, dringt een keuze zich op. Dat antikapitalistische systeemkritiek nauwelijks vertegenwoordigd is in de politiek is dan eigenlijk wel merkwaardig. Misschien zelfs omineus.

Coen Constandse

In de waagschaal, jaargang 52, nr. 8, 26 augustus 2023