Exwegetische miniatuur

logoIdW

 

Psalm 150

 

1          Halleluja.

Loof God om zijn heiligdom

looft hem om zijn krachtig gewelf.

2          Looft hem om zijn machtige daden

looft hem naar zijn veelsoortige grootheid.

 

3          Looft hem met het steken van de sjofar

looft hem met harp en citer.

4          Looft hem met tamboerijn en dans

looft hem met snarenspel en fluit.

5          Looft hem met zoemende cimbalen

looft hem met klinkende cimbalen.

6          Alles wat adem heeft love de Heer.

Halleluja.

 

Psalm 150  heeft 2 stanza’s. Beiden gebieden ons de Heer te loven, de eerste gaat over de reden waarom – , de tweede over de instrumenten waarmee je de Heer zou loven. Zowel de reden waarom als de instrumenten waarmee worden in het Hebreeuws ingeleid met hetzelfde voorzetsel be, dat we in de eerste stanza met ‘om’ vertalen (de reden waarom) en in de tweede met het instrumentele ‘met’, dat immers gevolgd wordt door het noemen van een instrument. Dat woordje be vinden we in totaal 8 maal, 3 maal in de eerste stanza en 5 maal in de tweede. Deze reeks kent 1 uitzondering, 1 letter maakt het verschil. In de vijfde en laatste regel van de eerste stanza vinden we namelijk ke in plaats van be. Ke betekent zoveel als ‘naar’ of ‘overeenkomstig’. Wat is hiervan de portee? Wel, ik denk, maar ik geef het natuurlijk voor beter, dat het te maken heeft met de vele instrumenten in de tweede stanza. Vertalen we nu het Hebreeuwse rof in de ke – regel met menigvuldig, dan spiegelen de vele instrumenten de grootheid van de Eeuwige. Dat is een prettige gedachte. Want omdat de grootheid van de Eeuwige niet beperkt is, mag ook het koper zich uitgenodigd weten de Heer te helpen loven. “Meer koper in de kerk” is ooit een slogan geweest die ik van harte kon beamen.

Tenslotte merk ik nog op dat de derde regel van stanza 1 naar Genesis 1 verwijst, waar het gewelf getekend wordt als afweer van het religieuze geweld dat van boven komt. Het heet hier krachtig en dat is een geruststellend gegeven. Alle reden om vrolijk te zijn.

Wout van der Spek

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 10.