Exegetische Miniatuur – Psalm 114
P 114
Toen Israël uit Egypte trok
het huis van Jacob bij het vreemde volk vandaan,
werd Juda tot zijn heiligdom
Israël zijn rijksgebied.
De zee zag het – en vluchtte,
de Jordaan deinsde terug.
De bergen sprongen als rammen
de hoogten als lammeren.
Wat was er met je zee, dat je vluchtte,
Jordaan, dat je terugdeinsde?
Bergen, dat jullie sprongen als rammen,
hoogten als lammeren?
Beef aarde, voor het aangezicht van de Heer
voor het aangezicht van de God van Jacob.
Hij, die de rots verandert in een waterplas,
de keisteen in een waterbron.
Naar weinig gebeurtenissen in Tenach wordt zo vaak verwezen als naar de uittocht uit Egypte. Zij vormt dat ook de basis van Israëls bestaan. Ook in de psalmen wordt er wel naar verwezen, al gebeurt het hier, geloof ik, minder dan bij de profeten. In ieder geval is in P 114 de uittocht onderwerp. Alles staat in het teken van dat ene moment:
‘Toen Israël uit Egypte trok’.
Mooi in deze psalm is, hoe de zee, de Jordaan, de bergen en de heuvels afgetroefd worden door de dichter. Wat een lef ontleent het kleine Israël aan het gebeuren ‘weg uit Egypte’. Nog mooier is het slot. Want kun je de zee en de Jordaan nog gemakkelijk verbinden met het historische gebeuren, gaat dat bij de bergen en de heuvels al wat moeilijker. Maar echt spannend wordt het aan het slot. Want daar wordt plotseling een participium gebruikt – niet, zoals bijna (behalve Buber!) alle vertalingen hebben ‘veranderde’, maar verandert (!), tegenwoordige tijd.
“Hij die de rots verandert in een waterplas
de keisteen in een waterbron.”
Daarmee actualiseert de dichter zijn poëem. Rots en keisteen staan respectievelijk voor onbeweeglijke macht en voor ondoordringbare strakheid. We kennen die alle wel bij benadering. Heb er niet te veel eerbied voor. Waar de Uittocht kon, kunnen ook deze veranderen. Zegt de dichter!
Tenslotte nog een technicum, waarvan ik de relevantie niet meteen zie. Het gedicht heeft 4 strofen, de eerste twee hebben beide 12 woorden; de laatste twee ieder 2 maal 7. Het zit dus vrij kunstig in elkaar.
Wout van der Spek
In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 4. 4 april 2020