Exegetische miniatuur – Genesis 1: 1-3 en 2: 1-3

logoIdW

 

In het begin schiep God de hemel en de aarde.

 

De aarde nu was een woeste leegte,

dusiternis op het aanzicht van de oervloed

en de geest van God zwevend over de wateren.

God zei: licht moet er zijn!

En er was licht

 

Voltooid waren de hemel en de aarde en al hun heir.

God voltooide op de zevende dag zijn werk dat Hij gemaakt had

en rustte op de zevende dag en heilgde die

want daarop rustte Hij van al zijn werk dat hij al makend geschapen had.

We doen er goed aan het eerste vers te verstaan als opschrift: ‘In het begin schiep God de hemel en en de  aarde’. Alles wat in Genesis 1 verteld wordt kun je immers lezen als de ontvouwing van dit eerste vers. Als we dat doen, dan vormt Genesis 2: 1-3 de afsluiting van dit scheppingsverhaal, met het herhaalde gebruik van het werkwoord ‘voltooien’ en  ‘rusten’. Ik wijs vooral op het laatste zinsdeel: ‘want daarop (= de zevende dag) rustte God van al het werk dat hij al makend geschapen had’.

De eerste zin levert ons meteen al een probleem op. Beresjiet (in het begin) betekent namelijk  ‘ín het begin van’ en ja, dat past niet bij het perfectum van bara (scheppen) dat volgt. Uit PR-oogpunt lijkt dat niet erg handig, de lezer meteen al op te zadelen met een vraag. Maar dat is nu juist typisch voor de bijbel, die vraagt om en dwingt tot gesprek. Alles wat vreemd is doet vragen. In ons geval zullen geoefende bijbellezers kunnen zeggen: kijk naar hetzelfde beresjiet in Jeremia (26:1; 27:1; 28:1; 49:34) daar wordt het gebruikt in kroniekachtige berichten over de regering van een koning: ‘in het begin van het koningschap van die en die’. Dan zou ons ‘probleeem’ kunnen wijzen op het koningschap van God, dat met het scheppingswerk van start gaat. Deze procedure leidt tot bijbelse theologie en verschijnt als resultaat van het lezen.

Ik kom hier nog wel een keer op terug. Voor nu wijs ik er nog even op dat het eerste woord dat God in deze tekst spreekt is: ‘Er moet licht zijn’. Ik vind dat uitermate troostend.

Wout van der Spek

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 9. 19 september 2020