Exegetische miniatuur
Exodus 2,15-22, de zeven dochters van de priester in Midian
16 Nu had de priester van Midian zeven dochters.
Die kwamen, putten (water) en vulden de bakken om het kleinvee van hun vader te drenken
17 maar herders kwamen en verjoegen hen.
Mozes stond op, bevrijdde hen en drenkte hun kleinvee.
18 Zij kwamen bij Rehuël, hun vader, hij zei:
Waarom hebben jullie je vandaag zo gehaast te komen?
19 Zij zeiden:
Een Egyptische man heeft ons gered uit de hand van de herders.
Zelfs heeft hij geput voor ons en het kleinvee gedrenkt.
Exodus 2,11-14 is het verhaal waarin Mozes een Egyptenaar doodt. Het is streng gecomponeerd om in één keer duidelijk te maken dat gericht oefenen niet persé tot bevrijding leidt. In Exodus 2,15-22 is de toon veel losser. Nu is de boodschap: ook bevrijding zonder gericht brengt de zaak niet verder. Ga maar na. Die zeven dochters van de priester in Midian geven de tekst meteen al iets exotisch. Dan worden vervolgens de dochters wel door Mozes gered (v.19), maar met de herders gebeurt er niets. Die zouden zo weer nieuwe slachtoffers kunnen vinden, denk je dan, tenzij hen eens flink de les gelezen wordt. Maar dat gebeurt niet in deze tekst. De woorden van Rehuël, de vader van de meiden, klinken nogal gemoedelijk: waarom hebben jullie je zo gehaast te komen vandaag? Natuurlijk kon hij niet weten wat zijn dochters overkomen was – maar de formulering spreekt boekdelen. Hier vindt bevrijding plaats zonder gericht – en dat brengt de zaak van de slaven in Egypte niet verder. De twee verhalen, Ex.2,11-14 en Ex.2,15-22 horen bijeen. Ze zijn aan elkaar gekoppeld door de eerste zin van het tweede verhaal: ‘Farao hoorde van deze zaak (natuurlijk: die van Ex.2,11-14) en zocht Mozes te doden’.
Mozes leert, dat noch gericht zonder bevrijding noch bevrijding zonder gericht de zaak van zijn broeders en zusters in Egypte verder brengt.
Wout van der Spek
In de Waagschaal, jaargang 28, nr. 10. 12 oktober 2019