Exegetische Miniaturen – Psalm 19:12-15

logoIdW

 

Psalm 19:12-15

12        Ook uw knecht laat zich door hen vermanen

want in het houden ervan ligt een grote beloning.

13        Overtredingen, wie zou ze merken?

spreek van verborgen (overtredingen) mij vrij.

14        En houd uw knecht ook terug van overmoed

dat die niet over mij gaat heersen.

Dan zal ik volmaakt zijn en vrij van grote rebellie.

15        Mogen de spreuken van mijn mond U aangenaam zijn

en moge waar mijn hart naar uitgaat voor U kunnen bestaan.

Jhwh, mijn rots en mijn verlosser.

 

Psalm 19 betaat uit drie delen: de verzen 1-7, 8-11 en 12-15. Over het eerste deel schreef ik de vorige keer. Dat muntte uit door geheimzinnigheid. Over het tweede deel schrijf ik verder niet, wel kan ik nog zeggen dat dát uitmunt in helderheid. De Torah wordt er bezongen als was zij de koningin.

Het derde deel heeft weer iets geheimzinnigs. Want wie is toch ‘uw knecht’ waarmee het begint? Wie zou dat zijn die hier aan het slot van de psalm zijn opwachting komt maken? Zou het de dichter zelf kunnen zijn die hier zich introduceert met een soort van naschrift: uw dienstwillige dienaar!

Ook hij wil zich aan Torah en rechtsgedingen houden, zegt regel 1 van vers 12. Spreekt dat niet vanzelf dan? Ja wel, als je het tweede deel leest, de lofzang op de Torah. Maar in het eerste deel (zie het vorige nummer) scheert hij langs een kosmologie die niet bijbels is. Hier spiegelt zich dus enige onzekerheid. Hij spreekt van verborgen overtredingen – welllicht zou de lezer ze amper merken en zeker hij die toch al vrij licht in de leer geworden is.

De dichter is zich van enig gevaar bewust. Dat hij te veel zijn hand heeft achterna geschreven. Er bestaat ook in het schrijven over God zoiets als overmoed. Woorden en gedachten kunnen met de schrijver op de loop gaan. Zeker als je zoals de onderhavige schrijft over zoiets als het heelal met zijn peilloze afstanden?

De dichter heeft gevoeld bijna over de schreef gegaan te zijn. Daarvan geeft hij ons acte. In vers 15 is sprake van ‘de spreuken van  mijn mond’ en ‘waar mijn hart naar uitgaat’. Dat zijn mooie aanduidingen van zijn schrijverschap.

Wout van der Spek

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 12. 1 december 2018)