Commentaar (Eva)

logoIdW

 

Dankzij Connie Palmen is er weer volop aandacht voor Eva. Positieve aandacht. Wat zij doet is een daad van verbeelding. De zondeval wordt niet negatief, maar juist positief geduid. Haar daad symboliseert het verzet tegen het bestaande, waarin de vrouw geknecht wordt. Haar kracht is dat zij de verbeeldingskracht bezit om het goede en het kwade voor te stellen en ook de mogelijke straf op het overtreden van het gebod. Wie zich niet houdt aan de geldende conventies, zal het weten ook. Dat weerhoudt haar evenwel niet. Dat maakt haar tot de originele, soevereine vrouw.

Het leven van vier vrouwen onderzoekt Palmen dan om deze zonde van de verbeelding; vier vrouwen die zoeken naar manieren om ‘zich te bevrijden uit de kerker van een conventioneel vrouwelijk bestaan’. Alle vier doen dat door voor zich een ander imago te scheppen. Het is een manier ‘om opnieuw geboren te worden’. Meteen al in de inleiding tempert Palmen de verwachting. Dat gaat niet lukken. De verbeelde ander heeft ‘onvoldoende kracht de vrouwen te bevrijden van zichzelf’. Op aangrijpende wijze wordt dat geschilderd in het leven van de vier. Ze gaan te gronde aan drank, pillen en drugs.

De positieve draai die Palmen eraan geeft, kan ik niet meemaken. De zelfdestructie van de vrouwen wordt gezien als ‘zelfopoffering’ om zo bevrijd te worden van het ‘beschadigde kind’, de vrouw die door de conventies gekleineerd wordt. De verhalen maken op mij een heel andere indruk. Ik word geraakt door de diepe eenzaamheid van de vrouwen, hun wanhoop en pijn. Het op zoek zijn naar gekend worden en tegelijk de poging zich voor dat kennen af te sluiten. Geen heroïek, maar diepe tragiek, omdat waarnaar zij zochten niet gevonden werd; niet gevonden omdat zij voortdurend op de vlucht waren. Niets geen verbeelding, illusies waren het.

Daarmee ben ik weer terug bij de zondeval. Beter dan Deurloo kan ik het niet zeggen. Die daad ‘werpt hen in hun povere zelfstandigheid terug op zichzelf’. Pure eenzaamheid, ‘waarin ze JHWH God niet meer nodig zouden hebben’. Ja precies, die hebben we nodig om in onze eenzaamheid getroost te worden; die hebben we nodig om niet voor die eenzaamheid weg te lopen, maar haar in de ogen te zien. Troost, omdat deze JHWH die eenzaamheid zelf doorgegaan is en er niet aan ten onder gegaan. Vroom misschien, maar zonder dat ben ik ontroostbaar als ik over de levens van de beschreven vrouwen lees.

At Polhuis