Een vrij volk in spe

logoIdW

Naar aanleiding van Exodus lezen en 75 jaar bevrijding

Het boek Exodus, op het leesrooster tot en met Pinksteren, daagt uit tot een politieke, op de maatschappij betrokken lezing. De bevrijdingstheologische lezing van de jaren ’70 en ’80 heeft een generatie theologen en het kerkelijk leven in het midden en links daarvan gestempeld. Bevrijding, solidariteit en emancipatie! Het leesrooster laat doorlezen tot en met de verbondssluiting en deze doorgaande lijn tot diep in het boek vraagt een andere focus dan bevrijding, uittocht. Een focus die ook meer recht doet aan het boek als geheel.

We lezen het in de tijd van de herdenking van 75 jaar bevrijding. Al kan zo’n kader een goed verstaan ook hinderen, de samenloop van leesrooster en herdenking lijkt me toch een kans. Een kans om het boek te laten spreken tot ons, in onze situatie. Maar wordt de focus dan niet toch weer bevrijding? Naar aanleiding van een boekje over Exodus uit de oorlogstijd een paar overwegingen.

Thomas Mann, ‘De Wet’

In 1943 schrijft Thomas Mann, die dan in de VS verblijft, een ‘bijbelse novelle’ over Mozes. Het grote werk over Jozef is afgerond en Mann zal spoedig aan Doktor Faustus beginnen. Mann was gevraagd een essayistisch voorwoord te schrijven voor een bundel van tien verhalen van verschillende auteurs, elk over één regel van de decaloog. De verhalenbundel is een aanklacht tegen het wetteloze nazi-Duitsland. De opdracht van Mann groeit echter uit tot de genoemde novelle, die later onder de titel Das Gesetz verschijnt. De vertelling volgt het bijbelse verhaal van Exodus, van Mozes’ verwekking tot en met de geschiedenis van het gouden kalf. Mann vertelt het met de nodige dichterlijke vrijheden. Met enkele karakteristieke eigen accenten zet de novelle kernachtig in:

Ongeregeld was zijn geboorte, daarom had hij de regel, het onverbrekelijke, gebod en verbod hartstochtelijk lief.

Hij doodde al jong in toorn, daarom wist hij beter dan enig ònervarene, dat al mag doden begeerlijk zijn, het in hoge mate gruwelijk is gedood te hebben en dat ge niet doden zult.
Hij was zinnelijk, daarom was er een verlangen in hem naar het geestelijke, reine en heilige, naar het onzichtbare, want dit scheen hem geestelijk toe, heilig en rein.

Mozes staat centraal. Het verrast niet dat de romanschrijver het lastig heeft met God als personage. Die heeft een bijrol. De herkomst van regels legt Mann meer in Mozes’ persoon, afkomst en biografie (zie het citaat hierboven). Mann tekent Mozes als leidersfiguur, en dan meer als scheppend kunstenaar, een beeldhouwer, dan als herder. Mozes wil het volk vormen, in de uiterlijke levenspraxis maar meer nog innerlijk: in hen een geweten scheppen. Die vormende, scheppende wil spreekt uit de brede polsen die Mann hem toedicht. Tekenend is ook dat Mozes de letters op de stenen tafelen kleurt met zijn bloed.

De focus op de figuur van Mozes ligt voor de hand bij een hervertelling van Exodus. Toch is het een opmerkelijke keuze voor een tegen Hitler-Duitsland gericht geschrift. Want Manns Mozes is onmiskenbaar een sterke leider. Ook bij Mann moet het eigen volk naar dat scherp omlijnde, reine ideaal gemodelleerd worden. Bevrijding en vrijheid staan niet voorop, maar zijn eerder randvoorwaarden voor een binding aan een absolute, morele en religieuze wet. Uiteraard is dat ideaalbeeld, dat idee van reinheid en heiligheid totaal anders dan het nationaal-socialistische. Bij Mann zijn het beeldloze en gewetensvolle cruciaal. Toch valt het autocratische op. Al kennen we uit die tijd meer niet direct democratische geluiden bij de elite, toch is het iets dat de huidige lezer(es), na 75 jaar democratie, treft. Ook omdat die geluiden in onze tijd weer klinken. En die geluiden klinken – toen zowel als nu – omdat er gestreden wordt om het volk, om de ziel, de geest ervan. Daar, in de notie van een volk, ligt een bijzondere actualiteit van Exodus. Het lijkt mij boeiend en uitdagend om Exodus met het oog daarop te lezen en uit te leggen. Wat doet het volk in het verhaal, en wat wordt aan het volk gedaan, door de Eeuwige, door Mozes? En wat is dan een volk? Dat heeft alles met politiek en leiderschap te maken. Die bezinning op het volk kan ook relevant zijn voor de herdenking van 75 jaar bevrijding. Want we doen dat als volk, als het goed is, en geven daarmee uitdrukking aan wie wij zijn.

De vorming van een volk

De Joodse traditie ziet met recht die notie van het volk als cruciaal in het boek Exodus. Exodus verhaalt het ontstaan van het volk Israël. De uittocht en de verbondssluiting met de gave van de Tora vormen samen de geboorte ervan. Er is een vormende gebeurtenis – bevrijding – en vervolgens is de opdracht die vrijheid te bewaren en vorm te geven. Die vorm omschrijft de Tora, met het recht en de religie, het heiligdom, de tabernakel. Daar gaat grofweg de tweede helft van Exodus aan op. Daarin blijkt hoe moeilijk vrijheid is, hoe moeilijk het is volk te zijn.

‘Volk’ is dus in Exodus niet simpelweg een etnisch of raciaal gegeven. Daar start het mee. Jonathan Sacks wijst erop dat de benaming volk voor het eerst door een externe machthebber, de Farao wordt gebezigd (Exodus 1:9). Dan zitten we dus al in een politiek krachtenveld. Dat volk wordt als bedreiging gezien. Maar een volk wordt het pas door een interne vereniging, een verbond, met een gereguleerd samenleven, volgens de Tora.
Hier ligt een analogie. Het hoeft geen betoog dat voor de Nederlandse samenleving lang (tot de millenniumwisseling?) oorlog en bevrijding formatieve gebeurtenissen waren (zoals eerder de tachtigjarige oorlog?). Het functioneerde als collectieve, nationale ervaring, als moreel en politiek ijkpunt. Op een complexe, en door de tijd heen steeds sterk veranderende manier, maar toch. Die ervaring had zijn heiligdommen en heilige momenten (monumenten, herdenkingen), en ook zijn profeten (opiniemakers, intellectuelen, activisten).

Ik bedoel dit als constatering, en wil het zeker niet idealiseren. Maar het vormde wel een verbindende ervaring met morele kracht. Allerlei ontwikkelingen hebben die verbindende en morele werking verzwakt. De oorlogservaring is meer ambivalent geworden. Verder hebben migranten als nieuwe Nederlanders er geen of een heel andere verhouding toe. Er is niets voor in de plaats gekomen. Er is sportieve trots en er is de monarchie, maar die verbinden niet meer dan incidenteel en oppervlakkig.

Populisten springen in dit gat en hun relatieve succes wordt verklaard doordat ze een reële behoefte bevredigen. Hun oplossing – volk en natie langs etnische en culturele lijn definiëren, met een soort gedoogconstructie voor assimilerende migranten – is helder en eenvoudig. Het zou zich oppervlakkig gezien zelfs op Exodus kunnen beroepen. Immers, ook daar is er lidmaatschap door geboorte en conformisme aan de eigen cultuur.
De populistische oplossing gaat er echter aan voorbij dat er allang een zowel etnisch als cultureel gemengde gemeenschap is. Het gaat niet aan een volk in het volk te creëren. Dat forceert breuken en scheidingen in de gemeenschap die niet helemaal zonder basis zijn, maar nooit zo helder en scherp te trekken zijn. Daar is polemische taal nooit ver weg (‘vijanden van het volk’ enz.).

Het is opmerkelijk en betreurenswaardig dat de notie volk alleen aan de populisten wordt overgelaten. Juist omdat de eenheid van de Nederlandse bevolking omstreden is, zou het een politieke prioriteit van alle partijen moeten zijn. Men belijdt het wel met de mond, maar het blijft bij tamelijk machteloze voorstellen die een defensieve, afbakenende indruk maken (historische canon, nationaal museum). Het kan aan mij liggen, maar ik mis daarin het simpele doel om van de huidige bevolking een volk, een natie te maken. De vraag is: willen wij wel één volk zijn, met onderling verbindende rechten en plichten? Dat staat op het spel in zo’n beetje alle democratieën van de wereld. Allerwege zien we veelal zelfs in twee helften verdeelde bevolkingen en moeizame regeringsvorming.

De opdracht waaraan de herdenking van 75 jaar bevrijding zou moeten bijdragen is het vinden van een nieuw verbindend verhaal voor het volk in zijn huidige samenstelling. Dat lijkt mij mogelijk. Het verhaal van de oorlog, van nazi-Duitsland was het verhaal van de strijd om de ziel van een gekrenkt volk, een rampzalig verkeerd gevoerde strijd. Gekrenktheid, miskenning, ongelijkheid, verrijking, antisemitisme, xenofobie – het is er ook nu allemaal meer dan genoeg, en ieder heeft het zijne of hare (van de boeren tot de Marokkanen tot non-binaries). Zouden we dat in de spiegel van de oorlog, en (tenminste in de kerk) in de spiegel van uittocht en verbondssluiting ook nog kunnen overstijgen, als we daar als bevrijd volk uit naar voren zouden komen?

Hoop

Eén vormend element uit Exodus heb ik nog niet genoemd: het perspectief. De kinderen Israëls zijn ook volk omdat ze op weg zijn naar een land als plek voor de bevrijdende, nieuw aangeleerde levensvormen. Israël is volk in spe. Dat perspectief legt het steeds af tegen een vertekend, geïdealiseerd beeld van het verleden. Er wordt in Exodus ondanks het volk vastgehouden aan het ‘in hope’. Men wordt steeds uitgenodigd het hart te zetten op de gemeenschappelijke toekomst, en zo wordt men volk. Daarmee moeten predikers en kerkgangers vooruit kunnen tot Pinksteren – met Exodus als bovenal hoopvol boek.

Coen Constandse

Thomas Mann, De wet (vertaald en van een nawoord voorzien door C.J.E. Dinaux), Amsterdam 1974

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 2. 8 februari 2020