Een voorstel

logoIdW

“Het doopbewijs is het entreebiljet tot de Europese cultuur.” Heines bekende woord betekent niet dat zijn als zuigeling gedoopte tijdgenoten zonder meer geprivilegieerd waren. Aan de christelijkheid van de samenleving was niet te ontkomen. Wie dat verlangen toch voelde, besefte een ontrechting die niet minder diep reikte dan die van de Joden. Het ligt besloten in een andere notitie van Heine: “Joden – zij waren de enigen, die bij het christelijk worden van Europa hun vrijheid van geloven wisten te behouden.”[1] Al doelt dat op een grotere innerlijke zwakte van het historisch heidendom, het herinnert tevens aan een pijnlijk ander gegeven: de dominantie van het christendom werd niet gevestigd door de weerbaarheid van het schijnbaar weerloze apostolaat alleen. In alle verzet tegen de kerstening en in alle ontkerstening mag men daarom iets vermoeden van Gods eigen verzet. Hij is een krijgsman – maar zo heel anders dan Karel de Grote (Ex. 15:3).

De reformatie worstelde met de erfenis “christelijk Europa”. De wijngaard die zij op de schop gooide omvatte de hele samenleving, van straatbeeld tot rechtsbestel. Hoopgevend was Luthers nadruk op het menselijk woord, dat het geloof brengt in een vrijheid zonder flankerende pressie. Maar met dat al bleef Europa “christelijk”, in de met repressie besmette zin van het woord. Dat de agenda van de reformatoren een nadere kerstening behelsde[2], verklaart het soms afstotende van hun project: als overmachtig historisch gegeven was de kerstening nu eenmaal een pervertering van het apostolaat. Verlichting, secularisatie, ontkerkelijking, ontgeloving waren en zijn pogingen de deken van onvrijheid verder terug te slaan.

En nu? Even troebel als de gedachte van een “christelijk” Nederland of Europa is uiteraard die van een “nog altijd min of meer christelijk” dan wel “steeds minder christelijk” land of continent: het is dezelfde secularisering van de verborgen wegen van de Geest en het geloof. Toch klinkt zulke taal regelmatig, niet zelden verbonden met de wens dat de kerk “missionair elan” zal tonen. Vergeefs speurt men daarbij naar iets van kritische bezinning op de eigen christelijke bubbel (het eigen thuis-, school- en kerkmilieu, de eigen gelovigheid) als loot aan de stam van de kerstening. Geen spoor daarvan ook bij de plechtige reformatieherdenking in de Utrechtse Dom op 31 oktober jl. en evenmin in verband met de herstructurering van de PKN. Waar wel eigenlijk? Als men – in D’66-kringen of bij de gelovigen in het vliegende spaghettimonster – revanchisme of triomfantelijkheid meent te bespeuren, blijft het bij de vaststelling van zulke ondertonen. De plaagzucht van de beoogde missie-objecten vindt men eigenlijk wel een beetje flauw, maar ja, dat heb je zo, in partibus infidelium. Het diepere, het wellicht evangelische recht van de afweer blijft onbesproken.

Kunnen de kerken beter? Gaan zij de verkondiging van gisteren[3] nog eens stellen onder de kritiek van solus Christus, doordenkend in de lijn van Heines aforismen? Niet zo een-twee-drie, vrees ik, maar hoop doet leven. De PKN nodigde haar gemeenten in het jaar van de reformatieherdenking uit tot een gesprek over het avondmaal. Dat had natuurlijk moeten zijn: over apostolaat en doop. Alleen in Barths radicaal apostolaire dogmatiek, met daarbinnen zijn nieuwe doordenking van de doop, werd in de afgelopen vijfhonderd jaar de reformatie theologisch voortgezet. Zo ging ze weer naar de verkondiging van morgen wijzen. Dat te (blijven) verzwijgen is dé gemiste kans van 2017: de doopsgezinde traditie was meer belicht geworden; over de onmondigendoop was van buiten de christelijke bubbel ongetwijfeld iets behartenswaardigs ingebracht; de paradoxen van de “magisterial” reformatie (biblicisme, maar wel zuigelingendoop; vervolging van dopers) hadden ons midden in de spanningen van toen gebracht en tegelijk dicht bij Heine en het heden; aan de discussies over christendom, islam en moderniteit waren nieuwe categorieën aangereikt…
Maar waarom zouden de kerken niet alsnog een gesprek organiseren over “christendom, (on)vrijheid en doop”? Uiteraard dreigt dan de tendens: “onvrijheid? dat was vroeger!” – met wat spijt over godsdienstoorlogen, solidariteit met andere “religies van vrede”, tevredenheid over de eigen “veelkleurigheid”, veel “compassie” natuurlijk en de roep om “missionair elan”. Maar dat is te voorkomen. Het inleidend materiaal kan ten dele komen van buiten de christelijke bubbel. En men kan de twee aforismen van Heine richtinggevend laten zijn. Ik zou collega’s als Van den Broeke en De Reuver (trouwens ook een De Korte, Selderhuis, Borgman…) wel eens willen horen over het idee.

 

Max Staudt

M. Staudt is predikant te ’s-Heer Hendrikskinderen

[1] Heinrich Heine, Aphorismen und Fragmente, Sämtliche Werke, Band XIV, Kindler Taschenbücher, München 1964. De beide aforismen op resp. p. 122 en 121.

[2] Vgl. titel en boek van Scott H. Hendrix: Recultivating the Vineyard. The Reformation Agenda of Christianization, Louisville/Londen 2004.

[3] Vgl. Barth, K.D. I/1, p. 79, r. 8 t/m 5 v.o.; waarbij “het totaal van alle tot op heden voorgekomen pogingen tot kerkelijke verkondiging” voor mij ook omvat: de door de kerstening geschapen culturele feiten, die immers bedoeld zijn hun eigen taal te spreken.