Een samenspanning!
A clear conspiracy against the parish! Een complot tegen de ‘parochie’, de gewone wijkgemeente! Dat zijn volgens de theoloog John Milbank de Anglicaanse fresh expressions of church, de inspiratiebron voor de protestantse ‘pioniersplekken’. En anders dan de zogenaamde mission-shaped church (de missionaire kerk) ziet Milbank meer een management-shaped church, naadloos aangepast aan de kapitalistische samenleving. Het is meer een doelgroepgericht bedrijf op de reli-markt dan een gemeenschap voor allen rondom Christus. Zo houdt de kerk op kerk te zijn. Die zogenaamde ‘fresh expressions’ zijn daarom juist onfris (Milbank noemt ze stale expressions: verschraalde vormen, doodgeslagen bier).
Deze fundamentele kritiek heeft een wel erg eigentijdse vorm: complotdenken! Ik heb niets met zulke geheime, kwaadwillige samenspanningen. Maar ik herken wel een gevoel van onbehagen, van dreigende ondermijning. De kerk geheel door missionair werk – of wat daarvoor doorgaat – laten vormen grijpt diep in. Zou dat ook te ver kunnen gaan en het wezen van de kerk kunnen aantasten?
Rooms-katholiek kerkelijk management
Voor complotten moeten we natuurlijk bij de Rooms-Katholieke Kerk zijn. De ontmanteling van de lokale parochie gebeurt daar echter in alle openheid. Over een ‘door management bepaalde kerk’ gesproken! Er wordt drastisch gesaneerd door lokale kerken te sluiten. Daar zit een duidelijke visie achter. Namelijk: de eucharistie is het wezenlijke. Dat is de onmisbare voeding voor de kerk, dat bouwt haar op. Dus organiseert de kerk zich rond regionale eucharistische centra. Dit gaat ten koste van de lokale gemeenschappen, die minder geraffineerd zijn, waar geloof en kerk vermengd zijn met het sociale en lokale. Daar ziet aartsbisschop Eijk letterlijk geen heil meer in.
Ik ben in weinig jaloers op de Rooms-Katholieke Kerk, maar misschien in één ding wel: er wordt duidelijk theologisch gedacht, vanuit een principiële visie op het wezen van de kerk. In mijn ogen wel een misleidende, veel te mythologische of religieuze visie, die desastreus uitpakt. Maar toch. Men strijdt een ernstige strijd om het wezen van de kerk, of met woorden uit de Protestantse kerkorde: ‘om de kerk bij het heil te bewaren’. Dat mis ik in de Protestantse kerk.
Tandeloze theologie
In de missionaire Protestantse kerk gebeurt natuurlijk van alles, maar wat zit daar achter aan visie, aan theologie? Waarom doen we dit nu allemaal? Er is veel nadruk op geloof, geleefd geloof, geloofsgesprek. Er is verlangen naar een relevante kerk en, zo lijkt het, een even bewonderenswaardig als huiveringwekkend optimisme en zelfbewustzijn. Maar het gaat alle kanten op. En er is geen serieuze, kritische, richtinggevende theologie. Juist die zou het missionaire werk richting en focus moeten geven. Wat nu dan wel richting geeft, in al zijn ogenschijnlijke ongerichtheid, wordt al gauw onkritisch ‘het werk van de Geest’ genoemd. En voordat een theoloog door kan vragen, sluit men de vergadering.
Natuurlijk is de theologie niet helemaal uit het kerkelijk beleid verdwenen. Maar ze is tam en tandeloos gemaakt. Ze heeft geen kritische functie, werkt niet oriënterend of stuwend, maar eerder legitimerend of sanctionerend. Zo spreekt bijvoorbeeld het rapport Mozaïek van kerkplekken wel over het wezen van de kerk – in tien essenties nog wel. Maar die zijn niet richtinggevend bedoeld, maar kader-stellend: het zijn randvoorwaarden die opzettelijk zo breed zijn geformuleerd, dat allerlei pioniersplekken en kliederkerken opeens een eigenstandige gestalte van de kerk worden en ‘kerngemeente’ mogen heten – een naam die wel wat kritische reflectie had kunnen gebruiken! In het rapport wordt theologische reflectie niet ingezet voor houvast en grip, maar als een soort oplosmiddel, als kruipolie: om alles vloeibaar te maken, alles voldoende te relativeren zodat ieder vrijelijk kan kiezen en uiteindelijk gelegitimeerd kan doen wat het gelovige hart hun ingeeft.
Nu kan ik me bij die aversie tegen theologie van alles voorstellen. Theologen zijn er meesters in zich uit de markt te prijzen. Want in theologie kruipt al gauw iets dat verdeelt en onenigheid brengt. Iets gelijkhebberigs. Het zet de zaak op scherp. De ene theoloog denkt nog dieper, fundamenteler en kritischer dan de andere. En onpraktischer, al kan hij je natuurlijk haarfijn uitleggen dat dat nu juist eminent praktisch is. Er is theologie die je kunt missen als kiespijn. Maar de kerk kan niet zonder kritische theologie tot in de kern van haar leven en werken toe te laten. Want de theologie stelt de vraag of al ons geloof, al onze plannen en activiteiten, al onze goede bedoelingen inderdaad opbouwend en heilzaam zijn, of onverhoopt juist schadelijk.
Theologen én pioniers samen
Het hoeft geen betoog dat de kerk ook gebaat is bij praktische werkers. Pionerend werk is nodig en vraagt eigen competenties, die veel predikanten niet hebben (of niet in opleiding ontwikkeld hebben). Ook op andere werkvelden als pastoraat of jeugdwerk kunnen gespecialiseerde kerkelijk werkers met een hbo-opleiding soms beter werk afleveren dan theologen-predikanten. Ik ben zelf zo’n theoloog-predikant en heb samengewerkt met een prima hbo-opgeleide ouderenpastor.
Toch, vanuit mijn eigen werkpraktijk is mijn overtuiging ook: het kan het niet zonder theologie, niet zonder gedegen exegetische en hermeneutische opleiding. En dan niet enkel voor de visie en de grote lijnen, achter een bureau in de Dienstenorganisatie – in het management. Het aparte van werk in de kerk is dat juist in de praktijk, aan de basis, in ogenschijnlijk de meest eenvoudige taken het hele complex van competenties tegelijk in het spel komen. In het gesprek met een kind of een ‘buitenkerkelijke’. In de taal en vormgeving. En dat daarin – in het samenstel van allemaal kleine, concrete handelingen en uitspraken – het wezen van de kerk gestalte krijgt. Of niet.
Het besef ontbreekt dat dat kan gebeuren: dat de kerk zichzelf zou kunnen verliezen, vertekenen, ondergraven. Kerk-zijn ziet men, zo lijkt het, als gemakkelijk en vanzelfsprekend: waar twee of drie kliederend of willekeurig wat ook doend samen zijn, daar is het. Natuurlijk kan dat. Maar dat gaat niet vanzelf. Laat daarom de best opgeleide krachten met een kritisch oog voor het wezenlijke van de kerk daar steeds dichtbij zijn. Naast de ondernemende pionier en de praktische kerkelijk werker.
Misschien is het niet moeilijker dan dit: laat de verschillende werkers doen waar ze voor zijn opgeleid, waarvoor ze gaven hebben die ontwikkeld en verfijnd zijn. Pioniers pionieren: ondernemen, netwerken, bouwen. Maar daarbij, van meet af betrokken, een theoloog-predikant, uit de betrokken wijkgemeente. De pionier bouwt – voor een paar jaar, en een predikant (eventueel met missionaire specialisatie) kan het overnemen, bestendigen en uitbouwen als de pionier elders geroepen wordt om opnieuw te bouwen.
Het moeilijkste hiervan is natuurlijk die nauwe ‘samenspanning’: moeten samenwerken. Van veel theologen-predikanten niet de kerncompetentie. Maar ik vermoed dat pioniers in eigenwijsheid en zelf-willen-doen niet onderdoen. Juist het samendoen, de verbinding zoeken en de ander uitnemender achten lijken mij christelijke oefeningen waarbij de kerk opstaat – of valt.
Coen Constandse
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 9. 14 september 2019