Een pad voor Koopmans
‘Dit is van onze dominee, zo praat alleen onze dominee’. Dat was – aldus Hebe Kohlbrugge in haar memoires[1] – de reactie in ’s Heer Hendrikskinderen bij het lezen van Bijna te laat!, dat illegale en natuurlijk anonieme pamflet waarin Dr J. Koopmans in de verwarring van november 1940 een heldere koers wees: de Ariërverklaring die de bezetter van ambtenaren vroeg, mocht niet getekend worden. Hij was toen al twee jaar weg uit Zeeland, maar kennelijk was in de zeven jaar dat hij in ’s Heer Hendrikskinderen gewerkt had zo’n band ontstaan, dat de gemeente zijn stem nog herkende zelfs als deze geanonimiseerd klonk.
Het is daarom alleen maar passend dat ’s Heer Hendrikskinderen straks ook de eerste plaats zal zijn waar de naam van Koopmans op een straatnaambordje komt. Op 4 mei a.s. wordt vlak bij de kerk het Dr. Jan Koopmanspad onthuld. Het onderstreept 80 jaar na zijn vertrek nog eens de band met deze voorganger.
Het is maar een klein dorp, in een uithoek van ons land. Een lange, ietwat plechtige naam, die door Koopmans onder aan briefkaarten vaak werd afgekort tot ’s-HHK. Gelegen op Zuid-Beveland, tegen Goes aan – met een prachtige kerk. Maar ver van zo ongeveer alles, zeker in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Koopmans heeft er gewerkt van december 1931 tot oktober 1938, toen hij secretaris werd bij de NCSV. Hij kwam vanuit Elkerzee, zijn eerste gemeente, en hier was het dat hij ruimte vond om verder te studeren. Doctoraalexamen deed hij in 1934, de promotie volgde in 1938. Wie de dissertatie leest over het oud-kerkelijk dogma in de Reformatie, merkt dat hij zijn tijd gebruikt heeft om grondig studie te maken van de theologie van de Reformatoren. Hier schreef hij de 72 preekschetsen die gebundeld zouden worden in zijn Kleine postille , waarmee hij talloze collega’s een praktische handreiking deed bij de preekvoorbereiding. En hier raakte hij betrokken bij Kerkopbouw, één van de verenigingen die zich inspande voor een nieuwe kerkorde voor de Hervormde kerk ter vervanging van het Algemeen reglement. Hij correspondeerde met Miskotte en Noordmans, schreef recensies voor De Nederlander (o.a. van K.D. I/2). Het moeten rijke jaren geweest zijn. In 1944 mijmerde hij in een brief aan een Zeeuwse vriend: ‘Waarom ben ik er toch vandaan gegaan?’[2] Soms denk ik: dat Koopmans tijdens de bezetting kon uitgroeien tot de ‘de meest beginselvaste tegenstander van het heidensch streven der bezettende macht’ (Miskotte) heeft alles te maken met deze zeven vette jaren in ’s Heer Hendrikskinderen. Hier heeft hij zijn schuren gevuld met theologische voorraden waaruit hij kon putten toen de magerder jaren kwamen van oorlog en bezetting, waarin geen tijd meer was voor rustige en bezonnen studie, maar er in plaats daarvan gehandeld moest worden.
Zeven vette jaren in ’s-HHK. Na zijn vertrek heeft hij nog zeven jaar gekregen tot aan zijn overlijden – niet eens helemaal. Jaren waarin hij in beslag genomen werd door het werk voor studenten. En na het begin van de bezetting door zijn werk in het verzet. Verzet zoals hij dat verstond: toerusting om mensen de ogen te openen voor het anti-goddelijke van het nazisme. Naast zijn werk als predikant, was er het scribaat van de kerkenraad van Amsterdam, het werk voor de Christen-Joden en nog zoveel meer.
Dat straks uitgerekend in ’s Heer Hendrikskinderen een pad naar Koopmans genoemd wordt, geeft te denken. Het ontroert: zijn werk als predikant is na zo lange tijd niet vergeten. Het stemt nuchter. In zo’n klein dorp waar iedereen van denkt: ‘Wat moet je er nou?’, kan iemand achter zijn bureau rustig bezig zijn om ineens – als het moment daar is – de stem te verheffen en te zeggen waar het op aankomt. Wie zal het zeggen? Koopmans wist het natuurlijk ook niet toen hij in zijn Zeeuwse studeerkamer over Luther, Calvijn, Noordmans en Barth gebogen zat.
Het straatnaambordje maakt straks in elk geval duidelijk: Koopmans was onze dominee. En dat de rest van Nederland hem ook kent, komt voor een belangrijk deel door wat hij hier heeft kunnen doen!
De kleine plechtigheid waarbij de naambordjes onthuld worden, is op 4 mei aanstaande en begint om 18.45 uur voor de kerk van ’s Heer Hendrikskinderen, Plein 1.
Niels den Hertog
Ds C.C. den Hertog is predikant van de Chr. Ger. Kerk en Geref. Kerk vrijgemaakt in Nijmegen. Hij werkt aan een proefschrift over Koopmans
[1] Hebe Kohlbrugge, Twee maal twee is vijf. Getuige in Oost en West, Kampen 2002, 33.
[2] G.W. Marchal, Jan Koopmans. Dienaar tot de oogst, ’s-Gravenhage 1985, 370.