Een hommage aan de universitair docent

Over John Williams’ roman Stoner

logoIdW

 

Iedere theoloog zal er een voorstelling bij hebben. Die universitaire docent die het nooit helemaal gemaakt heeft. Hij werd voornamelijk ingezet voor onderwijstaken, waar menig hoogleraar voor bedankte. Onder studenten werd meewarig gezegd dat hij wel tot het meubilair leek te behoren. Later kijk je daar anders op terug. Het waren vaak wel dergelijke docenten waar je het meeste van leerde, die tijd voor je hadden en vaak verrassend veel meer expertise hadden dan hun reputatie deed vermoeden.

John Williams brengt in de roman Stoner, een dergelijk type docent tot leven. De roman uit 1965 beleefde in Nederland een opmerkelijke comeback en was het meest gelezen boek van 2013. Ondanks de bekendheid van het boek breng ik het graag onder de aandacht, omdat het zo actueel is in het licht van de ontwikkelingen in theologisch Nederland. Ik lees het als een pleidooi voor de waarde van de geesteswetenschappen.

Stoner belandt als boerenzoon om weinig meer dan praktische redenen op de universiteit. Wanneer hij uit nieuwsgierigheid colleges Engels gaat volgen, wordt hij gegrepen door een zonderlinge docent. De manier waarop deze docent met zijn vak bezig is doet hem vermoeden dat er een betekenis schuilt in de letterenstudie, die voorbij studiepunten en praktisch nut rijkt. Met medestudenten spreekt Stoner over deze betekenis. Met studentikoze ironie beschrijft een vriend Stoner als een mislukkeling die tegelijk uitverkoren is. De universiteit is een binnenwereld, waar de dingen een ander gewicht hebben. “In de buitenwereld zou je altijd op het randje van succes verkeren, en zou je vernietigd worden door je onvermogen. Dus ben je uitverkoren, gekozen. De voorzienigheid …heeft jou tussen de kaken van de buitenwereld uit gevist en je veilig hier geplaatst, onder je broeders.”

Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt krijgt deze betekenis meer gewicht. De universiteit staat voor wat bewaard moet worden, voor een zekere traagheid in een wereld die door ‘irrationele en duistere krachten richting een onbekend doel wordt voortgestuwd’.

Ook het leven van Stoner lijkt in die spanning te staan van weerstand bieden tegen destructieve krachten. Een ongelukkig huwelijk, tegenwerking in zijn werk en de diagnose van kanker maken dat Stoner steeds moet vechten voor wat van waarde is, ook al leidt dit zelden tot publieke erkenning. Het hoogtepunt van deze strijd speelt zich af wanneer hij na zijn promotie universitair docent wordt. Hij wordt geacht mee te werken aan de promotie van een promovendus die door Stoner als een querulant wordt ontmaskerd. Zijn principiële weigering hieraan mee te werken leidt tot een machtsstrijd die in zijn nadeel uitpakt. Jarenlang wordt hij door het hoofd van de vakgroep genegeerd en buiten spel gezet. Zo wordt hij een zonderling en een academicus die nooit verder komt dan de collegezaal en de studeerkamer.

Mislukkeling en uitverkorene

Williams bezag de ontwikkelingen aan de universiteit in de jaren zestig met zorg. Dat maakt het boek herkenbaar voor degenen die de ontwikkelingen in de theologie ter harte gaan. De theologie verdwijnt naar de marges van de academie. Wat bezielt je dan als predikant en als theoloog nog? Het boek van Williams maakt het grotere belang zichtbaar dat schuilgaat achter een evidente mislukking. Nergens is Stoner een postmoderne antiheld. Steeds dwingen tegenkrachten hem op zoek te gaan naar zijn primaire drijfveren en zich de vraag te stellen wat ondanks dat alles, de geesteswetenschap toch de moeite waard maakt. Zo is ook de theoloog vandaag tegelijk mislukkeling en uitverkorene.

Het boek bracht bij mij ook een zekere dankbaarheid teweeg voor de tijd dat ik in Utrecht theologie kon studeren op een manier die nu niet meer mogelijk is. Dankbaarheid ook voor docenten die je iets van de waarde van de theologie hebben laten zien. Toen ik jaren geleden als student op Hydepark verbleef, leidde ds. A. Zoutendijk ons in in de meditaties van Noordmans. Mijn associatie met het genre meditatie was destijds beperkt tot een stichtelijk stukje in de kerkbode. Maar toen de zeggingskracht, de stijl en de dichtheid van Noordmans’ meditaties tot me doordrongen, was dat voor mij ook een belofte. Dat kan predikant zijn dus ook betekenen; dat achter ogenschijnlijk eenvoudige werkzaamheden, intellectuele arbeid en theologische diepgang schuil kunnen gaan. De tekst die we die ochtend bespraken was Retardatie. Een meditatie die Noordmans schreef nadat hij voor de tweede keer was gepasseerd voor een professoraat. De gedachten die dat bij hem losmaakte, vatten het boek van Williams treffend samen. Noordmans schrijft: “De Geest is een beginsel van regressie, van retardatie, vertraging. Augustinus vergelijkt haar met het terugtrekken van de pees van een boog. Eerst terug en dan vooruit en in gelijke mate. Het mensenleven komt het verst, omdat het ’t meest vertraagd wordt.”

Henk-Jan Prosman

Dr. H.J. Prosman is hervormd predikant te Nieuwkoop