Dit broze bestaan

logoIdW

 

‘Het is niet anders.’ Als ik deze verzuchting ergens hoor, zou de theoloog in mij daar liefst iets aan toevoegen. Als mens leer ik het soms stilzwijgend te beamen. Willem Maarten Dekker wil in zijn boek Dit broze bestaan. Over het geloof in God de Schepper[1] laten zien hoe de God van de Bijbel de schepper is van precies dát kwetsbare menszijn dat wij hier en nu meemaken. Toch blijft bij het lezen van de stuk voor stuk prikkelende hoofdstukken de vraag hangen of God als Schepper, tot op de dag van vandaag en morgen, nu juist niet alles ánders aan het maken is dan het nu eenmaal is. En moet dat ons in ons aardse bestaan niet hoopvoller en idealistischer maken dan de schrijver voor mogelijk houdt?

De goede & kwetsbare schepping

Dit boek is bedoeld als een eigentijdse, fragmentarische scheppingsleer. Vanuit verschillende bijbelse en systematische, culturele en maatschappelijke invalshoeken laat Dekker ‘dit broze bestaan’ (Ad den Besten, Liedboek 920), met zijn lichte én donkere kanten, oplichten als Gods voortdurende, scheppende werkzaamheid. Hij verkent grondig het terrein van de schepping, dat veel theologen vanaf de 20e eeuw braak hebben laten liggen, en vraagt als (post)modern mens letterlijk door tot op de ‘bodem’. Zijn vaak tegendraadse bijbels-theologische argumentatie roept om verdere theologische doordenking en praktische toepassing, bijvoorbeeld in de Nederlandse samenleving van vandaag. Voor dat laatste geeft Dekker in zijn slothoofdstuk een aantal voorzetten. Vanuit zijn scheppingstheologische waardering van het ‘bestaande’ vraagt hij begrip voor de ‘verlieservaringen’ van volksgenoten, als gevolg van verstedelijking, multiculturaliteit en globalisering.

In de proloog maakt Dekker duidelijk dat hij weten, geloven en denken wil onderscheiden als verschillende ‘talen’ voor dezelfde werkelijkheid. De natuurwetenschap werkt met vaststelbare feiten, in de Bijbel wordt de werkelijkheid vanuit het geloof ervaren en voorgesteld, en de theologie zoekt in haar eigen tijd zo redelijk mogelijk naar de betekenis van het geloof in God. Daarbij gaat Dekker er enerzijds vanuit dat de Bijbel onze intuïties kan tegenspreken en anderzijds dat er vanuit de huidige (wetenschappelijke) context licht op de bijbeltekst kan vallen. In het een na laatste hoofdstuk past hij dit toe op de relatie tussen schepping en evolutie. Zijn stelling is dat God schept door middel van evolutie. In de hoofdstukken over Genesis 1 en 2 blijken deze bijbelse scheppingsverhalen níet te vertellen over een ‘algoed begin’ en ook niet over ‘iets maken uit niets’, maar over Gods scheppen als ‘de chaos aan de kant drukken, zodat er ruimte ontstaat voor leven en toekomst’ (31).

In zijn goede schepping heeft God volgens Dekker ook de mogelijkheid van het kwaad gewild. Het is aan de mens wat hij daarmee doet en het gaat meteen al mis (Gen. 3), maar God zelf speelt ook met het kwaad (Psalm 104), om het mee te laten werken ten goede. Ondertussen leest Dekker uit deze en andere bijbelse scheppingsteksten een menszijn af dat in alles afhankelijk is en blijft van God. De totale kwetsbaarheid van de mens hoort bij de goede schepping. Daarom mislukken al onze moderne pogingen om de kwetsbaarheid de wereld uit te werken. Onze broosheid willen ontvluchten is ook God ontvluchten, die ons broze bestaan heeft gewild en in Jezus Christus heeft gedeeld.

Liefde voor het bestaande & gesprek over het komende

Op deze hoofdlijnen is het afwisselende denk- en spreek-, college- en preekbetoog goed te volgen en spoort het je als lezer aan om een al te rooskleurig of juist gedesillusioneerd scheppingsgeloof en -mensbeeld te heroverwegen. Met zijn boek maakt Dekker theologische gesprekken los die nodig gevoerd moet worden. Maar waar hij in zijn boek zelf zijn gesprekspartners opzoekt, dreigt het gesprek verstoord te worden door een afwijzende en soms gefrustreerde toon. Zo heeft hij vanuit zijn theologische waardering van ‘bodem en bloed’ geen goed woord over voor de ‘hoogmoed’ van de ‘idealist’ die in een multiculturele samenleving en vooruitgang gelooft, en hekelt hij de manier waarop de kerkelijke ‘elite’ omgaat met vluchtelingen en moslims. Maar moet een bijbels gefundeerde ‘liefde voor het bestaande’ niet altijd een actuele verbinding zoeken met de liefde voor de naaste en een al even bijbelse liefde voor het komende? God schept immers ook nieuwe mogelijkheden. En is de Nieuwtestamentische gemeente niet Jezus’ nieuwe begin met een multiculturele gemeenschap? Zou God daar ook op onze Nederlandse bodem misschien mogelijkheden voor aan het scheppen zijn? In Dekkers visie op ‘schepping in de geschiedenis’ zouden we dat goed kunnen plaatsen: ‘God schept in de geschiedenis. Hij werkt aan vrijheid en gerechtigheid. Hij schept nieuwe verhoudingen. De God van de Bijbel is niet de eeuwige conservatief, die alles conserveert, maar Hij is eerder de ultieme progressief, de God van de geschiedenis, van de vernieuwing, van de toekomst (166).’

Gerben van Manen
G. van Manen is predikant in Capelle aan den IJssel

[1] Willem Maarten Dekker, Dit broze bestaan. Over het geloof in God de Schepper, Utrecht: Boekencentrum 2017.