De ziener, de leider en de dissident

logoIdW

Naar aanleiding van Making See, proefschrift over profetische prediking

Waar is God, bij alles wat er gebeurt? Wat is er in ’s hemels naam gaande? Een profeet heeft de gave dat te doorzien en te communiceren. Hij kan van Godswege de betekenis onthullen van wat er gebeurt om ons en met ons: wat het ons zegt, wat het van ons vraagt. Vaak zien we de profeet als de scherpe, kritische stem in politiek en maatschappij. Kees van Ekris waarschuwt daartegen in zijn dissertatie over profetische prediking. Want dan vul je het profetische al helemaal in. Je mist dan misschien wel profetische stemmen: degene die niet zo politiek zijn, of niet zo scherp en kritisch. Je mist dan mogelijk spreken namens God, misschien wel precies datgene wat jou aangaat. Het is typerend voor zijn open blik, voor de zorgvuldigheid en sensitiviteit van zijn onderzoek, en de breedte ervan (veel verschillende theologen, en literatuur, filosofie en kunst). Het is een indrukwekkend proefschrift, waarmee Van Ekris (predikant in Zeist, studieleider van Areopagus van de IZB) cum laude verdiende: heldere opzet, een krachtige visie die diepgaand, precies en genuanceerd is uitgewerkt. En onmiskenbaar geschreven met bevlogenheid, bewondering voor begaafde predikers en liefde voor de preek.

Vraagstelling

De vraagstelling luidt basaal: wat gebeurt er in profetische prediking? De vraag is dan natuurlijk: wat is profetische prediking? Van Ekris begint met Bonhoeffer, Martin Luther King en Tutu. Dat zijn onomstreden, algemeen erkende profetische stemmen, die bovendien al breed bestudeerd zijn. Daar kan het onderzoek bij aansluiten. Analyse van de preken brengt hem tot een eerste profiel van profetische prediking. Hij verfijnt dat met behulp van een tweede selectie preken, van de theologen Gerhard von Rad, Werner Krusche (kerkleider van de Protestantse kerk in de DDR) en Rowan Williams (voormalig leider van de Anglicaanse kerk). De uitgebreid samengevatte preken zijn zonder uitzondering boeiend.

Antwoord

Van Ekris komt uiteindelijk tot vijf kenmerken van profetische prediking. Hij vat deze samen in het overkoepelende concept ‘Making See (te zien geven)’. Allereerst maakt de profetische preek iets zichtbaar dat destructief is voor mens en samenleving (of specifiek de kerk). Dat wordt onthuld of ontmaskerd, en vervolgens – dat is het tweede aspect – onderbroken. De profetische preek interrumpeert, intervenieert: zij laat dat niet op zijn beloop, maar gaat er tegenin. Vanuit het Woord van God biedt de preek weerwoord. Dat is het derde kenmerk. De preek duidt wat er gaande is vanuit het evangelie. Zij opent een geestelijk perspectief op de werkelijkheid en toont hoe het anders kan. De hoorders ontvangen inzicht en uitzicht. Daarmee bewerkt de preek ten vierde al een soort catharsis, een overwinning. Vanuit Gods Woord – zijn macht en zijn belofte – verschijnt het destructieve als ten diepste reeds ontkracht. De preek verwoordt een visioen, en legt dat tot slot ook na aan het hart: de gemeente wordt ingewijd hoe met dit visioen te leven, hoe er gestalte aan te geven.

Relevantie

Hiermee heeft Van Ekris een duidelijke visie ontvouwd op profetische prediking. De kracht daarvan – ook in de bezinning op prediking op zich en het profetische aspect daarvan – is evident. Zoeken naar het destructieve – populair gezegd: waar gaan wij, waar gaan mensen in deze tijd kapot aan – en proberen vanuit het evangelie te interveniëren: het is een verhelderende en inspirerende visie op wat prediking kan zijn. Dat geeft Van Ekris ons te zien, van dichtbij. Hij haalt daarbij vooral ook het constructieve van de profetische prediking naar voren. Wij associëren profetische prediking toch vaak met het kritische – ten onrechte, zegt Van Ekris vanuit zijn onderzoek met nadruk. Profetische prediking is juist ook bemoedigend en opbouwend.

Vragen

Al zegt hij aanvankelijk dat het profetische ‘elusive’ is, moeilijk grijpbaar, Van Ekris heeft er duidelijk grip op gekregen. Toch overtuigt zijn begrip me niet helemaal, al krijg ik op mijn beurt op die twijfels moeilijk vat. Laat ik beginnen met een vrij simpele observatie. Het boek gaat over profetische prediking, met de focus op het profetische uiteraard. Maar de vraag rijst of het toch niet minstens zoveel over prediking op zich gaat. De laatste drie van de genoemde kenmerken – maar misschien wel alle vijf – gaan in zekere zin voor iedere preek op. Het kan zijn dat alle preken een profetisch element hebben, maar dan is dat specifiek profetische toch ontsnapt aan analyse en beschrijving. Juist het door Van Ekris naar voren gehaalde constructieve: hoort dat niet eerder bij prediking als zodanig? Dan is dat dus niet onderscheidend voor het profetische. Ik houd het gevoel dat het profetische het sterkst bij de eerste twee kenmerken ligt.

Bovendien mis ik bij de kenmerken iets wat mij wel wezenlijk voor profetie lijkt: begrippen als schuld, zonde, verantwoordelijkheid, oproep tot bekering, call to action. De aanklacht. De preken van Bonhoeffer hebben dat van de eerste drie het meeste. Van Ekris heeft dat wel geconstateerd in zijn analyse. Maar het komt niet herkenbaar terug in de vijf kenmerken. Terwijl het mij een wezenlijke zaak lijkt: welke relatie heeft het gehoor, heeft de gemeente tot het destructieve? Is men slachtoffer of medeplichtig? Dat lijkt me bij Bonhoeffer duidelijk anders dan bij Tutu en King. Wat is de eigen positie: heeft men macht of is men eerder machteloos? Profetische prediking legt dat toch juist open: de eigen plaats in de werkelijkheid en hoe de God van Israël daar – troostend, bemoedigend of tierend, aanklagend – in betrokken is. Bij Van Ekris overweegt het bemoedigende en opbouwende. De profeet krijgt bij hem meer priesterlijke trekken met de nadruk op catharsis en mystagogie. Hij is ook eerder een ziener, degene die de raad Gods schouwt, dan een zeloot of boeteprediker.

Focus op leiderschap

Dat hangt samen met de opbouw van het onderzoek en de selectie van de tweede groep predikers. Die tweede stap in het onderzoek – met Von Rad, Krusche en Williams – lijkt me in hoge mate bepalend voor zijn conclusie en visie. Voor deze selectie golden dezelfde criteria: communis opinio over hun profetisch gehalte, en liefst al eerder bestudeerd en zodoende ook goed bestudeerbaar. Ook bij de promotie werd deze selectie bekritiseerd. In elk geval valt op: het zijn allemaal mannen, van de gevestigde orde, met verantwoordelijke posities in kerk en theologie: gezagdragers (kerkleiders, hoogleraar). Uiteraard zijn ze alle drie het bestuderen waard. Maar ze zetten het profetische ook in een wel heel bepaald, afgebakend kader. Daarmee verschuift er iets in het boek, waardoor het profetische weliswaar dichterbij komt, maar ook iets van zijn eigen karakter verliest.

Ondanks Van Ekris’ open inzet en tegen zijn aanvankelijke, expliciete intentie in lijkt het profetische hier toch ‘intramuraal’ te worden, kerkelijk. Niets ten nadele van de zeggingskracht en scherpte van Krusche, Von Rad en Williams, en met respect voor hun complexe, conflictueuze contexten, maar er klinken geen stemmen ‘van buiten’, vanuit de marge – dissident, machteloos, uitgesloten, en van daaruit scherp. De aanvankelijke openheid van het onderzoek slaat hier om in voorzichtigheid. Het richt zich op algemeen aanvaarde, onomstreden profetie – maar bestaat die eigenlijk wel? Het was spannender geweest als in deze verdiepende, theorievormende stap meer diverse preken waren bestudeerd. Preken met de intentie destructiviteit te tonen en te onderbreken.

Verlies aan spanning en theoretische kracht

Van Ekris kiest weloverwogen voor de genoemde predikers: hij is geïnteresseerd in hun contexten (o.a. de onvrije DDR-samenleving, en juist de pluralistische bij Williams). Hij kiest er verder voor om de theologisch-duidende en constructieve kenmerken verder te exploreren. Dat is zijn goed recht. Hij erkent ook dat hij focust op leiderschap – maar hij erkent niet het (mogelijke) effect daarvan voor zijn theorievorming. Bovendien gaat hij zonder dat te verantwoorden voorbij aan spanningsvolle, conflictueuze situaties in de twintigste eeuw waarin de profetische stem gezocht of geclaimd werd (bijvoorbeeld: dekolonisatie, kernbewapening, medisch-ethische kwesties, staat Israël, extreem-linkse terreur in de BRD, feminisme, mondiale gerechtigheid, ecologische crisis). Het onderzoek verliest daardoor aan spanning. Maar belangrijker is dat het zijn uiteindelijke concept sterk bepaalt ten gunste van de laatste drie kenmerken.

Van Ekris doet dit welbewust. Want hier komt zijn Anliegen naar voren: hij komt op voor het profetische van de prediking en de kerkelijke praktijk – ook de gewone, alledaagse. Daar eindigt zijn boek ook. Zoals gezegd: zo brengt hij het profetische dichtbij. Het krijgt iets collegiaals: vooral met Von Rad en Williams naderen we onze eigen context, en hoe daarin te preken? Hier staat hij voor, al gebeurt het in het boek toch wat omfloerst. Alsof zo’n engagement, zo’n stellingname in een academisch proefschrift niet past. Hier had de onderzoeker ook met open vizier kunnen strijden. Zo had het boek naar mijn gevoel juist als theologisch proefschrift nog aan kracht kunnen winnen, omdat het explicietere kerkelijke gelovige commitment directer en indringender van God had gesproken. God spreekt – kwaad onthullend, interveniërend, duidend, reddend en richtinggevend. Door de giganten als Bonhoeffer. Gods spreken hebben wij predikanten (want het is het boek van een predikant, meer dan van een hoorder) te horen en door te geven, maar nog belangrijker is: Hij wil spreken door ons. In de kerk. En Hij doet dat ook.

Coen Constandse

N.a.v. Kees van Ekris, Making See. A Grounded Theory on the prophetic dimension of preaching, LIT Verlag: Zürich 2018, ISBN 978 3 643 90990 9

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 10. 6 oktober 2018)